Antwoord op vragen van het lid Fritsma over de “Europa-route”, die veel gezinsmigranten aangrijpen om makkelijk verblijfsrecht in Nederland te krijgen
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2008D13706, datum: 2008-11-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: N. Albayrak, staatssecretaris van Justitie (Ooit PvdA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2007Z05210:
- Gericht aan: N. Albayrak, staatssecretaris van Justitie
- Indiener: S.R. Fritsma, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Bezoekadres Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Telefoon (070) 3 70 79 11 Fax (070) 3 70 79 72 www.justitie.nl Datum 4 november 2008 Uw kenmerk 2070827690 Ons kenmerk 5563295/08 Onderwerp Gebruik gemeenschapsrecht door gezinsmigranten De vragen van het lid Fritsma (PVV) van 19 augustus 2008, nummer 2070827690 betreffende gebruikmaking van gemeenschapsrecht door gezinsmigranten worden, mede namens de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie en de Staatssecretaris voor Europese Zaken, beantwoord zoals aangegeven in de bijlage bij deze brief. De Staatssecretaris van Justitie, 2070827690 Vragen van het lid Fritsma (PVV) aan de Staatssecretaris van Justitie over de “Europa-route”, die veel gezinsmigranten aangrijpen om makkelijk verblijfsrecht in Nederland te krijgen. (Ingezonden 19 augustus 2008) Vraag 1 Bent u zich ervan bewust dat gezinsmigranten het Nederlandse toelatingsbeleid heel makkelijk kunnen omzeilen door zich met hun Nederlandse partner of familielid tijdelijk in een ander EU land te vestigen? Vraag 2 Bent u zich voorts ervan bewust dat een verblijfsstatus ook wordt verkregen door personen die zich met bijvoorbeeld hun Franse en Duitse partners in Nederland vestigen? Vraag 3 Erkent u dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) er al jaren van op de hoogte is dat veel niet-Westerse allochtonen gebruik maken van deze mogelijkheden, doordat ze eenvoudig meeliften op het verblijfsrecht van hun eveneens niet-westerse partners die een EU-paspoort hebben? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat is met deze wetenschap gedaan? Antwoord op vragen 1-3 Sinds 2004 is uw Kamer meermalen geïnformeerd over het gegeven dat vreemdelingen uit derde landen zich in Nederland vestigen met toepassing van het gemeenschapsrecht. Het gaat hierbij om derdelanders die zich voegen bij een Nederlander die gebruik heeft gemaakt van zijn recht op vrij verkeer van personen of die hem begeleiden, of bij een in Nederland gevestigde EU-onderdaan. Ik hecht er overigens aan te benadrukken dat de in vraag 1 geschetste situaties voortvloeien uit het recht op vrij verkeer binnen de Europese Unie. Het is van belang om zicht te hebben op de mate waarin van deze mogelijkheid al dan niet oneigenlijk gebruik wordt gemaakt om de nationale toelatingsregels te omzeilen. Indien er sprake is van misbruik van recht, moet daartegen kunnen worden opgetreden. Artikel 35 van de richtlijn ‘vrij verkeer van personen’ (2004/38/EG) biedt, naast de mogelijkheid om op te treden tegen fraude (bv. schijnhuwelijken), hiervoor aanknopingspunten. Ik heb er in Europees verband op aangedrongen over de invulling die aan artikel 35 in de lidstaten wordt gegeven een registratie bij te houden en andere lidstaten hierover te informeren. Ten aanzien van de maatregelen die zijn genomen, wijs ik op de eerdergenoemde brief aan uw Kamer van 16 maart 2006 waarin de toenmalig Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie verslag uitbrengt van het overleg dat zij heeft gevoerd met haar Belgische ambtgenoot over deze problematiek en over de intensieve samenwerking tussen de Nederlandse en Belgische vreemdelingendiensten. In 2007 heb ik u bericht over de uitkomst van het onderzoek van de IND onder alle Nederlandse gemeenten om meer inzicht te verkrijgen in de omvang van de problematiek. Hieruit bleek dat het niet om grote aantallen personen gaat. Natuurlijk blijft het belangrijk om mogelijk misbruik van gemeenschapsrecht op te merken en daartegen op te kunnen treden. Indien wordt vastgesteld dat er sprake is van fraude wordt de aanvraag afgewezen. Daartoe biedt de richtlijn vrij verkeer, zoals eerder aangegeven, uitdrukkelijk de mogelijkheid. De