[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 zoekmachine] [wat is dit?]

31705, bijgewerkt t/m nr. 17 (Derde NvW d.d. 19 november 2008)

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2009)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2008D16624, datum: 2008-11-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document, link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2008Z02541:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 17 (Derde NvW d.d. 19 november 2008)



31 705	Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten
(Overige fiscale maatregelen 2009)



	Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het kader van het
fiscale beleid voor het jaar 2009 wenselijk is in een aantal
belastingwetten en enige andere wetten wijzigingen, bijstellingen
alsmede enkele technische reparaties aan te brengen;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

	A. Artikel 3.52, tweede lid, komt te luiden:

	2. Een regeling als bedoeld in het eerste lid mag slechts strekken tot
het bereiken van zoveel mogelijk evenwicht tussen het gebruik van de
regeling inzake de willekeurige afschrijving, respectievelijk de
investeringsaftrek en de daarvoor uitgetrokken bedragen.

	B. In artikel 3.146, tweede lid, wordt “artikel 13a, tweede en derde
lid” vervangen door: artikel 13a, tweede, derde en vierde lid.

	C. In artikel 6.36 wordt “€ 0,20” vervangen door: € 0,19.

	D. In artikel 10.1 vervalt “6.36,”.

ARTIKEL II

	Met ingang van 1 januari 2010 wordt de Wet inkomstenbelasting 2001 als
volgt gewijzigd:

	A. Aan artikel 3.156 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	6. De belastingplichtige die voor drie achtereenvolgende jaren telkens
een verzoek als bedoeld in het eerste lid heeft ingediend voor hetzelfde
soort van werkzaamheden die onder overeenkomstige condities zijn
verricht en die verzoeken tot gelijkluidende beschikkingen hebben geleid
waarbij die beschikkingen niet zijn herzien, wordt geacht voor het
kalenderjaar volgend op die drie jaren een gelijkluidend verzoek te
hebben ingediend. Een verzoek dat ingevolge de eerste volzin geacht
wordt te zijn ingediend, telt voor de toepassing van die volzin mee als
een verzoek als bedoeld in het eerste lid.

	B. In artikel 3.157, tweede lid, wordt “tweede tot en met vijfde
lid” vervangen door: tweede tot en met zesde lid.

ARTIKEL III

	De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

	A. Na artikel 11b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11c

	Bij de bepaling van de omvang van het loon wordt geen rekening gehouden
met de omstandigheid dat met toepassing van artikel 34, tweede lid, of
artikel 41 van de Wet financiering sociale verzekeringen bedragen op de
werknemer worden verhaald.

	B. Aan artikel 13a wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. In afwijking van het eerste lid wordt loon dat ingevolge artikel
27bis is begrepen in de laatste aangifte van het kalenderjaar, geacht te
zijn genoten bij het einde van het kalenderjaar of het einde van de
dienstbetrekking zo deze in de loop van het kalenderjaar eindigt.

	C. Aan artikel 15a wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. Als uitgaven voor het volgen van een opleiding of studie met het oog
op het verwerven van inkomen uit werk en woning worden mede aangemerkt
uitgaven ter zake van het volgen van een procedure erkenning verworven
competenties waarvoor een verklaring is afgegeven door een bij
ministeriële regeling aangewezen instantie.

	D. Na artikel 27 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 27bis

	In afwijking van artikel 27 kan de overeenkomstig een door de
inhoudingsplichtige bestendig gevolgde gedragslijn in de maand januari
van het kalenderjaar gedane inhouding op loon dat de werknemer met
betrekking tot een of meer loontijdvakken binnen het voorgaande
kalenderjaar toekomt, worden begrepen in de laatste aangifte met
betrekking tot het voorgaande kalenderjaar. Het loon waarop deze
inhouding betrekking heeft, wordt voor de berekening van de inhouding
gerekend tot het loon van het desbetreffende loontijdvak.

	Da. In artikel 28, onderdeel f, wordt “voor de datum van aanvang van
de werkzaamheden van een werknemer aan de inspecteur opgave te
verstrekken van bij ministeriële regeling te bepalen gegevens waarvan
kennisneming voor de heffing van de belasting van belang kan zijn
(eerstedagsmelding)” vervangen door: ingeval de inspecteur hem bij
voor bezwaar vatbare beschikking daartoe heeft verplicht, voor de datum
van aanvang van de werkzaamheden van een werknemer aan de inspecteur
opgave te verstrekken van bij ministeriële regeling te bepalen gegevens
waarvan kennisneming voor de heffing van de belasting van belang kan
zijn (eerstedagsmelding). 

