[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

31430, bijgewerkt t/m nr. 7 (NvW d.d. 23 september 2008)

Tijdelijke regels voor experimenten met een gebiedsgerichte bestemmingsheffing ten behoeve van aanvullende activiteiten van samenwerkende ondernemers mede in het publiek belang (Experimentenwet BGV-zones)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2008D16328, datum: 2008-09-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2007Z01073:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 7 (NvW d.d. 23 september 2008)



31 430	Tijdelijke regels voor experimenten met een gebiedsgerichte
bestemmingsheffing ten behoeve van aanvullende activiteiten van
samenwerkende ondernemers mede in het publiek belang (Experimentenwet
BGV-zones)



	Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is
experimenten mogelijk te maken met het instellen van zones waarbinnen
alle ondernemers bijdragen aan door een bepaalde meerderheid van hen
gewenste activiteiten die mede een publiek belang in de openbare ruimte
dienen en die in aanvulling op de activiteiten van de gemeente door een
vereniging of stichting worden uitgevoerd;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

	1. De gemeenteraad kan onder de naam BGV-bijdrage een heffing instellen
ter zake van binnen een bepaald gebied in de gemeente (BGV-zone) gelegen
onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen.

	2. De BGV-bijdrage is een belasting die strekt ter bestrijding van de
kosten die verbonden zijn aan activiteiten die zijn gericht op het
bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een
ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BGV-zone.

	3. De BGV-bijdrage wordt geheven van degenen die bij het begin van het
kalenderjaar in de BGV-zone gelegen onroerende zaken, al dan niet
krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht,
gebruiken.

	4. De artikelen 220a, 220b, eerste lid, 220d, 220e en 220h van de
Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2

	1. De heffingsmaatstaf van de BGV-bijdrage is de op de voet van  
HYPERLINK "javascript:doExtref(1434646,%20452174)" \o
"javascript:doExtref(1434646, 452174)"  hoofdstuk IV van de Wet
waardering onroerende zaken  voor de onroerende zaak vastgestelde
waarde.

	2. De onroerende zaken ter zake waarvan de heffing wordt geheven kunnen
in waardeklassen worden ingedeeld.

	3. Het tarief van de BGV-bijdrage kan voor verschillende categorieën
niet-woningen verschillend worden vastgesteld waarbij onder meer de
vestigingslocatie, de bestemming van de onroerende zaak en de branche of
sector van de bijdrageplichtige in relatie tot het belang bij de
activiteiten in aanmerking genomen kunnen worden.

	4. In afwijking van het eerste, tweede en derde lid kan het tarief
worden bepaald op een voor iedere bijdrageplichtige gelijk bedrag.

	5. De artikelen 230 tot en met 233a en 236 tot en met 257 van de
Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op de heffing en
invordering van de BGV-bijdrage.

Artikel 3

	1. Een BGV-bijdrage wordt ingesteld voor een periode van ten hoogste
vijf jaren.

	2. Met overeenkomstige toepassing van de artikelen 4 en 5 kan de
periode telkens met ten hoogste vijf jaren worden verlengd.

Artikel 4

	1. De verordening waarbij de BGV-bijdrage wordt ingesteld treedt niet
in werking dan nadat gebleken is van voldoende steun onder de
bijdrageplichtigen.

	2. Het college van burgemeester en wethouders stelt iedere bij de
gemeente bekende bijdrageplichtige na vaststelling van de verordening in
de gelegenheid zich schriftelijk voor of tegen inwerkingtreding uit te
spreken. In afwijking van het peilmoment, bedoeld in artikel 1, derde
lid, wordt degene die blijkens de bij de gemeente op dat moment bekende
gegevens een onroerende zaak in de beoogde BGV-zone gebruikt aangemerkt
als bijdrageplichtige.

	3. Bij de toepassing van het tweede lid zorgt het college van
burgemeester en wethouders dat alle bijdrageplichtigen zijn
geïnformeerd over de strekking van de verordening.

	4. Het college zorgt er voor dat de vertrouwelijkheid van de strekking
van de schriftelijke verklaring van de bijdrageplichtige gewaarborgd is.

Artikel 5

	1. Van voldoende steun is sprake indien na toepassing van artikel 4
blijkt dat:

	a. ten minste de helft van de bijdrageplichtigen zich voor of tegen
inwerkingtreding heeft uitgesproken,

	b. ten minste tweederde deel daarvan zich vóór inwerkingtreding heeft
uitgesproken, en

	c. de som van de WOZ waarden, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van
onroerende zaken in gebruik bij bijdrageplichtigen die zich hebben
uitgesproken vóór inwerkingtreding hoger is dan de som van de WOZ
waarden in gebruik bij bijdrageplichtigen die zich hebben uitgesproken
tegen inwerkingtreding.

	2. In afwijking van het eerste lid blijkt reeds van voldoende steun
indien voldaan wordt aan de criteria, bedoeld in dat lid, onder a en b,
indien de verordening voorziet in heffing van een voor iedere
bijdrageplichtige gelijk bedrag als bedoeld in artikel 2, vierde lid.

Artikel 6

	1. De gemeenteraad trekt de verordening zo spoedig mogelijk in als
blijkt van voldoende steun voor intrekking onder de bijdrageplichtigen.

