[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over het Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg

Jeugdzorg 2005-2008

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2008D13022, datum: 2008-10-31, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2008Z04384:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


29 815		Jeugdzorg 2005-2008

Nr. XXXXX

 

VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld ā€¦ā€¦ā€¦ā€¦. 2008

In de algemene commissie voor Jeugd en Gezin bestond er bij enkele
fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de
minister voor Jeugd en Gezin over de brief van 14 oktober 2008 inzake
het Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg (29 815, nr. 170).

De op 31 oktober 2008 toegezonden vragen zijn met de door de minister
bij brief van ā€¦ā€¦.. 2008 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de algemene commissie voor Jeugd en Gezin,

Heijnen

Adjunct-griffier van de algemene commissie voor Jeugd en Gezin,

Sjerp

Inhoudsopgave									               blz.	

I. 	Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

II. 	Reactie van de minister 

I. 	Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
het voorstel tot wijziging van de Wet op de Jeugdzorg, in verband met de
invoering van het Kaiser-model in de financiering van de jeugdzorg. De
nieuwe systematiek kan voor provincies een extra prikkel zijn om te
sturen op efficiƫnte en doelmatige jeugdzorg. Deze leden hebben een
aantal opmerkingen en vragen over bovengenoemd voorstel.

Al eerder hebben de leden van de CDA-fractie aangegeven dat een
eenduidige definitiehantering bij de provincies als voorwaarde geldt
voor het instemmen met het Kaiser-model. Alle provincies dienen bij
inwerkingtreding van de nieuwe systematiek hetzelfde startpunt aan te
nemen en eenduidige definities, normen en cijfers te hanteren. Daarbij
gaat het niet alleen om de definitie van het aantal cliƫnten met of
zonder indicatie op de wachtlijst, maar ook om de vraag of men dezelfde
normprijzen en dezelfde manier van indiceren hanteert. Genoemde leden
zijn van mening dat deze systematiek een eerlijke kans dient te krijgen
om in alle provincies bij te dragen aan een beter functionerende
jeugdzorg. Bij uiteenlopende registratie en prestaties is het echter
heel moeilijk om vast te stellen of het geld rechtmatig aan de
provincies wordt gegeven. Kan de minister inmiddels aangeven hoe het
staat met de afspraken met de provincies?

De financiering van de onderdelen jeugdbescherming en jeugdreclassering
(justitietaken) vallen buiten de nieuwe financieringssystematiek. Het is
de leden van de CDA-fractie niet duidelijk waarom deze uitzondering
wordt toegepast, uitgaand van samenhangend beleid en integratie van
financieringsstromen. Er zullen nu twee financieringssystematieken naast
elkaar gaan bestaan. Kan de minister aangeven waarom de justitietaken
zijn uitgezonderd? Is hier een reden voor in verband met scheiding taken
van jeugdzorg en jeugdbescherming? Worden er dan ook twee aparte
verantwoordingssystematieken gehanteerd?

Het niet meer opnemen van de omvang van de zorg in het indicatiebesluit
kan volgens de leden van de CDA-fractie bijdragen aan snellere, minder
bureaucratische jeugdzorg. De omvang en duur van de zorg zal onderdeel
gaan worden van het hulpverleningsplan, dat wordt opgesteld door de
zorgaanbieder in overleg met de cliƫnt. Bureau Jeugdzorg (BJZ) zal
daarbij moeten nagaan of de zorgaanbieder een reƫle omvang van zorg
voorstelt, en of daarmee de doelen uit het indicatiebesluit kunnen
worden bereikt. Wordt dit door BJZ gezien als een extra taak? Kan de
minister hierop een toelichting geven?

EĆ©n nadeel van het niet meer opnemen van een maximumtermijn lijkt te
bestaan voor de gesloten jeugdzorg. De termijn hiervoor is immers
gekoppeld aan de termijn die opgenomen is in het indicatiebesluit. Kan
de minister aangeven hoe dit probleem wordt opgelost?

