[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Lijst van vragen inzake de notitie 'Naar een volwassen bachelor-masterstructuur'

Invoering van de bachelor-masterstructuur in het Hoger Onderwijs

Lijst van vragen

Nummer: 2008D17246, datum: 2008-11-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.DOC), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2008Z05674:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


29281	Invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs

	

Nr.		Lijst van vragen en antwoorden

		

Vastgesteld (wordt door griffie ingevuld als antwoorden er zijn)

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft de
minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de volgende vragen ter
beantwoording voorgelegd over diens notitie Naar een volwassen
bachelor-masterstructuur, inclusief de bijlage van het evaluatierapport
van het onderzoeksbureau Center for Higher Education Policy Studies
(CHEPS) New degrees in the Netherlands, evaluation of the bachelor
master structure and accreditation in Dutch higher education (Kamerstuk
29281, nr. 10).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief vanā€¦ De vragen en
antwoorden zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, 

Van de Camp

		Adjunct-griffier van de commissie

		La Rocca

Nr	Vraag	Blz

van	

tot

1	Hoe voorkomt u dat er een zesjescultuur ontstaat doordat studenten
zich opgejaagd voelen door de harde knip? Hoe voorkomt u dat studenten
uitvallen als gevolg van de harde knip?	0	 

2	Hoe voorkomt u dat het mislopen van enkele studiepunten leidt tot veel
vertraging?	0	 

3	Wat is uw reactie op het voorstel van de Koninklijke Nederlandse
Akademie van Wetenschappen (KNAW) om opleidingen te verplichten
studenten te accepteren van andere instellingen, ook als die nog een
paar studiepunten missen?	0	 

4	Waarom is het een probleem dat veel bachelorstudenten kiezen voor de
doorstroommaster? Waarom zou het verkeerd zijn dat bijna tachtig procent
van de wo-studenten kiest voor de doorstroommaster?	2	 

5	Wat verstaat u onder een verdere optimalisatie van het masteraanbod?
Wat kunt u daar als minister aan doen?	         2

	6	Hoe verhoudt het streven dat meer bachelors na de studie kiezen voor
de arbeidsmarkt zich met het streven het aantal hoger opgeleiden te
verhogen?	2	 

7	Is het een constatering of een streven dat veel studenten na de
bachelorstudie kiezen voor de arbeidsmarkt?	         2

	8	Waarom wacht u niet op de uitkomsten van het door u gewenste
onderzoek naar de noodzaak van een verdere optimalisatie van het
bestaande masteraanbod, met daarbij aandacht voor meer transparantie en
heldere toelatingseisen, ook voor studenten die vanuit andere
instellingen of opleidingen komen, voordat u besluit over het invoeren
van de harde knip?	2	 

9	Hoe ziet u de betere erkenning van het Nederlandse hoger onderwijs in
het buitenland concreet voor zich? Wat is de toegevoegde waarde hierbij
van de harde knip?	3	 

10	Hoe verhoudt de doelstelling ā€œflexibiliteit en keuzevrijheid voor
studentenā€ zich met de mogelijke studievertraging die optreedt door
invoering van de harde knip?	3	 

11	Betekent het invoeren van heldere toelatingseisen ook dat
toelatingseisen moeten worden aangescherpt? Bent u, bijvoorbeeld, voor
meer selectie aan de poort en een numerus fixus bij masteropleidingen?	3
 

12	Per wanneer wilt u de harde knip gaan invoeren? Wordt de harde knip
op dat moment voor alle studenten de regel?	2	 

13	Hoeveel studenten zouden volgens u een deel van hun studie in het
buitenland moeten volgen, wat is uw doelstelling? Hoeveel studenten
zouden een deel van de studie op een andere universiteit moeten volgen?
Hoeveel studenten zouden op de eigen universiteit een andere master dan
de doorstroommaster moeten volgen? Wat zijn de argumenten hiervoor?	4	 

14	Hoeveel studievertraging levert het volgen van vakken in het
buitenland gemiddeld op? Hoeveel studenten volgen vakken in het
buitenland tijdens hun bachelorfase?	4	 

15	Welke extra keuzemogelijkheden heeft u voor ogen als u schrijft over
ā€œinhoudelijke vernieuwing, gericht op betekenisvolle differentiatie in
de masterfaseā€?	4	 

