[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van de leden Van Bommel, Azough en Diks over verzoek tot aanhouding van een Israëlische minister

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2008D16497, datum: 2008-11-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2008Z04263:

Preview document (🔗 origineel)


Ministerie van Buitenlandse Zaken

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag

Ministerie van Justitie

Schedeldoekshaven 100

Postbus 20301

2500 EH Den Haag

	Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

Den Haag

	Uw Kenmerk	Ons Kenmerk	Bijlage(n)	Datum

2008Z04263 / 2080902530	DAM-644/08	1	18 november 2008





Betreft	Beantwoording vragen van   REF bm_txtLidLeden  \* MERGEFORMAT 
de leden    REF bm_txtnaam  \* MERGEFORMAT  Van Bommel, Azough en Diks 
over   REF bm_txtonderwerp  \* MERGEFORMAT  verzoek tot aanhouding van
een Israëlische minister 

	

Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen
gesteld door de leden Van Bommel, Azough en Diks over verzoek tot
aanhouding van een Israëlische minister. Deze vragen werden ingezonden
op 13 oktober 2008 met kenmerk 2008Z04263 / 2080902530.

De minister van Buitenlandse Zaken,		De minister van Justitie,

Drs. M.J.M. Verhagen				Dr. E.M.H. Hirsch Ballin

Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, en de
heer Hirsch Ballin, minister van Justitie, op vragen van de leden Van
Bommel (SP), Azough en Diks (Groen Links) over verzoek tot aanhouding
van een Israëlische minister.

Vraag 1

Is het waar dat het Palestijnse Centrum voor de Mensenrechten (PCHR) in
mei 2008 een verzoek tot aanhouding van de Israëlische minister Ami
Ayalon heeft gedaan bij de Nederlandse autoriteiten?

Antwoord

Dat verzoek is ons niet bekend. Wel is op 16 mei jl. namens dhr. K.
Al-Shami schriftelijk aangifte gedaan tegen de Israëlische minister bij
de officier van justitie van het landelijk parket.

Vraag 2

Is het waar dat ambtenaren van het ministerie van Buitenlandse Zaken
tijdens het verblijf van Ami Ayalon in Nederland in deze zaak contact
hebben gehad met ambtenaren van het Israëlische ministerie van
Buitenlandse Zaken? Zo ja, is het waar dat dit contact ten doel had te
voorkomen dat Ayalon aangehouden zou worden? Bent u op de hoogte van het
feit dat een Israëlische regeringsfunctionaris heeft bevestigd dat dit
contact heeft plaatsgevonden?

Antwoord

Nee, dat is niet waar. Het is ons bekend dat in de media is bericht over
Israëlische regeringsfunctionarissen die het tegenovergestelde beweren.
Die uitlatingen zijn niet gebaseerd op de feiten. 

Vraag 3

Heeft u kennisgenomen van de vermeende martelingen die Khalid Al-Shami
wekenlang moest ondergaan tijdens ondervragingen door de Israëlische
geheime dienst Shin Bet in de periode dat Ami Ayalon directeur van de
Shin Bet was? 

Antwoord

De regering is bekend met het relaas van de heer Khalid Al-Shami.

Vraag 4

Herinnert u zich het standpunt in uw mensenrechtenstrategie dat
“diegenen die zich schuldig hebben gemaakt aan de misdaden tegen de
menselijkheid zoals opgesomd in het Statuut van het Internationaal
Strafhof in alle gevallen dienen te worden berecht”? Kunt u aangeven
hoe u in het Israëlisch-Palestijnse conflict straffeloosheid van
plegers van martelingen tegengaat, een misdrijf dat in het Statuut wordt
genoemd en dat internationaal is onderworpen aan een absoluut verbod?

Antwoord

Het regeringsstandpunt is ongewijzigd: Nederland maakt zich sterk voor
berechting van verdachten van internationale misdrijven, waaronder het
misdrijf marteling. Daartoe brengt Nederland het onderwerp op in de
politieke dialoog met derde landen, ook in het Midden-Oosten. Mede met
het oog op beëindiging van straffeloosheid dringt Nederland er bij
landen op aan de VN-Speciale Rapporteur en/of het Comité ter Voorkoming
van Folteringen en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of
Bestraffing van de Raad van Europa toe te laten en hun aanbevelingen op
te volgen. Nederland geeft voorts steun aan het ICC en andere
internationale strafrechtelijke tribunalen die belast zijn met
vervolging van plegers van martelingen. Voor het overige verwijs ik naar
de brief d.d. 9 september jongstleden van de Minister van Justitie aan
uw Kamer.  

Vraag 5

Herinnert de minister van Buitenlandse Zaken zich zijn toespraak in
aanwezigheid van Ami Ayalon tijdens het CIDI-symposium op 18 mei 2008?
Was u ten tijde van dit symposium op de hoogte van verdenkingen dat Ami
Ayalon aansprakelijk is voor martelingen die onder zijn
verantwoordelijkheid door de Shin Bet zijn gepleegd?

Vraag 6

Is het waar dat Justitie vaststelde dat Ayalon geen immuniteit genoot
toen hij net weer uit Nederland weg was? Betreurt u het feit dat Ami
Ayalon Nederland vanwege een vertraagde beslissing van het College van
Procureurs-Generaal Nederland kon verlaten voordat aanhouding kon
plaatsvinden, terwijl vlak na diens vertrek werd bevestigd dat
vervolging in Nederland mogelijk was geweest?

Antwoord

Tijdens het CIDI-symposium was de minister van Buitenlandse Zaken niet
bekend met de aangifte gedaan tegen de Israëlische minister. Ingevolge
het bepaalde in de Aanwijzing afdoening van aangiften met betrekking tot
de strafbaarstellingen in de Wet internationale misdrijven (WIM) en de
Circulaire inzake strafrechtelijke immuniteiten (95369667/05) heeft de
minister van Buitenlandse Zaken, door tussenkomst van de Minister van
Justitie, het College van Procureurs-generaal geadviseerd dat de heer
Ayalon ingevolge het volkenrecht geen aanspraak kon maken op
strafrechtelijke immuniteit. Advisering in dergelijke zaken dient
vanwege het internationaal politieke gevoelige karakter en de mogelijke
gevolgen voor bilaterale verhoudingen te allen tijde zeer zorgvuldig tot
stand te komen. Aangezien in onderhavige zaak de gepaste zorgvuldigheid
en voortvarendheid is betracht, kan naar ons oordeel redelijkerwijs niet
worden gesproken van een vertraagde beslissing. 

Vraag 7

Deelt u de mening dat de in vraag 2 vermelde diplomatieke contacten de
rechtsgang op

ontoelaatbare wijze zouden beïnvloeden, dat zij onverenigbaar zouden
zijn met de doelstelling van de regering om straffeloosheid tegen te
gaan en dat zij in strijd zouden zijn met de verplichtingen van de
regering onder het Verdrag tegen Foltering en andere Wrede, Onmenselijke
of Onterende Behandeling of Bestraffing?

Antwoord

De in vraag 2 bedoelde contacten hebben niet plaatsgevonden.