[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

31411, bijgewerkt t/m nr. 11 (Tweede NvW d.d. 17 november ’08)

Instelling van een College voor examens, alsmede houdende wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht en de Wet op het voortgezet onderwijs (Wet College voor examens)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2008D16327, datum: 2008-11-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2007Z01065:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 11 (Tweede NvW d.d. 17 november ’08)



31 411	Instelling van een College voor examens, alsmede houdende
wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht en de Wet op het
voortgezet onderwijs (Wet College voor examens)



	Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is over te
gaan tot externe verzelfstandiging van het dienstonderdeel de Centrale
examencommissie vaststelling opgaven van het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap, de Staatsexamencommissie en de
Staatsexamencommissie Nederlands als tweede taal door instelling van een
zelfstandig bestuursorgaan en in verband daarmee de Wet op het
onderwijstoezicht en de Wet op het voortgezet onderwijs te wijzigen;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

	In deze wet wordt verstaan onder:

	college: College voor examens, genoemd in artikel 2, eerste lid;

	Cito: Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling, genoemd in
artikel 12 van de Wet subsidiëring landelijke ondersteunende
activiteiten;

	Informatie Beheer Groep: Informatie Beheer Groep, genoemd in de Wet
verzelfstandiging Informatiseringsbank; en

	Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en
wat betreft het landbouwonderwijs, Onze Minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit.

Artikel 2

	1. Er is een College voor examens.

	2. Het college is belast met de volgende taken op het gebied van de
centrale examens, bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs en de
Wet educatie en beroepsonderwijs en de daarop berustende bepalingen:

	a. het vaststellen van het aantal toetsen, de tijdsduur en de aard van
de toetsen, overeenkomstig het examenprogramma;

	b. het vaststellen van het tijdstip van de toetsen, de wijze waarop en
de vorm waarin de toetsen worden afgenomen;

	c. het tot stand brengen en vaststellen van de opgaven;

	d. het tot stand brengen en bij regeling vaststellen van de
beoordelingsnormen en de daarbij behorende scores;

	e. het geven van regels voor de omzetting van de scores in cijfers;

	f. het tot stand brengen en bij regeling vaststellen van syllabi,
overeenkomstig het examenprogramma; en

	g. het geven van regels met betrekking tot de hulpmiddelen die gebruikt
mogen worden bij het maken van de opgaven.

	3. Het college is belast met de volgende taken op het gebied van de
staatsexamens , bedoeld in artikel 60 van de Wet op het voortgezet
onderwijs en de daarop berustende bepalingen:

	a. het bij regeling vaststellen van het examenreglement;

	b. het organiseren, afnemen en beoordelen;

	c. de benoeming van examenfunctionarissen; en

	d. het vaststellen van de uitslag en het uitreiken van diploma’s,
certificaten of cijferlijsten.

	4. Het college is belast met de volgende taken op het gebied van de
college-examens van de staatsexamens, bedoeld in artikel 60, eerste lid,
van de Wet op het voortgezet onderwijs en de op het vijfde lid van dat
artikel berustende bepalingen:

	a. het bij regeling vaststellen van het programma van toetsing en
afsluiting;

	b. het tot stand brengen en vaststellen van de opgaven; en

	c. het tot stand brengen en bij regeling vaststellen van de
beoordelingsnormen.

	5. Het college is belast met de volgende taken op het gebied van de
staatsexamens, bedoeld in artikel 60, tweede lid, van de Wet op het
voortgezet onderwijs en de op het vijfde lid van dat artikel berustende
bepalingen:

	a. het bij regeling vaststellen van het examenprogramma;

	b. het tot stand brengen en vaststellen van de opgaven; en

	c. het tot stand brengen en bij regeling vaststellen van de
beoordelingsnormen.

	6. Het college is verder nog belast met de volgende taken:

	a. het afnemen van examens onder bijzondere omstandigheden;

	b. het bij regeling vaststellen welke vakken in een tijdvak met
geheimhouding worden afgenomen, waarbij de geheimhouding betrekking
heeft op de opgaven, de beoordelingsnormen en de daarbij behorende
scores, bedoeld in het tweede lid, onderdelen c en d, vierde lid
onderdelen b en c, en vijfde lid, onderdelen b en c; en

	c. het uitoefenen van andere door Onze Minister opgedragen taken.

	7. In afwijking van artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de
Bekendmakingswet kan de bekendmaking van een regeling als bedoeld in het
tweede lid, onderdeel d, vierde lid, onderdeel c, of vijfde lid,
onderdeel c, geschieden op een andere geschikte, al dan niet
elektronische wijze.

Artikel 3

	1. Het college heeft ten minste zes leden en ten hoogste acht leden,
onder wie een voorzitter.

	2. Voor ieder lid van het college, de voorzitter uitgezonderd, zal Onze
Minister één plaatsvervangend lid benoemen. Op de plaatsvervangende
leden zijn de artikelen 9, 12, 13 en 14 van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen van overeenkomstige toepassing.

