[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Bouwmeester over moeders in detentie

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2008D14695, datum: 2008-11-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2008Z03162:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA  DEN HAAG





Ons kenmerk	Inlichtingen bij	Doorkiesnummer	Den Haag

DJJ-K-U-2881968



Onderwerp	Bijlage(n)	Uw brief

Kamervragen

	1	25 september 2008







Hierbij zend ik u, mede namens de Staatssecretaris van Justitie, de
antwoorden op de vragen van het Kamerlid Bouwmeester (PvdA) over moeders
in detentie (2080900950).

De Minister voor Jeugd en Gezin,

mr. A. Rouvoet

Antwoorden op kamervragen van   REF bmkHetLidDeLeden   het Kamerlid   
REF bmkKamerleden  Bouwmeester  over   REF bmkOnderwerp  moeders in
detentie .

(  REF bmkNummer  2080900950 )

1.

Bent u bekend met de cijfers van het Centraal Plan Bureau waaruit blijkt
dat 32 % van de kinderen van een verdachte moeder later zelf ook van een
misdrijf wordt verdacht ? 

1.

Ja.

2.

Wanneer verwacht u beleid rondom de 'kindcheck' gereed te hebben?

2.

Het is belangrijk dat er rondom de ‘kindcheck’ zorgvuldig beleid
wordt geformuleerd dat ook op een goede manier kan worden uitgevoerd.
Met u ben ik van mening dat voorkomen moet worden dat kinderen alleen
thuis achterblijven wanneer (een van) de ouders word(t)en gedetineerd.
Samen met betrokken instanties als Reclassering, Politie, Bureaus
Jeugdzorg, Centra voor Jeugd en Gezin en de vrouwengevangenissen wordt
op dit moment gezocht naar een oplossing. Om een beter inzicht te
verkrijgen in de aard en omvang van het probleem zijn alle betrokken
organisaties uitgenodigd deel te nemen aan een door mijn
programmaministerie georganiseerde expertmeeting. Ik verwacht uw Kamer
begin maart 2009 over een oplossing voor dit probleem te kunnen
informeren.

3.

Bent u bereid de 'kindcheck' uit te breiden tot een controle of kinderen
op een goede en veilige manier worden opgevangen? Zo neen, waarom niet?

3.

Tijdens deze expertmeeting zal ook aandacht worden besteed aan de vraag
of en zo ja hoe de betrokken organisaties zicht hebben cq kunnen krijgen
op de wijze waarop de kinderen worden opgevangen. Afhankelijk van de
informatie die wordt verkregen zal worden bepaald of nader onderzoek
noodzakelijk is.

4.

Deelt u de mening dat kinderen van gedetineerde ouders extra kwetsbaar
zijn, met name als de enige verzorgende ouder in detentie verblijft?

4.

Ja.

5.

Herinnert u zich de beantwoording op eerder gestelde Kamervragen waarin
het Kabinet uitspreekt zich in te willen zetten voor kinderen van
gedetineerde moeders? Kunt u concrete maatregelen noemen waaruit blijkt
dat moeder en kind, indien nodig, op een actieve manier worden begeleid
tijdens en na detentie? Heeft u inzicht of deze hulp toegankelijk is? 

6.

Waaruit bestaat de begeleiding voor de moeders? Is deze begeleiding en
ondersteuning tijdens de gehele detentiefase voor alle moeders
beschikbaar, wie neemt de begeleiding na detentie over en wat zijn
hiervan tot nog toe de resultaten?

5 en 6.

De begeleiding ten behoeve van moeders in deze penitentiaire
inrichtingen is te onderscheiden in specifieke activiteiten voor moeders
en de algemene activiteiten die ontplooid worden voor alle
gedetineerden. Gedetineerde moeders komen net als andere gedetineerden
in aanmerking voor activiteiten in het kader van het programma
Terugdringen Recidive (mits zij een straf of strafrestant van meer dan 4
maanden hebben). Op basis van het diagnose-instrument RISc worden aan
hen gerichte gedragsinterventies aangeboden. Daarnaast vinden in
detentie specifieke activiteiten voor moeders plaats. In de
penitentiaire inrichtingen voor vrouwen loopt het door de universiteit
van Utrecht in 2007 gestarte project “Betere Start”.  Zie ook het
antwoord op vraag 8. Ook zijn er verschillende vrijwilligersorganisaties
actief, zoals Humanitas die zich richt op de relatie moeder en kind door
o.a. voorlichtingsbijeenkomsten en bezoek aan moeders tijdens de
detentie en met ondersteuning na detentie.