De betrokkenheid van de cliƫnt bij het opstellen van het
hulpverleningsplan kan gezien worden als een grotere invloed van de
cliƫnt op het vaststellen van de zorg en kan een positieve bijdrage
leveren aan de waardering van de jeugdzorg door ouders en kinderen. De
leden van de CDA-fractie vragen echter naar de consequenties in
bijvoorbeeld verantwoordelijkheidsverdeling. In hoeverre is er nagedacht
over deze versterkte invloed van de cliƫnt en de positie van
bijvoorbeeld de cliƫntenraden? Heeft de minister hierover overleg
gevoerd met de cliƫntenraden? 

Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie 

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het
uitvoeringsbesluit bij de Wet op de Jeugdzorg van 14 oktober 2008. Deze
leden hebben nog een aantal vragen.

Is het waar dat er in een eerder stadium met het Interprovinciaal
Overleg (IPO) is afgesproken dat niet de minister maar de Commissie
Financiering Jeugdzorg (CFJ) het benodigde budget raamt en over dit
budget en over de verdeling hiervan een zwaarwegend advies uitbrengt? Zo
ja, wat is de motivatie achter deze recente wijziging? 

Op welke wijze wordt er recht gedaan aan de positie van onafhankelijke
adviseur van de CFJ over het macrobudget en de verdeling hiervan nu lid
6 van artikel 73d de ruimte biedt om ook geen advies te vragen? Graag
een toelichting waarin specifiek ingegaan wordt op de betekenis van het
woord kunnen. Onder welke omstandigheden zal er wel een advies gevraagd
worden aan de CFJ en onder welke omstandigheden wordt hiertoe niet
overgegaan?

Waarom heeft de minister ervoor gekozen om provincies indien ze voor
minder dan het beschikbare budget de provinciale jeugdzorg realiseren
niet altijd het gehele verschil ten goede laten komen aan de provincie
maar onder omstandigheden de egalisatiereserve af te romen? Kan de
minister uiteenzetten onder welke omstandigheden deze afroming zal
plaatsvinden? Kan tevens worden aangegeven aan de hand van welke
criteria u vaststelt of de egalisatiereserve zodanig is dat ā€œverwacht
mag worden dat de subsidies voor de jeugdzorg gefinancierd kunnen
wordenā€?

Ook met betrekking tot de regeling van de herverdeeleffecten hebben deze
lenden nog een vraag. Waarom neemt de CFJ in het uiteindelijke voorstel
de mogelijke herverdeeleffecten niet mee in haar adviezen over de
verdeling en over het overgangsregime? Graag een toelichting van de
minister op dit punt.

Kan de minister toelichten waarom, zoals het IPO in haar brief van 27
oktober ook stelt, u geen verplichting wilt tot het opnemen van de duur
en de omvang in het hulpverleningsplan? Is het waar dat u geen
verplichting hiertoe wilt opnemen omdat tegen een beslissing over een
dergelijke verplichting een beroep op de Algemene wet bestuursrecht
(Awb) open zou staan? Zo nee, wat is dan wel de reden dat u een
dergelijke verplichting niet wilt opnemen? Zo ja, wilt u het antwoord
toelichten en daarbij ingaan op de vraag waarom er tegen een beslissing
op het huidige hulpverleningsplan geen Awb beroep open staat en dit
verandert als de duur en de omvang van de zorg in het hulpverleningsplan
worden opgenomen?

Is de minister van mening dat levering van de zorg ook in individuele
gevallen voldoende gewaarborgd is nu de verplichting tot opnamen van de
duur en omvang van de zorg in het contract ontbreekt? Is de instemming
van de cliƫnt dan nog wel noodzakelijk?

Is de minister van mening dat levering van de zorg ook in individuele
gevallen voldoende gewaarborgd is als in een individueel geval langere
zorg nodig is die niet meer binnen de afgesproken budgettaire kaders
past?

Tenslotte is er nog een aantal onduidelijkheden waar deze leden graag
een toelichting op willen. Het is onduidelijk wat de minister bedoelt
met het budgettair neutraal invoeren van de nieuwe
financieringssystematiek nu de hoogte van het budget wordt bepaald op
basis van een onafhankelijk advies dat gebaseerd is op de raming van de
vraag. Is het waar dat het nieuwe vraagramingsmodel nog niet door het
Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) is ontwikkeld en dat het gebruikte
model geen prognose geeft van het, op basis van de groeiontwikkelingen
te verwachten gebruik? 