	3. Onze Minister stelt vast:

	a. welke representatieve onderwijsorganisaties de leden en de
plaatsvervangende leden kunnen voordragen; en

	b. het aantal leden en het aantal plaatsvervangende leden dat elk van
deze organisaties kan voordragen.

	4. Onze Minister benoemt de leden, niet zijnde de voorzitter, en de
plaatsvervangende leden op voordracht van representatieve organisaties,
bedoeld in het derde lid.

	5. De leden en de plaatsvervangende leden worden benoemd voor een
periode van ten hoogste vier jaar. De leden en de plaatsvervangende
leden kunnen éénmaal worden herbenoemd voor een periode van ten
hoogste vier jaar.

Artikel 4

	1. Het college heeft een bureau ter ondersteuning van zijn
werkzaamheden bestaande uit een directeur en andere medewerkers.

	2. De directeur en de andere medewerkers zijn geen lid van het college.

	3. Onze Minister benoemt, bevordert, schorst en ontslaat na overleg met
de voorzitter, de directeur en de andere medewerkers.

Artikel 5

	De voorzitter vertegenwoordigt het college in en buiten rechte.

Artikel 6

	Het college stelt een bestuursreglement vast, waarin in elk geval
regels over de werkwijze en procedures zijn opgenomen.

Artikel 7

	1. Het college zendt jaarlijks voor 1 april een werkprogramma voor het
daaropvolgende kalenderjaar aan Onze Minister.

	2. Het werkprogramma omschrijft in elk geval:

	a. de voorgenomen activiteiten van het college;

	b. de voorstellen voor de werkzaamheden van de Cito en de Informatie
Beheer Groep op het terrein van de centrale examens of op het terrein
van de staatsexamens, bedoeld in artikel 60 van de Wet op het voortgezet
onderwijs en de daarop berustende bepalingen; en

	c. de voorstellen voor de kosten van de werkzaamheden, bedoeld in
onderdeel b.

	3. Het college kan, mits gemotiveerd, aan Onze Minister tussentijds een
wijziging van het werkprogramma voorstellen.

Artikel 8

	Na Hoofdstuk 3a van de Wet op het onderwijstoezicht wordt onder
vernummering van Hoofdstuk 3b tot Hoofdstuk 3c en van de artikelen 15e
en 15f tot 15g en 15h, een hoofdstuk ingevoegd, luidend:

HOOFDSTUK 3b. TOEZICHT COLLEGE VOOR EXAMENS

Artikel 15e. Reikwijdte

	Dit hoofdstuk is van toepassing op het College voor examens, genoemd in
artikel 2, eerste lid, van de Wet College voor examens.

Artikel 15f. Toezicht College voor examens

	1. De inspectie houdt toezicht op de kwaliteit van het functioneren van
het College voor examens en op de naleving van de bij of krachtens de
Wet College voor examens en de Wet op het voortgezet onderwijs gegeven
voorschriften.

	2. Ter uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid, kan de
inspectie Onze Minister onder meer voorstellen een voorziening te
treffen als bedoeld in artikel 23 van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen, indien:

	a. is gebleken dat de kwaliteit van het functioneren van het College
voor examens onvoldoende is geweest, of

	b. niet of niet meer wordt voldaan aan hetgeen bij of krachtens de Wet
College voor examens is bepaald.

Artikel 9

	De Wet op het voortgezet onderwijs wordt gewijzigd als volgt:

	1. Voor de slotpunt van artikel 1 wordt ingevoegd: “College voor
examens”: College voor examens als bedoeld in artikel 2, eerste lid,
van de Wet College voor examens.

	2. In het eerste lid van artikel 60 wordt de zinsnede “Jaarlijks
wordt gelegenheid gegeven om door het met gunstig gevolg afleggen van
een staatsexamen voor een door de Informatie Beheer Groep in te stellen
commissie een diploma te verkrijgen” vervangen door: Jaarlijks geeft
het College voor examens gelegenheid om door het met gunstig gevolg
afleggen van een staatsexamen, een diploma te verkrijgen.

	3. In het tweede lid van artikel 60 wordt “een door de Informatie
Beheer Groep in te stellen commissie” vervangen door: het College voor
examens.

Artikel 9a

	De archiefbescheiden van de centrale examencommissie vaststelling
opgaven, bedoeld in artikel 39, van het Eindexamenbesluit
v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o., de staatsexamencommissie, bedoeld in
artikel 60, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs en de
commissie, bedoeld in artikel 1, van het Staatsexamenbesluit Nederlands
als tweede taal zoals deze artikelen luidden op de dag voor de
inwerkingtreding van artikel 9  worden overgedragen aan het college.

Artikel 9b

	Na de inwerkingtreding van deze wet berusten de regelingen op grond van
de artikelen 13 van het Besluit staatsexamens vwo-havo-mavo 2000, 39 van
het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. en 3 en 10 van het
Staatsexamenbesluit Nederlands als tweede taal op artikel 2 van deze
wet.

Artikel 10

	De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 11

	Deze wet wordt aangehaald als: Wet College voor examens.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

 PAGE    

 PAGE   1