16	Hoe verhoudt de doelstelling van binariteit zich tot de uitspraak in
het evaluatierapport dat de titulatuurdiscussie rond het hbo in
Nederland levendig is? Bent u van plan de titulatuur voor het hbo in de
toekomst aan te passen, om internationale competitie beter mogelijk te
maken?	5	 

17	Als u stelt dat er ruimte is geschapen voor de tijdelijke
financiering van enkele arbeidsmarktrelevante hbo-masters, wat verstaat
u dan onder ā€œtijdelijke financieringā€? Aan welke voorwaarden moet
een hbo-master voldoen om hiervoor in aanmerking te komen?	4	 

18	Waarom is het binaire stelsel volgens u een belangrijke kracht van
het Nederlandse hoger onderwijs?	5	 

19	De mobiliteit van Nederlandse studenten is beperkt: maar 18,3% van de
Nederlandse studenten in het hbo heeft ervaring in het buitenland. Voor
2010 is het streven 25%. Bent u nog van plan dit streefcijfer
ambitieuzer bij te stellen?	5	 

20	Als u internationale mobiliteit van studenten wilt bevorderen, wat
verstaat u daar dan onder? Fysieke mobiliteit, of ook virtuele
mobiliteit?	5	 

21	Schept u geen onduidelijkheid over uw visie op de positie van de
wo-bachelor, als u op pagina 5 enerzijds schrijft ā€œ[I]n tegenstelling
tot het wo is het uitgangspunt in het hbo dat het afronden van een
bacheloropleiding mensen reeds afdoende kwalificeert voor de
arbeidsmarktā€, en anderzijds dat ā€œde bacheloropleiding een op
zichzelf staande, afgeronde opleiding isā€? Is de wo-bachelor wel of
niet een op zichzelf staande opleiding en kwalificeert deze mensen voor
de arbeidsmarkt? Wilt u doorstroom naar een master na het wo-bachelor
wel of niet stimuleren?	5	 

22	Hoe verhoudt zich het vasthouden aan het uitgangspunt van de
binariteit tot de situatie dat door invoering van de
bachelor-masterstructuur in het wetenschappelijk onderwijs een opleiding
is ontstaan die meer lijkt op het hbo, namelijk de bachelor? Is
verlenging van de universitaire bachelor niet een gewenste stap?  	5	 

23	Is er onderzoek gedaan naar de redenen van de beperkte mobiliteit van
studenten? Wat zijn de redenen van de beperkte mobiliteit? Hoe vaak
worden welke redenen door studenten genoemd?	5	 

24	Hoe lost u de andere factoren op die, naast de zachte knip,
mobiliteit belemmeren, zoals verhuiskosten, krapte op de woningmarkt,
binding aan een stad, binding aan een instelling, bijbaan etc.?	6	 

25	Bent u van mening dat de kans op studievertraging en daardoor hogere
studiekosten voor studenten een belemmering vormt om mobiel te zijn en
een keuze voor een andere universiteit en master te maken? Ziet u hier
een oplossing voor?	6	 

26	Is het waar dat in geen enkel ander land waar een
bachelor-masterstructuur bestaat, met doorstroommasters of de zachte
knip wordt gewerkt? Wat zijn de resultaten van dat beleid in andere
landen? Welk percentage bachelorstudenten stroomt daar succesvol door
naar een masteropleiding? Is uw keuze om het CHEPS-advies, te weten om
doorstroommasters af te schaffen, niet over te nemen gebaseerd op de
resultaten in andere landen?	6	 

27	Waarop is de stelling gebaseerd dat studenten de keus voor een
masteropleiding onvoldoende doordacht maken? Is hiernaar onderzoek
gedaan en zo ja, wat waren de uitkomsten?	6	 

28	Als u stelt dat studenten hun keus voor een masteropleiding
onvoldoende doordacht maken, in hoeverre erkent u dan dat het geringe
verschil in kwaliteit tussen masteropleidingen bij veel studies een
oorzaak kan zijn van de beperkte binnenlandse mobiliteit?	6	 

29	Moet de voorgestelde maatregel ten aanzien van de harde knip worden
gezien als een poging het keuzemoment voor de student te versterken, of
valt hieronder ook de doelstelling om de internationale mobiliteit te
vergroten?	6	 