 

	Db. Na artikel 28 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 28bis

	1. De inspecteur kan de verplichting tot het doen van
eerstedagsmeldingen slechts opleggen indien ten aanzien van de
inhoudingsplichtige in de periode van zes maanden welke voorafgaat aan
de dagtekening van de beschikking, bedoeld in artikel 28, onderdeel f,
een van de volgende gebeurtenissen zich heeft voorgedaan:

	a. een naheffingsaanslag in verband met de toepassing van artikel 30a
is opgelegd;  

	b. een vergrijpboete als bedoeld in artikel 67f van de Algemene wet
inzake rijksbelastingen is opgelegd;

	c. een boete ter zake van een of meer beboetbare feiten als genoemd in
artikel 18 van de Wet arbeid vreemdelingen is opgelegd;

	d. artikel 76 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen toepassing
heeft gevonden, of 

	e. strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een
aanvang heeft genomen ter zake van een of meer strafbare feiten als
bedoeld in artikel 19c van de Wet arbeid vreemdelingen, in artikel 47
van de Handelsregisterwet 2007 of in de artikelen 68 en 69 van de
Algemene wet inzake rijksbelastingen. 

	2. De verplichting tot het doen van eerstedagsmeldingen vervalt drie
jaren na de dagtekening van de beschikking waarbij die verplichting is
opgelegd of zoveel eerder als deze beschikking bij voor bezwaar vatbare
beschikking is ingetrokken omdat de grond, bedoeld in het eerste lid,
voor het opleggen van die verplichting is komen te vervallen. In
afwijking in zoverre van de eerste volzin vervalt de verplichting vijf
jaren na de dagtekening van de beschikking ingeval aan de
inhoudingsplichtige eerder een verplichting tot het doen van
eerstedagsmeldingen is opgelegd.

	3. In de beschikking waarbij de verplichting tot het doen van
eerstedagsmeldingen wordt opgelegd, wordt vermeld welke van de in het
eerste lid genoemde gebeurtenissen grond is voor het opleggen van de
verplichting. Tevens wordt in de beschikking vermeld met ingang van
welke datum de verplichting vervalt.

	Dc. In artikel 30a wordt “voor de werknemer geen eerstedagsmelding is
gedaan” vervangen door: met betrekking tot de werknemer niet is
voldaan aan de verplichting een eerstedagsmelding te doen.

	E. Artikel 39a wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid vervalt. 

	2. De aanduiding “2.” voor het tweede lid vervalt. Voorts wordt
“2008” vervangen door: 2009.

	F. Na artikel 39a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 39b

	1. De inhoudingsplichtige of gewezen inhoudingsplichtige is gehouden
volgens bij ministeriële regeling te stellen regels desgevraagd aan de
inspecteur opgave te verstrekken van het in een voorafgaand kalenderjaar
door de werknemer genoten loon, de ingehouden belasting en premies
volksverzekeringen, en andere gegevens welke van belang kunnen zijn voor
de heffing van de inkomstenbelasting, alsmede de premies
werknemersverzekeringen, de ingehouden inkomensafhankelijke bijdrage,
bedoeld in de Zorgverzekeringswet, en gegevens als bedoeld in artikel
59, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen.

	2. Indien de inhoudingsplichtige of gewezen inhoudingsplichtige de
opgave, bedoeld in het eerste lid, niet, onjuist, onvolledig dan wel
niet binnen de door de inspecteur gestelde termijn heeft verstrekt,
vormt dit een verzuim ter zake waarvan de inspecteur hem een boete van
ten hoogste € 1 134 kan opleggen.

	3. De bevoegdheid tot het opleggen van een boete als bedoeld in het
tweede lid vervalt door verloop van één jaar na het einde van het
kalenderjaar waarin de opgave had moeten worden verstrekt.

ARTIKEL IV

Artikel 28a van de Wet op de loonbelasting 1964 komt te luiden:

Artikel 28a

	1. Indien de inhoudingsplichtige of gewezen inhoudingsplichtige met
betrekking tot een aangifte over een tijdvak in een verstreken
kalenderjaar binnen vijf jaren na het einde van dat kalenderjaar
constateert dat hij een onjuiste of onvolledige aangifte heeft gedaan
die niet in een latere aangifte over dat jaar is hersteld, is hij
verplicht binnen acht weken na deze constatering door middel van een
correctiebericht alsnog de juiste en volledige gegevens te verstrekken.