IND heeft speciale aandacht voor gezinsmigranten die worden toegelaten ingevolge het gemeenschapsrecht en waarbij sprake is van een Nederlander die gebruik heeft gemaakt van het gemeenschapsrecht in een andere lidstaat. Bij vraag 2 teken ik aan dat die blijkbaar betrekking heeft op Fransen en Duitsers die deelnemen aan het vrij personenverkeer door zich in Nederland te vestigen. Zij zijn dus niet de ‘partners’ in de context van de vragen, maar hebben (of krijgen) een partner als hier bedoeld. Vraag 4 Hoeveel niet-westerse allochtonen krijgen jaarlijks EU-verblijfsrecht in Nederland op de onder vragen 1 en 2 beschreven methode (“Europa-route”)? Indien dit niet bekend is: hoe is het mogelijk dat u kennelijk al jaren de grip kwijt bent op migratie van niet-Westerse allochtonen naar Nederland? Bent u bereid om onmiddellijk onderzoek te doen naar de aard en aantallen die achter de binnenkomst van niet-westerse allochtonen op grond van de Europa-route schuilen? Antwoord op vraag 4 In de situatie die beschreven is in vraag 1 is sprake van een vreemdeling uit een derde land (dus niet-EU/EER of Zwitserland) die verblijf beoogt op grond van het gemeenschapsrecht bij een Nederlandse referent. De Nederlander heeft zich gevestigd in een andere lidstaat en heeft aldaar gebruik gemaakt van het gemeenschapsrecht. De derdelander voegt zich in die andere lidstaat bij de Nederlander als gezinslid van een gemeenschapsonderdaan. Beiden keren terug naar Nederland en de derdelander dient een aanvraag in om toetsing aan het gemeenschapsrecht. Gegevens uitgesplitst naar land van herkomst van de hoofdpersoon kunnen hieraan niet zonder meer worden gekoppeld. Het totaal aantal vreemdelingen, genoemd in de vragen 1 en 2, dat niet de nationaliteit heeft van de EU/EER of Zwitserland en dat verblijf op grond van het gemeenschapsrecht heeft verkregen -en dus gezinslid kan zijn van een Nederlander of een EU-onderdaan- wordt wel geregistreerd en betrof: In 2005: 350 In 2006: 240 In 2007: 490 Op basis van deze cijfers zijn geen conclusies te trekken over de motieven van deze vreemdelingen om deze weg te volgen. De regeling is immers bedoeld voor EU-onderdanen (onder wie Nederlanders) die, bijvoorbeeld om te werken in een andere lidstaat, gebruik maken van hun recht op vrij verkeer van personen en daarbij het recht hebben om zich met hun gezin te verplaatsen. De totaalcijfers over 2008 zijn nog niet bekend. Wel is inmiddels duidelijk dat de stijging verder doorzet. Mede daarom is de IND een onderzoek gestart naar de omvang en samenstelling van de groep. Aangezien het niet mogelijk is alle voor het onderzoek relevante gegevens rechtstreeks uit de systemen van de IND te genereren en, zoals eerder aangegeven, dossieronderzoek vereist is, kunnen deze gegevens niet op korte termijn worden toegelicht. De uitkomsten van nader onderzoek zal ik uw Kamer in het voorjaar van 2009 doen toekomen. Vraag 5 Hoeveel Nederlandse Marokkanen en andere niet-westerse allochtonen met een Nederlands paspoort hebben zich de afgelopen jaren ingeschreven in Belgische en Duitse gemeenten en hoeveel daarvan hebben op die wijze een familielid EU verblijfsrecht bezorgd? Antwoord op vraag 5 De vraag hoeveel Marokkaanse Nederlanders en andere Nederlanders die tot de niet-westerse allochtonen worden gerekend, zich in Belgische en Duitse gemeenten hebben ingeschreven, betreft feitelijk een vraag naar de emigratiecijfers van Nederlanders naar België en Duitsland. Aangezien er in de statistieken geen onderscheid wordt gemaakt naar afkomst is het niet mogelijk om de omvang van deze specifieke groep te duiden. Ik beschik niet over recente cijfers over de omvang van de gezinsmigratie van Nederlanders in Duitse en Belgische gemeenten. Vraag 6 Hoe beoordeelt u het dat grootschalig misbruik van de regelgeving mogelijk is, omdat partners die van de Europa-route gebruik maken bijvoorbeeld niet eens hoeven samen te wonen waardoor de echtheid van relaties nauwelijks te controleren is? Antwoord op vraag 6 Zoals in de eerdere brieven aan uw Kamer over dit thema is aangegeven, is het voor betrokkenen beslist niet eenvoudig om zich succesvol te herenigen met gezinsleden door een beroep te doen op gemeenschapsrecht. Hierbij wordt bijvoorbeeld vereist