LEI-rapport "Sanering nertsenhouderij in Nederland: een actualisatie"
Brief lid / fractie
Nummer: 2008D16921, datum: 2008-11-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: K. van Velzen, Tweede Kamerlid (Ooit SP kamerlid)
- Mede ondertekenaar: H.E. Waalkens, Tweede Kamerlid (Ooit PvdA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2008Z07215:
- Gericht aan: J.J. Atsma, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Indiener: K. van Velzen, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: H.E. Waalkens, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2008-2010)
- 2008-11-25 16:00: Procedurevergadering LNV (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2008-2010)
Preview document (🔗 origineel)
Den Haag, 19 november 2008 Aan de voorzitter en leden van de vaste Kamercommissie voor LNV Bij de behandeling van de initiatiefwet is compensatie van nertsenhouders aan de orde geweest. Naar aanleiding van deze vragen hebben de indieners de minister verzocht een aanvullende vraag uit te zetten bij het LEI naar de economische effecten van het verbod op de nertsenhouderij voor de nertsenhouders. Op basis van dit rapport zou de Kamer moeten bezien of compensatie, dan wel in welke vorm wenselijk zou zijn. Gisteren hebben wij het LEI-rapport ontvangen onder de titel ‘Sanering nertsenhouderij in Nederland: een actualisatie’. Graag zouden wij het BOR willen verzoeken een verificatie van dit onderzoek uit te voeren. Dit is bij uitstek een van de taken die wij het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven (BOR) hebben toegedeeld: ‘het ondersteunen van de Kamer bij de verificatie van externe beleidsevaluaties of onderzoeken, waarbij wordt nagegaan of het onderzoek bruikbaar is voor de Kamer. Bij het toetsen van de kwaliteit wordt bijvoorbeeld gekeken naar interne consistentie, gebruikte onderzoeksmethoden, de vraag of de beleidsaanbevelingen wel kunnen worden gedaan op basis van het onderzoek’. Mijn verzoek zou in ieder geval zijn om deze actualisatie te beoordelen op de vraag of hier voldoende feiten worden aangedragen om te kunnen beoordelen welke compensatie aan de orde zou kunnen zijn indien de pelsdierhouders een overgangstermijn van tien jaar geboden zou worden. Het lijkt ons vanuit het perspectief van andere deelnemers aan de behandeling van onze initiatiefwet ook relevant te kunnen beoordelen of er voldoende informatie geboden is voor de andere geschetste scenario’s, zoals een direct verbod en een overgangstermijn van 11, 12, 13, 14 of 15 jaar. Wij rekenen op uw steun in deze. Het is zaak de eventuele compensatie van nertsenhouders goed te onderbouwen. Met vriendelijke groet, Krista van Velzen Harm Evert Waalkens