	

De IK-JIJ-WIJ training van Humanitas is, zoals ik eerder heb bericht,
ter goedkeuring ingediend bij de Erkenningscommissie Gedragsinterventies
Justitie. De training is niet goedgekeurd door de Erkenningscommissie
Gedragsinterventies van Justitie. Een dergelijke erkenning is een
voorwaarde om deze interventie in het kader van het programma
terugdringen recidive in detentie aan te bieden. De Erkenningscommissie
heeft geconcludeerd dat de training geheel niet voldoet aan de
vastgestelde criteria. Daarom heeft Justitie besloten om volgend jaar
deze training niet meer in te kopen.

Na detentie valt de begeleiding van vrouwen onder de
verantwoordelijkheid van de gemeente. Om kennis en ervaring op het
gebied van begeleiding van vrouwen uit te wisselen hebben de
vrouweninrichtingen in november 2007 een samenwerkingsconvenant gesloten
met een aantal gemeenten en sociale partners. Over de afwijzing door de
Erkenningscommissie zal de Staatssecretaris van Justitie in overleg
treden met Humanitas.

7.

Waaruit bestaat de begeleiding van de kinderen? Is deze begeleiding
tijdens de gehele detentieperiode en daarna beschikbaar? 

                        

8.

Bent u bereid onderzoek te doen naar de behoefte van moeders en kinderen
aan zorg en ondersteuning tijdens en na de detentie periode, zodat het
aanbod op de vraag kan worden afgestemd? 

7 en 8

De universiteit van Utrecht is in 2007 in samenwerking met de
vrouwengevangenissen begonnen met het project “Betere Start”. In dit
project krijgen moeders in de laatste maanden van hun detentie en/of in
de eerste maanden erna opvoedingsondersteuning aangeboden. Ongeveer eens
per half jaar start een nieuwe groep. De Universiteit van Utrecht
onderzoekt de effectiviteit van de interventie waarbij gekeken wordt of
de interventie op termijn zorgt voor minder risicofactoren voor de
kinderen van de (ex) gedetineerde moeders. Omdat de effecten pas op de
middellange termijn zichtbaar zijn, heeft het onderzoek een looptijd tot
2012. Pas daarna kan een uitspraak gedaan worden over de effectiviteit
van dit programma en of dit op structurele basis wordt ingevoerd.

9.

Bent u bereid het WODC-onderzoek naar terugdringen recidive bij
gedetineerde vrouwen uit te breiden met een onderzoek naar het voorkomen
en beperken van schade voor kinderen (het gezin) indien de moeder
gedetineerd is? Op welke manier kunnen de ministeries van Justitie en
voor Jeugd en Gezin hierin samenwerken?

9.

Zoals in het antwoord op vraag 7 en 8 aangegeven richt het project
“Betere Start” zich op deze onderzoeksvraag. In het WODC onderzoek,
dat zich onder andere richt op de aanpak van het programma van
terugdringen recidive bij vrouwen, wordt daarom deze vraag niet
meegenomen. 

 Kamerstukken 2007-08, 24587, nr. 299

Postbus 16166

2500 BD  DEN HAAG

Telefoon (070) 340 50 30

Fax (070) 340 78 34	Bezoekadres:

Parnassusplein 5

2511 VX  DEN HAAG	Correspondentie uitsluitend richten aan het postadres
met vermelding van de datum en het kenmerk van deze brief	Internetadres:

www.jeugdengezin.nl



 CPB, bevolkingstrends, 2e kwartaal 2008,  ‘Jong geleerd, fout
gedaan?’

 Aanhangsel Handelingen nr. 5, vergaderjaar 2008-2009

 waar hier gesproken wordt over gedetineerde moeders, worden uiteraard
ook vaders bedoelt. Het gaat hier echter vaak om moeders, daarom
gebruiken wij deze term

 

  IF   DOCPROPERTY "propArchiefkopie"  Fout! Onbekende naam voor
documenteigenschap.  = "Archiefkopie"   AUTOTEXT sysArchiefkopie 
AANGETEKEND  ""