[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Nader rapport

Invoering van een nieuw griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken (Wet griffierechten burgerlijke zaken)

Nader rapport

Nummer: 2008D13230, datum: 2008-10-31, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2008Z05660:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


	Aan de Koningin







Onderdeel	Directie Wetgeving

Contactpersoon	mr. A.M. Wolffram-van Doorn

Registratienummer	5566719/08/6

Datum	27 oktober 2008

Onderwerp	Nader rapport wetsvoorstel Invoering van een nieuw
griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken (Wet griffierechten
burgerlijke zaken)



	

Bij Kabinetsmissive van 13 november 2007, nr.Ā 07.003667, machtigde Uwe
Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermeld
wetsvoorstel rechtstreeks aan de Minister van Justitie te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 20 december 2007, nr.Ā W03.07.0412/II, bied ik U
hierbij aan.

1. 

Conform het advies van de Raad van State is de memorie van toelichting
aangevuld met een nieuwe paragraaf 1.5 waarin uiteen is gezet op welke
wijze ook in het nieuwe griffierechtenstelsel de toegang tot het recht
voor de burger gewaarborgd blijft.

2.

De Raad van State adviseert de in artikel 4, tweede lid, onder a,
opgenomen vrijstelling van de heffing van griffierecht voor het indienen
van een verweerschrift bij de kantonrechter of de pachtkamer van de
rechtbank nader te bezien. Naar zijn oordeel is het niet zonder meer
logisch deze vrijstelling te handhaven, nu de reguliere tarieven bij de
kantonrechter gemiddeld aanzienlijk worden verlaagd en voor on- en
minvermogenden een vast laag tarief geldt.

	In het nieuwe griffierechtenstelsel zijn enkele uitgangspunten van het
huidige systeem gehandhaafd. De vrijstelling van de heffing van
griffierechten bij de kantonrechter en de pachtkamer voor gedaagden en
verweerders is hiervan een voorbeeld (artikel 4, eerste lid, onder b, en
tweede lid, onder a). Deze regel maakt deel uit van een samenstel van
maatregelen ā€“ waaronder ook vallen: het ontbreken van de verplichte
procesvertegenwoordiging en de eenvoudige procedureregels, zoals de
regel dat mondeling verweer mogelijk is ā€“ waarin de kanton- en
pachtrechtspraak zich onderscheidt van de algemene civiele rechtspraak
en waarmee wordt beoogd ervoor te zorgen dat bij deze vorm van
rechtspraak sprake is van een laagdrempelige procedure. Momenteel wordt
er binnen het ministerie gewerkt aan een wetsvoorstel ter uitvoering van
het kabinetsstandpunt over het rapport van de Commissie evaluatie
modernisering rechterlijke organisatie (Commissie Deetman). Een van de
aanbevelingen van de Commissie Deetman die in dit wetsvoorstel wordt
uitgewerkt betreft de verruiming van de competentie van de
kantonrechter. In dit verband zal opnieuw gekeken worden naar de
wenselijkheid van deze specifieke regels in de kantonrechtspraak. In het
kader van dat wetsvoorstel zal, mede in het licht van het advies van de
Raad van State, de genoemde vrijstelling van de heffing van
griffierechten nader worden bezien.

3. 

In zijn advies merkt de Raad van State op dat hij niet overtuigd is van
de redelijkheid van het niet langer voorzien in enigerlei vorm van een
wettelijke regeling waarbij ten gunste van on- en minvermogenden de
nodige voorzieningen zijn getroffen teneinde hen zo min mogelijk te
belasten met het incassorisico in het geval dat hun tegenpartij in de
kosten is verwezen. De Raad van State beveelt daarom aan het voorstel
tot schrapping van artikel 243 van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering (Rv) nader te bezien. Daarnaast vraagt de Raad aandacht
voor de gevolgen van dit voorstel voor de regeling van de
proceskostenveroordeling in artikel 8:75 van de Algemene wet
bestuursrecht en artikel 13a van de Wet administratiefrechtelijke
handhaving verkeersvoorschriften. 