	2. Op verzoek van ten minste een vijfde van de bijdrageplichtigen stelt
het college van burgemeester en wethouders iedere bij de gemeente
bekende bijdrageplichtige in de gelegenheid zich schriftelijk voor of
tegen intrekking van de verordening uit te spreken.

	3. Het verzoek kan niet worden gedaan:

	a. binnen een jaar na inwerkingtreding van de verordening, of

	b. binnen een jaar na toepassing van het tweede lid.

	4. Artikel 4, tweede lid, tweede volzin, vierde lid, en artikel 5 zijn
van toepassing met dien verstande dat de bijdrageplichtigen in de
gelegenheid worden gesteld zich uit te spreken voor of tegen intrekking.

Artikel 7

	1. De opbrengst van de belasting wordt als subsidie verstrekt aan de
bij de verordening aangewezen vereniging of stichting. De
perceptiekosten kunnen hierop in mindering worden gebracht.

	2. De verordening wijst uitsluitend als vereniging of stichting aan:

	a. een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid:

	1o. waarvan alle beoogde bijdrageplichtigen lid zijn of dit desgewenst
met onmiddellijke ingang kunnen worden,

	2o. waarvan de contributie op jaarbasis niet hoger is dan € 50,- , en

	3o. die als statutaire doelstelling uitsluitend heeft het uitvoeren van
activiteiten als bedoeld in artikel 1, tweede lid, of

	b. een stichting:

	1o. waarvan ten minste tweederde van de leden van het bestuur bestaat
uit beoogde bijdrageplichtigen, en

	2o. die als statutaire doelstelling uitsluitend heeft het uitvoeren van
activiteiten als bedoeld in artikel 1, tweede lid.

	3. In aanvulling op het tweede lid wijst de verordening uitsluitend een
vereniging of stichting aan waarmee de gemeente ter uitvoering van de
verordening een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene
wet bestuursrecht heeft gesloten, waarin is bepaald dat de
subsidie-ontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor
de subsidie wordt verstrekt.

	4. De raad stelt bij verordening de nodige regels, met inbegrip van de
voorwaarden waaronder en de wijze waarop de subsidie wordt verstrekt.

Artikel 8

	1. De aangewezen vereniging of stichting zorgt er voor dat:

	a. jaarlijks door de algemene ledenvergadering van de vereniging of
door het bestuur van de stichting een begroting wordt vastgesteld voor
de uitvoering van de activiteiten in het daaropvolgende jaar,

	b. na het eerste jaar jaarlijks aan de algemene ledenvergadering of in
het bestuur van de stichting rekening en verantwoording wordt afgelegd
over de uitgaven voor de uitvoering van de activiteiten in het
voorafgaande jaar.

	2. De aangewezen vereniging of stichting zorgt er voor dat alle
bijdrageplichtigen kosteloos kennis kunnen nemen van de begroting, de
rekening en de verantwoording.

Artikel 9

	1. Onverminderd de mogelijkheid van verlenging krachtens artikel 3,
tweede lid, kan de verordening waarbij een BGV-zone voor de eerste maal
wordt ingesteld niet worden vastgesteld na afloop van de periode die
eindigt met ingang van de eerste dag van de vierentwintigste maand
volgend op de datum van inwerkingtreding van deze wet.

	2. De periode, bedoeld in het eerste lid, kan bij koninklijk besluit
éénmaal met ten hoogste 24 maanden worden verlengd.

Artikel 10

	1. De gemeente zendt een afschrift van de uitvoeringsovereenkomst en
van de verordening aan Onze Minister van Economische Zaken.

	2. Onze Minister van Economische Zaken zendt voor 1 januari 2013 aan de
Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van
deze wet in de praktijk, alsmede een standpunt inzake de voortzetting,
anders dan als experiment.

	3. De gemeenten waar een verordening tot instelling van een
BGV-bijdrage is vastgesteld en de aangewezen verenigingen en stichtingen
verlenen Onze Minister van Economische Zaken op diens verzoek
medewerking aan de totstandkoming van het verslag.

Artikel 11

	1. Deze wet vervalt met ingang van 1 juli 2015.

	2. Onverminderd artikel 3 en het eerste lid en met inachtneming van de
bepalingen van deze wet kunnen gemeenten na 1 juli 2015 een bepaalde
BGV-bijdrage blijven heffen tot 1 januari 2018 of tot een later, bij
koninklijk besluit te bepalen tijdstip, indien:

	a. vóór 1 juli 2015 een wetsvoorstel is ingediend voor voortzetting
anders dan als experiment van een regeling voor BGV-bijdragen, en

	b. een zelfde BGV-bijdrage in dezelfde BGV-zone ook geheven werd tussen
1 juli 2014 en 1 juli 2015.

	3. Het tweede lid vervalt op het moment dat het wetsvoorstel, bedoeld
in het tweede lid, is verworpen dan wel op het moment dat het
wetsvoorstel tot wet is verheven en in werking treedt.

Artikel 12

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

Artikel 13

	Deze wet wordt aangehaald als: Experimentenwet BGV-zones.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

 PAGE    

 PAGE   1