	2. Indien de inspecteur constateert dat een aangifte over een tijdvak
in een verstreken kalenderjaar onjuist of onvolledig is en niet in een
latere aangifte over dat jaar is hersteld, kan hij de
inhoudingsplichtige of gewezen inhoudingsplichtige binnen vijf jaren na
het einde van dat kalenderjaar verplichten binnen acht weken door middel
van een correctiebericht alsnog de juiste en volledige gegevens te
verstrekken.

	3. De inhoudingsplichtige of gewezen inhoudingsplichtige is gehouden de
gegevens, bedoeld in het eerste en tweede lid, op dezelfde wijze en in
dezelfde vorm te verstrekken als bij de verstrekking van deze gegevens
door middel van een aangifte.

	4. Een correctiebericht wordt niet aangemerkt als een bezwaarschrift.

ARTIKEL V

	Met ingang van 1 januari 2012 vervalt artikel 39b van de Wet op de
loonbelasting 1964.

ARTIKEL VI

De Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de
volksverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

	A. Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

	1. Met betrekking tot een werknemer met een volledige arbeidsduur
bedraagt de afdrachtvermindering onderwijs met betrekking tot de:

	a. in artikel 14, eerste lid, onderdelen a tot en met d, bedoelde
werknemers: 

€ 2 566 per kalenderjaar;

	b. in artikel 14, eerste lid, onderdeel e, bedoelde werknemer: € 3
079 per kalenderjaar;

	c. in artikel 14, eerste lid, onderdeel g, bedoelde werknemer: € 1
232 per kalenderjaar.   

	2. De afdrachtvermindering onderwijs voor de in artikel 14, eerste lid,
onderdeel f, bedoelde werknemer bedraagt € 2 566 per kalenderjaar.

	3. De afdrachtvermindering onderwijs voor de in artikel 14, eerste lid,
onderdeel h, bedoelde werknemer bedraagt € 308 per procedure erkenning
verworven competenties (EVC-procedure). 

	4. De afdrachtvermindering zeevaart beloopt een bedrag te bepalen op de
voet van hoofdstuk VII.

	5. De S&O-afdrachtvermindering beloopt een bedrag te bepalen op de voet
van hoofdstuk VIII.

	6. De in het eerste en tweede lid opgenomen bedragen, alsmede het
toetsloon, worden naar tijdsgelang verdeeld over de loontijdvakken van
het kalenderjaar. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden
gesteld met betrekking tot de werknemer wiens dienstbetrekking niet
gedurende het gehele kalenderjaar heeft bestaan.

	7. Het in het derde lid opgenomen bedrag wordt in aanmerking genomen in
het loontijdvak waarin de werknemer, bedoeld in artikel 14, eerste lid,
onderdeel h, aanvangt met het volgen van de EVC-procedure of in het
daaropvolgende loontijdvak. 

	B. Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd: 

	1. In het eerste lid, onderdeel h, wordt “aangewezen instantie”
vervangen door: aangewezen instantie, mits de inhoudingsplichtige de
kosten van de EVC-procedure voor zijn rekening neemt.

	2. Het tweede lid vervalt. 

	C. In artikel 30a wordt “de in artikel 5, onderdeel c, genoemde
bedragen” vervangen door: de in artikel 5, eerste tot en met derde
lid, genoemde bedragen.

ARTIKEL VII

	De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

	0A. Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

	

	1. In het zevende lid vervallen de onderdelen h en m onder verlettering
van de onderdelen i tot en met l tot h tot en met k.

	2. In het zevende lid worden na onderdeel k (nieuw) drie onderdelen
ingevoegd, luidende:

	l. Fortis Bank Nederland (Holding) N.V.;

	m. Fortis Verzekeringen Nederland N.V.;

	n. Fortis Corporate Insurance N.V.;

	A. Na artikel 8c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8d

	Bij het bepalen van de winst blijven buiten aanmerking de subsidies,
bedoeld in artikel 71a, eerste lid, van de Woningwet, ontvangen door
verenigingen en stichtingen die op de voet van de Woningwet bij
koninklijk besluit zijn toegelaten als instellingen die in het belang
van de volkshuisvesting werkzaam zijn.

	B. Aan artikel 10, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan
het slot van onderdeel j door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd,
luidende: 

	k. bij verenigingen en stichtingen die op de voet van de Woningwet bij
koninklijk besluit zijn toegelaten als instellingen die in het belang
van de volkshuisvesting werkzaam zijn: de verschuldigde bijdragen,
bedoeld in artikel 71e, tweede lid, van de Woningwet.

