[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 zoekmachine] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van de leden Langkamp en Van Velzen over de verwachte toename van jongeren in de opvang

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2008D12406, datum: 2008-10-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document, link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2008Z03661:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA  DEN HAAG





Ons kenmerk	Inlichtingen bij	Doorkiesnummer	Den Haag

DJJ-551366/08



                                  28 okt. 08

Onderwerp	Bijlage(n)	Uw brief

Kamervragen

	1	2 oktober 2008







Hierbij zend ik u, mede namens de staatssecretaris van Justitie, de
antwoorden op de vragen van het Kamerlid Langkamp en Van Velzen (beiden
SP) over de verwachte toename van jongeren in de opvang (2080901740).

De Minister voor Jeugd en Gezin,

mr. A. Rouvoet

Antwoorden op kamervragen van   REF bmkHetLidDeLeden   het Kamerlid   
REF bmkKamerleden  Langkamp en Van Velzen  over   REF bmkOnderwerp  de
verwachte toename van jongeren in de opvang .

(  REF bmkNummer  2080901740 )

1 

Klopt het dat de komende jaren het aantal kinderen tot 17 jaar dat onder
toezicht wordt gesteld fors zal stijgen, 50% meer kinderen uit huis
wordt geplaatst, en 20% meer jongeren naar verwachting strafrechtelijk
zal worden geplaatst in een jeugdinrichting? Kunt u de Kamer de raming
van deze cijfers toesturen?

1

De cijfers zijn ontleend aan het rapport “Capaciteitsbehoefte
justitiele ketens 2013” van het WODC. Jaarlijks stelt het WODC een
raming op van de verwachte meerjarige  capaciteits-behoefte in de
strafrechtelijke, de civielrechtelijke en de bestuursrechtelijke keten
(Prognose-model Justitiele Ketens). Het model maakt als bijlage deel uit
van de Justitiebegroting. Voor een toelichting op het model verwijs ik
naar de Justitiebegroting voor het jaar 2009 (Tweede Kamer, vergaderjaar
2008-2009, 31 700 hoofdstuk VI, nr.2 blz. 188). Het WODC rapport dat aan
het model ten grondslag ligt, bevat tevens een prognose voor de
ontwikkeling in de jeugdbescherming. Het rapport raamt een groei van 51%
van het aantal uitgesproken ondertoezichtstellingen voor de jongste
leeftijdscategorie van 0-11. Daarnaast wordt aangegeven dat er in de
leeftijdscategorie 12-17 jarigen een toename van 29 % in het aantal
ondertoezichtstellingen wordt verwacht. De WODC-ramingen gaan tevens uit
van een groei van ongeveer 20 % in de capaciteitsbehoefte van zowel
strafrechtelijke opvanginrichtingen als strafrechtelijke
behandelinrichtingen in de periode 2007-2013. 

De rapportage bevat zogenaamde beleidsneutrale ramingen. De ramingen
zijn gebaseerd op de feitelijke ontwikkeling tot en met 2006 en op de
effecten van demografische en maatschappelijke ontwikkelingen voor de
capaciteitsbehoefte. Effecten van voorgenomen beleids- en
wetswijzigingen zijn niet in de cijfers verdisconteerd, evenmin als de
effecten van recent ingezet beleid.

  

2 

Wat is uw analyse van deze verwachte toename? Welke oorzaken liggen
hieraan ten grondslag? Klopt het dat er de komende jaren naar
verwachting meer kinderen uit huis worden geplaatst als direct gevolg
van geruchtmakende zaken, zoals Savannah en het Maasmeisje? 

2

Het WODC verklaart de verwachte stijging van het aantal
ondertoezichtstellingen in de periode 2007 t/m 2013 op grond van twee
factoren die een statistisch significante invloed hebben op het aantal
ondertoezichtstellingen. Het betreft hier de verwachte toename van de
tweede generatie niet westerse allochtone mannen met 44% en een afname
van de kerkelijkheid met 12%. Beide ontwikkelingen leiden op basis van
historische cijfers naar verwachting tot een toename van het aantal
ondertoezichtstellingen. Het WODC legt geen directe relatie met de
genoemde geruchtmakende zaken. Een verklaring voor een eventuele groei
kan echter mogelijk ook gevonden worden in een grotere alertheid van
professionals en mensen uit de directe omgeving van kinderen voor
situaties die bedreigend zijn voor de ontwikkeling van kinderen. De
toename van het reëele aantal kinderbeschermingsmaatregelen én van het
aantal gevraagde machtigingen voor uithuisplaatsing heeft de afgelopen
jaren overigens ongeveer gelijke tred gehouden met de groei in de
vrijwillige jeugdzorg.