	De in artikel 243 Rv opgenomen bijzondere procedure inzake de
afwikkeling van de proceskostenveroordeling houdt verband met de in het
huidige griffierechtstelsel bestaande Ā«regeling voor indebetstellingĀ».
Op basis van deze regeling wordt een on- of minvermogende partij
gedeeltelijk vrijgesteld van de griffierechtenheffing. Valt de
proceskostenveroordeling uiteindelijk uit ten gunste van deze partij,
dan dient de wederpartij de proceskosten te voldoen aan de griffier. Zo
nodig kan de griffier een dwangbevel uitvaardigen tegen de veroordeelde.
De griffier betaalt uit de opbrengst aan de on- of minvermogende partij
diens eigen bijdrage aan het salaris van de rechtshulpverlener en aan
zichzelf het in debet gestelde deel van het griffierecht en de eventueel
aan de rechtshulpverlener uitbetaalde vergoeding. Het eventuele bedrag
dat dan nog resteert, voldoet de griffier aan de rechtshulpverlener.  

In het nieuwe griffierechtenstelsel is de Ā«regeling voor
indebetstellingĀ» afgeschaft. In plaats daarvan wordt van een
onvermogende partij een vast laag tarief geheven. Het verschil tussen
dit tarief en het reguliere tarief wordt in geval van verwijzing van de
wederpartij in de proceskosten, niet alsnog van die wederpartij
ingevorderd. Gelet op deze wijzigingen ligt het niet langer voor de hand
om artikel 243 Rv te handhaven. 

De onvermogende partij wordt in het nieuwe griffierechtenstelsel -
evenals de niet-onvermogende procespartijen - zelf verantwoordelijk voor
het incasseren van de proceskostenveroordeling ter compensatie van zijn
eigen bijdrage. Op basis van artikel 40 Wet op de rechtsbijstand is de
onvermogende partij geen kosten verschuldigd indien hij hiervoor
bijstand inroept van een gerechtsdeurwaarder. Zowel onder de oude als
onder de nieuwe regeling ligt het incassorisico ā€“ het risico dat de
wederpartij de proceskostenveroordeling niet voldoet ā€“ bij de
onvermogende partij ten gunste van wie de proceskostenveroordeling is
uitgesproken. Het schrappen van artikel 243 Rv brengt naar mijn mening
derhalve geen nadelige gevolgen voor de onvermogende mee.

De opmerkingen van de Raad over de artikelen 8:75 van de Algemene wet
bestuursrecht (Awb) en 13a van de Wet administratieve handhaving
verkeersvoorschriften hebben ertoe geleid dat in het wetsvoorstel twee
nieuwe wijzigingsbepalingen zijn opgenomen. Voor de goede orde merk ik
nog op dat voor advies bij de Raad van State aanhangig is het
wetsvoorstel aanpassing bestuursprocesrecht. In dit wetsvoorstel komt
ook de in deze artikelen opgenomen regeling aan bod. 

4.

Met de redactionele kanttekeningen van de Raad, opgenomen in de bij het
advies behorende bijlagen is rekening gehouden. 

5.

Na ontvangst van het advies van de Raad van State heeft de Raad voor de
rechtspraak aangegeven dat nadere bestudering van het in een eerder
stadium voorgelegde conceptwetsvoorstel aanleiding had gegeven tot
zorgen over de uitvoering. Deze zorg zag met name op de uitwerking van
het uitgangspunt  ā€œinning van het griffierecht aan het begin van de
procedureā€ en op de tijd die de griffies op basis van het wetsvoorstel
zouden krijgen voor ā€“ kort gezegd ā€“ de administratieve verwerking
van de griffierechtenheffing en de betalingen die naar aanleiding
daarvan worden gedaan. Daarin is aanleiding gevonden om het wetsvoorstel
op dit punt alsnog aan te passen. Thans is aansluiting gezocht bij het
griffierechtenstelsel in bestuursrechterlijke zaken. Zo wordt in het
griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken aan partijen ā€“ net als in
het bestuursrecht ā€“ een termijn van vier weken gegeven om het
verschuldigde griffierecht te voldoen. Hiermee hebben de griffies meer
tijd gekregen voor de genoemde werkzaamheden. De Raad voor de
rechtspraak is geĆÆnformeerd over deze wijzigingen en heeft naar
aanleiding daarvan laten weten dat dit zijn zorgen op adequate wijze
wegnam. De wijziging heeft ook elders in het voorstel van wet tot
aanpassingen geleid.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal te zenden. 

De Minister van Justitie,

 Kamerstukken II 2006/07, 29 279, nr. 42;
www.justitie.nl/onderwerpen/recht_en_rechtsbijstand/Commissie-Evaluatie-
Modernisering-Rechterlijke-Organisatie/index.aspx.

5566719/08/6 /27 oktober 2008



 PAGE    

 PAGE   3 

Ministerie van Justitie







	ļ”