[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Nader rapport

Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enkele bijzondere wetten in verband met de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen

Nader rapport

Nummer: 2008D15628, datum: 2008-11-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2008Z06711:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


	Aan de Koningin







Onderdeel	Directie Wetgeving

Contactpersoon	mw. mr. A.E.A.J. Puts

Registratienummer	5571019/08/6

Datum	7 november 2008

Onderwerp	Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van
het Burgerlijk Wetboek en enkele bijzondere wetten in verband met de Wet
dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen



	

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 4 augustus
2008, nr. 08.002301, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn
advies in het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te
doen toekomen. Dit advies, gedateerd 19 september 2008, nr.
W03.08.0358/II, bied ik U hierbij aan.

1. Passende beslistermijnen

Met de Raad ben ik van oordeel dat elk voorstel tot aanpassing van een
beslistermijn behoort te berusten op een afweging tussen enerzijds het
vereiste van een snelle beslissing en anderzijds het vereiste van een
gedegen voorbereiding. Het onderhavige voorstel, het voorstel van wet
tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet openbaarheid van
bestuur en enkele andere wetten in verband met de Wet dwangsom en beroep
bij niet tijdig beslissen, waarover de Raad gelijktijdig met dit
voorstel heeft geadviseerd, en het (interdepartementale) voorstel van
wet tot wijziging van enkele bijzondere wetten in verband met de Wet
dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen dat op korte termijn aan de
Raad ter advisering zal worden voorgelegd, voorzien in een daartoe
strekkende motivering.

2. Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens

De Raad merkt terecht op dat op grond van de Wjsg niet alleen
verklaringen omtrent het gedrag worden verleend, maar ook andere
beschikkingen op aanvraag worden gegeven. De verwachting is dat de
problemen zich gaan voordoen bij beslissingen op aanvragen van een
verklaring omtrent het gedrag voor natuurlijke personen (artikel 37
Wjsg) en voor rechtspersonen (artikel 38 Wjsg). Daarom ligt het in de
rede om de uitzondering van de dwangsomregeling te beperken tot dit
soort aanvragen. Om die reden is in het wetsvoorstel afdeling 5 van de
Wjsg “Afdeling 5. De verklaring omtrent gedrag” tijdelijk
uitgezonderd.

Tevens wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt de beslistermijn voor de
aanvraag van een verklaring omtrent gedrag van natuurlijke personen
(artikel 37 Wjsg) aan te passen voor gevallen waarin de Minister
voornemens is afwijzend op een aanvraag te beslissen. Dit voornemen tot
weigering kan leiden tot termijnoverschrijding. Deze heeft twee
oorzaken. Ten eerste moet er een informatieverzoek aan derden worden
gedaan. Ten tweede moet de belanghebbende worden gehoord. De oorzaken
van de termijnoverschrijding rechtvaardigen een verlenging van de
beslistermijn voor aanvragen waarbij een voornemen tot weigering wordt
uitgebracht.

Het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zijn op dit punt
aangepast.

3. Verlenging beslistermijn beginseltoestemming interlandelijke adoptie

Met de Raad ben ik van oordeel dat de beslistermijn op een
beginseltoestemming voor interlandelijke adoptie een bijzonder karakter
heeft. Echter, de in het wetsvoorstel opgenomen termijn van 30 maanden
is zorgvuldig gekozen. De wachttijd bedraagt gemiddeld 18 maanden.
Daarmee blijft gemiddeld 12 maanden over voor de voorlichtingscursus en
het onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming naar de geschiktheid
van de aspirant-adoptiefouders voor de opvoeding en verzorging van een
buitenlands adoptiekind, het daarop volgende rapport en advies van de
Raad voor de Kinderbescherming en de beslissing van de Minister van
Justitie op basis van dit advies over de verlening van een
beginseltoestemming.

Een termijn van dertig maanden acht ik dan ook redelijk voor de
beslissing op de aanvraag voor een beginseltoestemming. 

De redactionele kanttekening van de Raad is overgenomen.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Justitie,

 



  PAGE  2 /  NUMPAGES  \* MERGEFORMAT  2 



Ministerie van Justitie







	