Vragen en opmerkingen van de SP-fractie 

De leden van de SP-fractie vinden het positief dat bij de nieuwe
financieringssystematiek bij de bepaling van de hoogte van het budget
rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van de vraag naar jeugdzorg
en de ontwikkeling van de prijzen. Zij merkt daarbij op dat alles valt
of staat met de uiteindelijke hoogte van het budget. Is de bewering van
het Interprovinciaal Overleg (IPO) waar dat het uitvoeringsbesluit op
belangrijke onderdelen afwijkt van de afspraken van het akkoord Kaiser?

Uit welke deskundigen bestaat de adviescommissie en waardoor wordt hun
onafhankelijkheid gegarandeerd? Is de veronderstelling van het IPO juist
dat deze commissie om advies kan worden gevraagd, maar dat dit niet
verplicht is? Het budget voor de provinciale jeugdzorg wordt telkens
voor de periode van een jaar vastgesteld. Als er zich gedurende dat jaar
onverwachte ontwikkelingen voordoen, bijvoorbeeld een sterkere stijging
van de vraag dan verwacht, dan zal het budget dat vastgesteld is
onvoldoende blijken. Het tekort komt dan voor rekening van de provincies
en de grootstedelijke regioā€™s. Welke gedachte zit hierachter en waarom
moeten zij opdraaien voor ontwikkelingen die niemand van tevoren heeft
kunnen voorzien? Zijn er omstandigheden denkbaar die voor de landelijke
overheid wel reden vormen om tussentijds financieel bij te springen en
zo ja, welke? Mocht het zo zijn dat de provincies jeugdzorgmiddelen
overhouden, dan geven genoemde leden er de voorkeur aan dat deze
middelen ten goede komen aan het domein van de jeugdzorg. Welke reden
ligt eraan ten grondslag dat in het kader van de evaluatie van de Wet op
de Jeugdzorg onderzocht wordt of het mogelijk is de jeugdzorgmiddelen
die de provincies mogelijk overhouden vrij inzetbaar te laten worden?
Wat is de reactie van de minister op het bezwaar van het IPO dat de
egalisatiereserve afgeroomd kan worden? Is het juist dat het
vraagramingsmodel nog door het SCP ontwikkeld moet worden?

Dat het als gevolg van de invoering van het nieuwe financieringsstelsel
mogelijk is dat een provincie een lagere uitkering ontvangt dan daarvoor
verontrust de leden van de SP-fractie zeer, medegezien de omvangrijke
wachtlijsten waar de jeugdzorg op dit moment mee kampt. Zij vragen de
minister daarom de garantie dat geen enkele provincie er wat betreft de
uitkering van het rijk in 2009 op achteruit gaat ten opzichte van 2008.
Wat wordt precies bedoeld met de opmerking dat het nieuwe
financieringsstelsel budgetneutraal wordt ingevoerd? Is de bewering van
het IPO juist dat de Commissie Financiering Jeugdzorg (CFJ) eerst dient
te adviseren over het overgangsregime, rekening houdend met de mogelijke
herverdeeleffecten, alvorens het overgangsregime wordt vastgesteld? Is
de minister bereid de in artikel IV voorgestelde overgangsregeling te
schrappen?

Provincies en grootstedelijke regioĀ“s worden straks extra financieel
geprikkeld om zorg in te kopen. Dit houdt in dat zij moeten gaan
onderhandelen met de zorgaanbieders. Hierdoor worden de zorgaanbieders
gedwongen met elkaar te concurreren op prijs. Dat verhoudt zich naar de
mening van de leden van de SP-fractie absoluut niet met het uitgangspunt
dat de beste zorg moet worden geleverd die nodig is. De kwaliteit van de
zorg komt hierdoor onder druk te staan. Niet de beste zorg voor het kind
maar de prijs wordt dan bepalend. Hiermee wordt marktwerking in de
jeugdzorg geĆÆntroduceerd. Om die reden keuren deze leden dit onderdeel
van de nieuwe financieringssystematiek af. Kan de minister uitsluiten
dat de categorie, duur en omvang van de zorg om financiƫle redenen
verkort kan worden? Is de minister bereid om de verplichting voor de
zorgaanbieder van de duur en omvang van de zorg in het
hulpverleningsplan in het Uitvoeringsbesluit op te nemen?

