[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

30426, bijgewerkt t/m nr. 9 (Derde NvW d.d. 30 januari 2008)

Wijziging van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen en enige andere wetten in verband met de wijziging van de hoogte van de bezoldiging van de ministers, de minister president, de staatssecretarissen, de leden van de Raad van State, de leden van de Algemene Rekenkamer en de Nationale ombudsman

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2008D15440, datum: 2008-01-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2007Z01017:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 9 (Derde NvW d.d. 30 januari 2008)



30 426	Wijziging van de Wet rechtspositie ministers en
staatssecretarissen en enige andere wetten in verband met de wijziging
van de hoogte van de bezoldiging van de ministers, de minister
president, de staatssecretarissen, de leden van de Raad van State, de
leden van de Algemene Rekenkamer en de Nationale ombudsman



	Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is de hoogte
van de bezoldiging van de ministers, de minister-president , de
staatssecretarissen, de leden van de Raad van State, de leden van de
Algemene Rekenkamer en de Nationale ombudsman te wijzigen;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen wordt als volgt
gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd: 

1. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot vierde en vijfde
lid wordt het eerste lid vervangen door:

1. De bezoldiging van de ministers wordt bepaald op € 10.917,38 per
maand.

2. De bezoldiging van de minister-president wordt bepaald op 110% van de
bezoldiging van de ministers.

3. De bezoldiging van de staatssecretarissen wordt bepaald op 90% van de
bezoldiging van de ministers.

2. In het vierde lid vervalt «en staatssecretarissen» en wordt «de in
het eerste lid genoemde bedragen» vervangen door: het in het eerste lid
genoemde bedrag.

3. In het vijfde lid wordt na “ministers” ingevoegd: ,
minister-president.

Aa

In artikel 1, eerste lid, wordt “€ 10.917,38” vervangen door: €
11.135,73.

B 

	In artikel 2, eerste lid, tweede lid, onder a, tweede lid, onder b, en
artikel 3 wordt telkens na "ministers" ingevoegd: , minister-president.

ARTIKEL Ia

De wet van 11 september 1964, houdende vaststelling van een nieuwe
regeling van de bezoldiging van de vice-president van de Raad van State
en de staatsraden, alsmede van de president en de overige leden van de
Algemene Rekenkamer (Stb. 1993, 218) wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, komt te luiden:

De bezoldiging van de vice-president van de Raad van State is gelijk aan
de bezoldiging van de ministers, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van
de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen. De bezoldiging
van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak wordt bepaald op
90% van de bezoldiging van de vice-president. De bezoldiging van de
overige staatsraden wordt bepaald op 85% van de bezoldiging van de
vice-president.

B

Artikel 4, eerste lid, komt te luiden:

De bezoldiging van de president van de Algemene Rekenkamer is gelijk aan
de bezoldiging van de ministers, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van
de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen. De bezoldiging
van de overige leden in gewone dienst wordt bepaald op 85% van de
bezoldiging van de president.

C

Artikel 6 vervalt.

ARTIKEL Ib

Artikel 1 van de Wet bezoldiging Nationale ombudsman wordt als volgt
gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De bezoldiging van de Nationale ombudsman is gelijk aan de
bezoldiging van de ministers, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de
Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen. De bezoldiging van
de substituut-ombudsman wordt bepaald op 85% van de bezoldiging van de
Nationale ombudsman.

2. Het derde lid vervalt.

ARTIKEL Ic

1. Er is een commissie van wijzen.

2. Bij besluit van de commissie wordt het bedrag, bedoeld in artikel 1,
eerste lid, van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen
verhoogd tot 130% van € 9924,89, eventueel verhoogd overeenkomstig
artikel 1, vierde lid, van de Wet rechtspositie ministers en
staatssecretarissen. De commissie kan daarbij besluiten het bedrag op
verschillende tijdstippen in stappen te verhogen tot 130%.

3. Indien deze wet in werking treedt na 31 maart 2008, wordt het bedrag
in het tweede lid vervangen door “€ 10.123,39”.

4. De commissie neemt het in het tweede lid genoemde besluit uiterlijk
binnen twaalf maanden na inwerkingtreding van deze wet. 

5. De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is niet van toepassing op de
commissie.

6. De commissie bestaat uit drie leden die worden benoemd bij koninklijk
besluit.

7. Onze minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties regelt de
bezoldiging van de leden van de commissie.

8. Tegen een besluit van de commissie kan geen beroep worden ingesteld.

ARTIKEL Id

1. Tot het tijdstip waarop een besluit van de commissie van wijzen,
bedoeld in artikel Ic, eerste lid, in werking treedt, wordt de
bezoldiging van de staatssecretarissen, in afwijking van artikel 1,
derde lid, van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen,
met ingang van 1 januari 2008 bepaald op € 10.247,16 per maand en met
ingang van 1 april 2008 op € 10.452,10.

2. Nadat een besluit van de commissie van wijzen in werking is getreden,
wordt de bezoldiging van de staatssecretarissen bepaald op grond van
artikel 1, derde lid, van de Wet rechtspositie ministers en
staatssecretarissen, tenzij dit leidt tot een lagere bezoldiging dan het
bedrag genoemd in het eerste lid. In dat geval wordt de bezoldiging van
de staatssecretarissen bepaald overeenkomstig het eerste lid.

ARTIKEL II

	Indien in de periode tussen de datum waarop dit wetsvoorstel door de
Tweede Kamer der Staten-Generaal is aanvaard en de datum waarop dit
wetsvoorstel, nadat het tot wet zal zijn verheven, in werking treedt, de
bezoldiging van het burgerlijk rijkspersoneel is gewijzigd en is bepaald
dat die wijziging een algemeen karakter draagt, wordt het bedrag in de
artikelen Ic, tweede lid, en Id, eerste lid, van deze wet en 1, eerste
lid, van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen, voor
zoveel nodig, dienovereenkomstig nader vastgesteld. De nadere
vaststelling geschiedt bij koninklijk besluit.

ARTIKEL IIa

Artikel I, onderdeel Aa, vervalt, indien de commissie van wijzen,
bedoeld in artikel Ic, eerste lid, heeft besloten tot verhoging van het
bedrag, bedoeld in artikel Ic, tweede lid, met ingang van een tijdstip
vóór 1 april 2008.

ARTIKEL III

1. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van
uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en vervalt zes
maanden na bekendmaking van het tijdstip waarop het bedrag, bedoeld in
artikel Ic, tweede lid, wordt verhoogd tot 130%.

2. In afwijking van het eerste lid treden de artikelen I, onderdelen A
en B, Ia, Ib en Id, in werking met ingang van 1 januari 2008. Indien het
Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31
december 2007, treden zij in werking met ingang van de dag na de datum
van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, en
werken zij terug tot en met 1 januari 2008.

3. In afwijking van het eerste lid treedt artikel I, onderdeel Aa, in
werking met ingang van 1 april 2008. Indien het Staatsblad waarin deze
wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 maart 2008, treedt artikel
I, onderdeel Aa, in werking met ingang van de dag na de datum van
uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, en werkt
het terug tot en met 1 april 2008.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

 PAGE    

 PAGE   1