	C. Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Aan het tweede lid, onderdeel a, wordt onder vervanging van de
puntkomma aan het slot door een punt, toegevoegd: Voor de toepassing van
dit onderdeel wordt onder onroerende zaken mede verstaan belangen in met
de beleggingsinstelling verbonden lichamen waarvan de bezittingen,
geconsolideerd beschouwd, doorgaans ten minste nagenoeg uitsluitend
bestaan uit onroerende zaken of rechten waaraan deze zijn onderworpen;.

	2. Aan het derde lid worden, onder vervanging van de punt aan het slot
van onderdeel b door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd,
luidende:

	c. het verstrekken van garanties ten behoeve van met de
beleggingsinstelling verbonden lichamen waarvan de bezittingen,
geconsolideerd beschouwd, doorgaans ten minste nagenoeg uitsluitend
bestaan uit onroerende zaken of rechten waaraan deze zijn onderworpen;

	d. het uitlenen van gelden die van derden zijn ingeleend aan met de
beleggingsinstelling verbonden lichamen waarvan de bezittingen,
geconsolideerd beschouwd, doorgaans ten minste nagenoeg uitsluitend
bestaan uit onroerende zaken of rechten waaraan deze zijn onderworpen.

	3. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde
lid, wordt na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:

	4. In de in het derde lid, onderdeel d, bedoelde situatie worden voor
de toepassing van het tweede lid, onderdeel a, bij de
beleggingsinstelling de van derden ingeleende gelden en de daarmee
verband houdende vorderingen op verbonden lichamen buiten beschouwing
gelaten.

ARTIKEL VIII

	De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:

	A. In artikel 59, eerste lid, onderdeel c, wordt het als eerste
genoemde bedrag verhoogd met € 0,0315 en wordt het als tweede genoemde
bedrag verhoogd met € 0,0016.

	B. In artikel 63, eerste lid, wordt “€ 199” vervangen door:
€ 318,62.

ARTIKEL IX

	Artikel 2c van de Wet op de accijns wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “brengen” vervangen door “zelf
vervoeren”. Voorts wordt “lid-staat” vervangen door: lidstaat.

	2. In het tweede lid wordt “voor andere doeleinden dan voor
persoonlijk verbruik” vervangen door “voor commerciële
doeleinden” en “lid-staat” door “lidstaat”. Voorts wordt een
volzin toegevoegd, luidende: Onder voor commerciële doeleinden
voorhanden hebben wordt mede begrepen het door de natuurlijke persoon,
bedoeld in het eerste lid, laten vervoeren van een accijnsgoed voor
eigen verbruik.

	3. In het derde lid wordt “voor andere doeleinden dan persoonlijk
verbruik” vervangen door: voor commerciële doeleinden.

ARTIKEL X

	In artikel 38, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
wordt “een binnen het Rijk gevestigde werkgever” vervangen door: een
binnen een lidstaat van de Europese Unie gevestigde werkgever.

ARTIKEL XI

	Het Belastingplan 2007 wordt als volgt gewijzigd:

	A. In artikel I vervallen de onderdelen Da en Db.

	B. In artikel IV vervalt onderdeel Ca.

	C. In artikel XXVII vervalt het tiende lid.

ARTIKEL XII

	Het in artikel II, onderdeel D, van de Overige fiscale maatregelen 2008
opgenomen artikel 32d, vierde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964
komt te luiden:

	4. Het derde lid is niet van toepassing indien:

	a. de werknemer een aanmerkelijk belang heeft in de zin van de Wet
inkomstenbelasting 2001 in zowel de inhoudingsplichtige die zonder
toepassing van dit artikel belasting had moeten inhouden als in de
inhoudingsplichtige aan wie het loon wordt afgestaan, en 

	b. de inhoudingsplichtige aan wie het loon wordt afgestaan aangifte
doet in overeenstemming met het eerste of tweede lid.

ARTIKEL XIII

	De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt als volgt
gewijzigd:

	A. Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

	Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen
alsmede voor de toepassing van inkomensafhankelijke regelingen, wordt
een wijziging in de omstandigheden en van de leeftijd van de
belanghebbende, de partner of een medebewoner die zich voordoet na de
eerste dag van de maand, in aanmerking genomen vanaf de eerste dag van
de daaropvolgende maand.