Waarop is het bedrag van circa 650.000 euro met betrekking tot de afname
van de administratieve lasten bij de zorgaanbieder gebaseerd? Waarom
heeft Actal besloten niet te adviseren over het voorstel?

Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie 

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
de brief van de minister voor Jeugd en Gezin inzake de gedeeltelijke
wijziging van de financieringssystematiek in de Jeugdzorg. Het
voorliggende voorstel regelt een tweetal wijzigingen, de financiering
zal op een andere wijze worden toegekend (op basis van de voorspelde
zorgvraag) en er worden specifieke uitkeringen samengevoegd tot Ć©Ć©n
doeluitkering. In beginsel staan deze leden positief ten aanzien van de
gewijzigde financieringssystematiek. Het kind, met de bijbehorende
zorgvraag, komt centraal te staan en de verwachting is dan ook dat de
provincies en de grootstedelijke regioā€™s op die manier een betere en
meer doelmatigere zorg kunnen verlenen aan het kind. Genoemde leden
hebben nog wel enkele vragen en opmerkingen ten aanzien van het
voorliggende voorstel. 

Een eerste algemene opmerking is dat de nieuwe financieringssystematiek
geldt voor zowel de provincies als de grootstedelijke regioā€™s. De rol
van de provincies komt in de nota van toelichting nadrukkelijk aan de
orde, maar de rol van de grootstedelijke regioā€™s vrijwel niet. Onder
punt 5 van de nota staat nadrukkelijk dat zij ook niet om advies zijn
gevraagd. Kan de minister dit nader toelichten en kan de minister
uiteenzetten waarom de grootstedelijke regioā€™s niet om advies zijn
gevraagd, gezien het feit dat zij dezelfde verantwoordelijkheden hebben
ten aanzien van de Jeugdzorg?

Ten aanzien van de basis voor het beleid, onder andere het terugdringen
van de wachtlijsten, vragen de leden de VVD-fractie de minister in
hoeverre het wijzigen van een financieringssystematiek de oplossing is.
In de onlangs in Jeugdpoort gepresenteerde peiling ā€œAlle kansen voor
alle kinderenā€ geven de respondenten aan dat financiering als minst
belangrijke reden wordt gezien om de wachtlijsten in de Jeugdzorg terug
te dringen. Wat is de reactie van de minister op deze uitkomst, ook in
het licht van het voorliggende wijzigingsvoorstel?

Voor wat betreft de inhoud van het nieuwe financieringsstelsel staan
genoemde leden positief ten aanzien van het advies van de commissie
Kaiser. Dat de verwachte zorgvraag centraal staat voor het toewijzen van
het budget is een uitgangspunt waar deze leden in kunnen vinden. Dat de
zorgvraag wordt vastgesteld door een onafhankelijke commissie vinden zij
eveneens een goede zaak. Maar hier valt wel een kanttekening bij te
maken. De onafhankelijke commissie adviseert het bestuurlijk overleg
over a) het meerjarig budgettair kader en b) jaarlijks over het
benodigde budget en de verdeling daarvan over de provincies en
grootstedelijke regioā€™s. Dit advies wordt aangemerkt als
ā€œzwaarwegendā€. Kan de minister toelichten wat er precies wordt
bedoeld met zwaarwegend? Indien de partners in het bestuurlijk overleg
het niet eens zijn over het advies, welke procedure geldt er dan en op
welke gronden kan de minister c.q. het bestuurlijk overleg afwijken van
het advies? In artikel 73d van het voorliggende voorstel betreft het, in
tegenstelling tot de nota van toelichting, een kan-bepaling. Kan de
minister garanderen dat er advies worden gevraagd aan de onafhankelijke
commissie over de twee zaken die in de nota van toelichting genoemd
worden? Kan de minister voorts uiteenzetten hoe de onafhankelijke
commissie ingesteld wordt, op dit moment staat in artikel 73d, lid 6 dat
het om onafhankelijke deskundigen gaat. Kan de minister nader ingaan op
de precieze invulling van dit begrip?