In situaties waarin hulpverlening wordt ingezet wordt dus niet
onevenredig veel vaker een kind onder toezicht gesteld of uit huis
geplaatst. 

3 

Maakt u zich zorgen om deze ontwikkeling? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Zo neen, waarom niet?  

3

Zoals ik u ook heb laten weten in antwoord op Kamervragen van de heer
Dibi op dit terrein (brief van 30 juni 2008 met kenmerk JZ-K-U-2856821)
ben ik van mening dat opgroeien in een gezin ten principale de voorkeur
verdient. Daar waar mogelijk betekent dit opgroeien thuis bij de eigen
ouders. In die zin maak ik mij wel zorgen over de groei. Maar als er
geen perspectief is op een duurzame veilige en stabiele
opvoedingssituatie bij de eigen ouders, zal de opvoeding plaats moeten
vinden in een ander (pleeg)gezin. Als plaatsing in een (pleeg)gezin niet
mogelijk is, dan wordt een kind tijdelijk in een residentiële
instelling geplaatst. In alle gevallen krijgen ouders hulp om zich voor
te bereiden op het (weer) zelf opvoeden van hun kind (of kinderen) als
een eventuele uithuisplaatsing eindigt.

Voor zover een toename van het aantal ondertoezichtstellingen het gevolg
is van grotere alertheid bij de hulpverleners, waardoor jeugdigen die
zorg nodig hebben beter in beeld zijn, beoordeel ik dat op zichzelf als
gunstig.

4 

Hoe verhoudt zich de verwachte forse toename van het aantal
uithuisplaatsingen met uw beleid dat zoveel mogelijk voorkomen moet
worden dat kinderen uit huis worden geplaatst?

4

Een eventuele toename (het betreft hier een prognose en geen
daadwerkelijke toename) van het aantal uithuisplaatsingen hoeft niet
strijdig te zijn met het beleid. Het uitgangspunt is dat kinderen zoveel
mogelijk binnen het eigen gezin moeten opgroeien. Dit uitgangspunt kent
echter de belangrijke nuance dat indien er binnen het eigen gezin geen
perspectief is op een duurzame veilige en stabiele opvoedingssituatie,
de opvoeding plaats moet vinden in een alternatief (pleeg)gezin. 

5 

Heeft de staatssecretaris van Justitie specifiek beleid dat erop gericht
is dat jongeren niet terecht komen in een Justitiële Jeugdinrichting,
maar vaker alternatieven zullen worden aangewend, zoals bijvoorbeeld
intensieve gezinstherapie?

5

Uitgangspunt van het Justitiebeleid is al geruime tijd dat justitiële
jeugdinrichtingen nodig zijn, maar dat wordt getracht te voorkomen dat
jongeren in een justitiële jeugdinrichting moeten verblijven. De recent
in werking getreden Wet gedragsbeïnvloeding jeugdigen maakt het
gemakkelijker om jeugdigen in aanmerking te laten komen voor intensieve
vormen van (her)opvoeding.

6 

Heeft de minister, gezien de forse toename van ondertoezichtstellingen,
er rekening mee gehouden dat meer gezinsvoogden nodig zijn?

6

De financieringswijze voor de gezinsvoogdijzaken houdt rekening met een
mogelijke verwachte en onverwachte groei van dit soort zaken. De
provincies ontvangen ieder jaar voor de gezinsvoogdij een budget dat is
gebaseerd op het overeengekomen bedrag per uitgevoerde
ondertoezichtstelling maal het aantal ondertoezichtstellingen in het
voorafgaande jaar (p x q en t-1). Indien het bedrag niet volstaat, omdat
de instroom in het desbetreffende jaar veel hoger uitpakt, treedt
een clausule in werking op basis waarvan provincies lopende het jaar
extra financiering kunnen aanvragen. Voor zover dat tot nu toe gebeurd
is, zijn die aanvragen ook steeds gehonoreerd. De bureaus jeugdzorg
dienen bij de werving rekening te houden met een eventuele groei.

7 

Hoe groot is momenteel het tekort aan plaatsen in de gesloten jeugdzorg?
Hoe gaat u de verwachte toename opvangen? Bent u nog steeds van mening
dat met ingang van 2010 er voldoende capaciteit is in de gesloten
jeugdzorg? Is deze raming voor u aanleiding uw plannen bij te stellen,
dan wel te bespoedigen?