dat de Nederlander zich daadwerkelijk vestigt in een andere EU-lidstaat. Het is juist dat de Nederlandse regering ervoor heeft gekozen gezinsmigratie in het kader van richtlijn 2004/38 (vrij verkeer van personen) op gelijke wijze mogelijk te maken voor huwelijkse partners, geregistreerde partners en de facto partners. Bij deze laatste categorie ben ik inderdaad vaak aangewezen op controle achteraf om na te gaan of de relatie inderdaad standhoudt. Samenwoning kan daarbij wel degelijk een rol spelen. Vraag 7 Controleert u of de gezinsmigranten die zich in Nederland vestigen op grond van de Europa-route wel feitelijk (en niet alleen op papier) in Nederland wonen om misbruik tegen te gaan? Zo neen, waarom niet? Wat doet u om misbruik en fraude tegen te gaan? Antwoord op vraag 7 Uw vraag lees ik als: wordt er opgetreden tegen mogelijk misbruik van gemeenschapsrecht door bijvoorbeeld Belgen of Duitsers die, door zich tijdelijk in Nederland te vestigen, nationale toelatingsvoorwaarden voor hun gezinsleden proberen te omzeilen? Zoals bij elke aanvraag geldt dat, indien er bij de indiening van het verzoek aanwijzingen zijn dat er sprake is van misbruik of fraude, dit kan resulteren in een afwijzing van het verzoek en zelfs tot gevolg kan hebben dat strafrechtelijk wordt opgetreden. Vraag 8 Hoe beoordeelt u het dat de Europa-route ook ideaal is voor allochtonen die niet wensen in te burgeren omdat ze aan geen enkele gebruikelijke Nederlandse toelatingsvoorwaarde hoeven te voldoen, waaronder dus ook niet aan het inburgeringsvereiste? Antwoord op vraag 8 Indien er sprake is van fraude of misbruik van rechten teneinde Nederlandse toelatingsvoorwaarden, waaronder het inburgeringsvereiste, te omzeilen, keur ik dit af. Zoals aangegeven in mijn antwoord op de vragen 1-3 heeft de IND een proces ingericht waarbij de aanvraag om toelating van gezinsleden uit derde landen die toelating verzoeken op grond van gemeenschapsrecht en van wie de referent een Nederlander is die gebruik heeft gemaakt van zijn recht op vrij verkeer van personen, aan een extra nauwkeurige controle onderworpen wordt. In tegenstelling tot aanvragen van gezinsleden met een referent uit een andere EU-lidstaat, kan bij deze categorie namelijk lastiger worden vastgesteld of er daadwerkelijk gebruik is gemaakt van het gemeenschapsrecht. Vraag 9 Hoe beoordeelt u het gegeven dat partners van EU-onderdanen, die zonder machtiging tot voorlopig verblijf of ander visum naar Nederland komen, met de Europa-route in één keer gelegaliseerd kunnen worden en dit dus ook erg handig is voor mensen die al illegaal in Nederland verblijven? Antwoord op vraag 9 Indien de vreemdeling al illegaal in Nederland verblijft, is het van groot belang misbruik en fraude (zoals schijnrelaties) uit te sluiten. Indien een partnerschap of huwelijk is aangegaan met als enig oogmerk de vreemdeling verblijfsrecht in Nederland te verschaffen, wordt een verblijfsvergunning conform het bepaalde in richtlijn 2004/38, geweigerd. Vraag 10 Kunt u ervoor zorgen dat het gruwelijke immigratielek van de Europa-route eindelijk en onmiddellijk gedicht wordt? Zo neen, waarom niet? Antwoord op vraag 10 Ik acht het van belang mogelijke onbedoelde neveneffecten van Europese regelgeving in Europees verband te bespreken. Ik kijk daarom ook uit naar de resultaten van de evaluatie van de richtlijn vrij verkeer door de Europese Commissie. In een eventuele discussie over aanpassing van de richtlijn naar aanleiding van deze evaluatie, heeft het belang van het vrij verkeer van personen binnen de Unie prioriteit. Initiatieven die in Europees verband worden ontwikkeld worden dan ook in dat licht bezien. Aanhangsel Handelingen II, 2004-2005, nr. 426; Aanhangsel Handelingen II, 2004-2005, nr. 334; Kamerstukken II 2005-2006, 29 700, nr. 31; Kamerstukken II 2005-2006, 29 700, nr. 32; Kamerstukken II 2005-2006, 29 700, nr. 36; Aanhangsel Handelingen II, 2006-2007, nr. 2387; Aanhangsel Handelingen II, 2006-2007, nr. 2389 Aanhangsel Handelingen II, 2006-2007, nr. 2389 Cijfers afgerond in tientallen. 5563295/08/4 november 2008 PAGE 2 / NUMPAGES 7 Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken Directie Vreemdelingenbeleid Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen. j1