De invoering van het nieuwe financieringsstelsel, waarvan dit voorstel
onderdeel uitmaakt, geschiedt budgetneutraal. Bij de leden van de
VVD-fractie zijn signalen binnengekomen dat het overgangsregime voor
herverdelingseffecten niet in het oorspronkelijke akkoord Kaiser met het
bestuurlijk overleg was opgenomen. Kan de minister dit bevestigen danwel
ontkennen? Kan de minister uiteenzetten hoe de overgang verloopt naar
het eerste advies van de onafhankelijke commissie, omdat deze wellicht
een hoger meerjarig budgettair kader voorstelt dan het huidige systeem.
Hoe wordt hier begrotingstechnisch op geanticipeerd en hoe
waarschijnlijk is dit?

De leden van de VVD-fractie hebben nog enkele vragen bij het schrappen
van de duur uit de indicatie. De grondhouding van deze leden is positief
op dit punt, maar er staan nog wel enkele vragen open ter bepaling van
het definitieve standpunt. Graag zouden zij van de minister willen weten
in hoeverre er hier sprake is van een openeinderegeling. Met name omdat
het ā€œeen en ander binnen de budgettaire kaders die de provincie en de
zorgaanbieder in het kader van het subsidieproces met elkaar zijn
overeengekomenā€ moet plaatsvinden. In hoeverre is dit planbaar in de
meerjaren schatting die de onafhankelijke commissie maakt? Welke prikkel
is er voor de zorgaanbieder om de zorg zo efficiƫnt mogelijk te houden?
Daarnaast lijkt de rechtspositie op dit moment niet helemaal duidelijk.
De cliƫnt kan bezwaar maken tegen een beschikking van het bureau
jeugdzorg op basis van de Awb.  De cliƫnt kan een klacht indienen bij
de zorgaanbieder en als dit geen effect heeft de provincie erop
aanspreken. Het resultaat is een onduidelijk woud aan bezwaar- en
beroepsinstanties. Kan de minister hier meer duidelijkheid over
scheppen? Is de minister betrokken geweest bij de totstandkoming van de
wetgeving met betrekking tot patiƫnten- en consumentenrechten en zo
nee, waarom niet?

Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie 

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de
minster. Zij vragen of het schrappen van de vermelding in het
indicatiebesluit van de omvang en de duur van de zorg ruimte schept voor
betrokken partijen om, direct of indirect, invloed uit te oefenen op de
lengte van wachtlijsten.

Vragen en opmerkingen van de SGP-fractie 

Belangrijk element van de voorgestelde financieringssystematiek is dat
advisering plaatsvindt door een onafhankelijke commissie. Hoe is dit
element te verenigen met de formulering van artikel 73 lid 6 dat advies
kan worden gevraagd, zo vragen de leden van de SGP-fractie. Zij vragen
of in het akkoord met de provincies niet is uitgegaan van een
verplichting.

De nota van toelichting vermeldt dat het nieuwe financieringsstelsel
budgetneutraal wordt ingevoerd. De leden van de SGP-fractie vragen hoe
dit uitgangspunt te verenigen is met de nieuwe situatie waarin door de
CFJ een advies wordt uitgebracht over de hoogte van de uitkering.

De verplichting dat een toetsing van het indicatiebesluit door een
gedragswetenschapper in alle gevallen moet plaatsvinden wordt
losgelaten. De leden van de SGP-fractie vragen of daarmee niet een
bijzondere controle op de zorgvuldigheid van besluiten komt te
vervallen. Zij vragen hoe de minister deze risicoā€™s inschat en of
daarbij nog onderscheid te maken is in categorieƫn.

II. 	Reactie van de minister

 PAGE    

 PAGE   6