7

De gesloten jeugdzorg bevindt zich op dit moment nog in een
overgangsfase. Tot 1 januari 2010 kunnen jeugdigen met een machtiging
gesloten jeugdzorg ook nog in een justitiële jeugdinrichting worden
geplaatst. Strikt genomen kan op dit moment dan ook niet gesproken
worden van een tekort aan plaatsen in de gesloten jeugdzorg.

De opbouw van de benodigde capaciteit wordt met grote inzet ter hand
genomen. Bij brief van 3 juli 2008 (kenmerk JZ/GJ-2861150) heb ik u
geïnformeerd over de opbouw van de capaciteit van gesloten jeugdzorg.
In 2010 zal de geplande capaciteit van ruim 1300 plekken gerealiseerd
zijn. Daarnaast ben ik voornemens Glen Mills aan te wijzen als aanbieder
van gesloten jeugdzorg, waarmee nog eens 120 plekken beschikbaar zullen
komen. Ik zal de vraag naar gesloten jeugdzorg bovendien blijven
monitoren om te bezien hoe deze zich ontwikkelt. De ramingen van het
WODC laten een grotere groei zien dan aanvankelijk voorzien. Ik wil
echter niet op dit moment al de conclusie trekken dat dit moet leiden
tot meer plekken in de gesloten jeugdzorg. Andere initiatieven die door
de sector ontwikkeld worden, bijvoorbeeld met als doel het gesloten
verblijf zo kort mogelijk te houden met aansluitend intensieve
(ambulante) zorg, zal ik met kracht steunen. 

8 

Hoe lang moeten jongeren nu al gemiddeld wachten op een plek in een
gesloten 

jeugdzorgvoorziening? Kunt u garanderen dat deze wachttijd in ieder
geval niet zal stijgen? Hoe gaat u ervoor zorgen dat de wachtlijsten
voor de gesloten jeugdzorg in 2010 geheel opgelost zijn, rekening
houdend met deze nieuwe raming?

8

Op dit moment is er de wachtlijstregistratie voor de gesloten jeugdzorg
in ontwikkeling. De werkprocessen bij bureau jeugdzorg en het
informatiesysteem jeugdzorg dienen aangepast te worden, om de informatie
over de gesloten jeugdzorg door de medewerkers te kunnen laten
registreren.

9 

Hoe gaat u ervoor zorgen dat jongeren die, hetzij thuis hetzij in een
Justitiële Jeugdinrichting, wachten op een behandelplek in een gesloten
jeugdzorgvoorziening snel de voor hen noodzakelijke behandeling krijgen?

9

De jeugdigen die met een machtiging gesloten jeugdzorg in een
justitiële jeugdinrichting komen, kunnen zowel op een behandel- als op
een opvangplek terecht komen. Als zij op een behandelplek komen, dan kan
de behandeling in de JJI worden afgerond. Als de jeugdige op een
opvangplek komt, dan wordt hij onmiddellijk aangemeld voor een plek in
de gesloten jeugdzorg of bij een behandelplek in een justitiële
jeugdinrichting.

Meer in het algemeen is de opbouw van de capaciteit voor gesloten
jeugdzorg van belang om ervoor te zorgen dat jeugdigen zo snel mogelijk
de behandeling krijgen die zij nodig hebben. Daarop ben ik ingegaan bij
vraag 7.

10 

Houdt ook de staatssecretaris voldoende rekening met deze nieuwe
cijfers, met andere woorden verwacht zij geen capaciteitsproblemen voor
de justitiële jeugdinrichtingen? Zo ja, kan zij dit toelichten? Zo
neen, waarom niet?

10

Op basis van de beschikbare gegevens wordt vooralsnog geen tekort aan
capaciteit voor de strafrechtelijke doelgroep voorzien.

 

 Dagblad De Pers, 1 oktober 2008, “Meer jeugd in opvang”

Postbus 16166

2500 BD  DEN HAAG

Telefoon (070) 340 50 30

Fax (070) 340 78 34	Bezoekadres:

Parnassusplein 5

2511 VX  DEN HAAG	Correspondentie uitsluitend richten aan het postadres
met vermelding van de datum en het kenmerk van deze brief	Internetadres:

www.jeugdengezin.nl



 

  IF   DOCPROPERTY "propArchiefkopie"  Fout! Onbekende naam voor
documenteigenschap.  = "Archiefkopie"   AUTOTEXT sysArchiefkopie 
AANGETEKEND  ""