	B. Artikel 17, derde en vierde lid, komt te luiden:

	3. Indien de belanghebbende een partner heeft, kan de melding ook door
de partner worden gedaan.

	4. Indien de melding betrekking heeft op een medebewoner, kan de
melding ook worden gedaan door de medebewoner.

	Ba. In artikel 25 wordt, onder vernummering van het tweede lid tot
derde lid, een lid ingevoegd, luidende:

	2. Indien daartoe gegronde redenen aanwezig zijn, kan de
Belastingdienst/Toeslagen in afwijking van de aanwijzing, bedoeld in het
eerste lid, een voorschot of een tegemoetkoming bijschrijven op een ten
name van de belanghebbende of diens partner bestaande bankrekening,
bestemd voor girale betaling.

	C. Artikel 49 vervalt.

ARTIKEL XIV

	De Wet kinderopvang wordt als volgt gewijzigd:

	A. In artikel 1a, eerste lid, wordt “artikel 49” vervangen door
“artikel 5” en wordt voor de punt aan het slot ingevoegd: , met dien
verstande dat met de aanwezigheid van een partner geen rekening wordt
gehouden in de kalendermaand waarin het partnerschap aanvangt of
eindigt.

	B. Artikel 1a, eerste lid, komt te luiden:

	1. Op deze wet is de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen van
toepassing met uitzondering van artikel 5 van die wet op wijzigingen in
de kosten van kinderopvang per kind als bedoeld in artikel 7, eerste
lid, onderdeel b.

	C. Na artikel 67 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 2a. Informatieverstrekking aan de GGD

Artikel 67a

	De Belastingdienst/Toeslagen verstrekt aan de GGD kosteloos de gegevens
en inlichtingen waarvan de kennisneming van belang kan zijn voor het
toezicht op de naleving van de bij of krachtens hoofdstuk 3 gestelde
regels.

ARTIKEL XV

	In artikel 3.4, tweede lid, van de Wet studiefinanciering 2000 wordt
“zijn de artikelen 5 en 8” vervangen door: is artikel 8.

ARTIKEL XVI

	Indien het voorstel van wet van de leden Wolfsen en Luchtenveld tot
aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met doeltreffendere
rechtsmiddelen tegen niet tijdig beslissen door bestuursorganen (Wet
dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen) (Kamerstukken 29 934)
kracht van wet verkrijgt en in werking treedt, vindt paragraaf 4.1.3.2
(Dwangsom bij niet tijdig beslissen) van de Algemene wet bestuursrecht
tot 1 januari 2012 geen toepassing bij beschikkingen ingevolge de
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en beslissingen op bezwaar
tegen zodanige beschikkingen.

ARTIKEL XVII

	1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

	2. In afwijking van het eerste lid werkt artikel VII, onderdeel 0A,
terug tot en met het tijdstip waarop zonder deze wijziging van de Wet op
de vennootschapsbelasting 1969 artikel 2, zevende lid, eerste volzin,
van die wet van toepassing zou zijn geworden op de in dat onderdeel,
onder 2, genoemde lichamen.

	3. In afwijking van het eerste lid treedt artikel VII, onderdelen A en
B, in werking op het tijdstip waarop het besluit van 23 juni 2008,
houdende wijziging van het Besluit Centraal Fonds voor de
Volkshuisvesting (subsidie aan toegelaten instellingen voor de
wijkenaanpak) en van het Besluit beheer sociale-huursector (Stb. 239) in
werking treedt op grond van artikel V, eerste volzin, van het
eerstgenoemde besluit, en werkt - indien die inwerkingtreding is gelegen
vóór 1 januari 2009 - terug tot en met het tijdstip van die
inwerkingtreding.

	4. In afwijking van het eerste lid treden de artikelen XI en XII in
werking met ingang van 31 december 2008.

	5. In afwijking van het eerste lid treden artikel XIII, onderdeel B, en
artikel XIV, onderdeel B, in werking op een bij koninklijk besluit te
bepalen tijdstip.

	6. In afwijking van het eerste lid treedt artikel IV in werking op een
bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. De voordracht voor het
koninklijk besluit, bedoeld in de eerste volzin, wordt niet eerder
gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der
Staten-Generaal is overgelegd. De voordracht wordt niet gedaan indien
binnen die vier weken door of namens een der kamers of door ten minste
een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der kamers om
overleg over het ontwerp wordt gevraagd en dit overleg niet tot
instemming leidt.

ARTIKEL XVIII

	Deze wet wordt aangehaald als: Overige fiscale maatregelen 2009.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiën,

 PAGE    

 PAGE   9