30	Waarom is gekozen voor september 2010 als tijdstip om de zachte knip
onmogelijk te maken?	7	 

31	Hoe voorkomt u studievertraging wanneer u geen afspraken wilt maken
met universiteiten over voldoende instroommomenten?	7	 

32	Hoe compenseert u studievertraging die toch is opgelopen als gevolg
van de harde knip?	7	 

33	Welke effecten zal het afschaffen van de zachte knip naar verwachting
hebben op de gemiddelde studieduur? Welke effecten zal het afschaffen
van de zachte knip hebben op de motivatie en bereidheid van studenten om
zich actief in nevenactiviteiten te mengen?	7	 

34	Wat is het effect van meerdere instroommomenten op vakgroepen die de
opleiding aanbieden? Betekent dit dat zij gelijktijdig meerdere
programma's naast elkaar moeten draaien? Zo ja, wat is daarvan het
effect op docenten en overig personeel?	7	 

35	Hebt u inmiddels meer inzicht in de mogelijke uitzonderingen op de
harde knip?	7	 

36	Hoe wordt bij het afschaffen van de zachte knip omgegaan met
bachelorstudenten die uit interesse extra-curriculair een mastervak
willen volgen? Is dit dan nog wel mogelijk?	7	 

37	Hoe wordt de toegankelijkheid van de masteropleiding ingeperkt als de
verplichting vervalt om bij elke bacheloropleiding een doorstroommaster
aan te bieden?	7	 

38	Waarom is niet gekozen voor een bandbreedte in plaats van een harde
knip, zodat studenten die nog slechts een of twee vakken moeten halen,
toch doorkunnen?	7	 

39	Klopt het dat u afspraken wil maken over voldoende instroommomenten
voor studenten in de masteropleidingen, maar geen standaarden wil
opleggen? Wat is volgens u het gevolg als er wel een harde knip komt,
maar niet meer instroommomenten voor de student? 	7	 

40	Hebt u overwogen om studenten meer herkansingsmogelijkheden te
bieden, bijvoorbeeld in vakanties, om zo de nadelen van de invoering van
de harde knip te beperken?	7	 

41	Zijn er, daar u aangeeft dat universiteiten uitzonderingen moeten
kunnen maken op de harde knip voor studenten die actief zijn in een
bestuur, ook uitzonderingsmogelijkheden voor studenten die,
bijvoorbeeld, werken als student-assistent of een stage lopen in het
buitenland? Bent u voornemens hierover duidelijke afspraken op papier te
zetten of is dit aan de onderwijsinstellingen? Hebt u een idee welk
percentage van de studenten in een dergelijke ā€œuitzonderingspositieā€
zal zitten? Hoe gaat u ervoor zorgen dat studenten die in aanmerkingen
komen voor de uitzondering hiervan ook op de hoogte zijn?	7	 

42	Kunt u bevestigen dat studenten die actief zijn in een bestuur en
daardoor een vertraging van enkele maanden oplopen, kunnen worden
uitgezonderd van de harde knip? Voor welke besturen geldt dit? Geldt dit
voor al het vrijwilligerswerk, of alleen voor vrijwilligerswerk op de
universiteit? Kan dat laatste worden toegelicht?	7

	43	Hoe rechtvaardigt u de afschaffing van de zachte knip wanneer u in
ogenschouw neemt dat veel studenten onvermijdelijk een aanzienlijke
hoeveelheid tijd zullen verspelen doordat zij een zeer beperkt deel van
de bachelor niet afgerond hebben? Wilt u zich beijveren om deze
rigiditeit te vermijden, ook voor studenten die geen persoonlijke
omstandigheden, zoals bestuurswerk, kunnen aanvoeren? 	7	 

44	Hoe voorkomt u dat minder studenten zich zullen richten op bestuurs-
en medezeggenschapswerk?	7	 

45	Hoe waarborgt u de rechtsgelijkheid van studenten, wanneer u de
bevoegdheid tot het bieden van uitzonderingsmogelijkheden aan de
instellingen overlaat?	7	 

46	Is het waar dat studenten die bestuurswerk kunnen aandragen, dubbel
voordeel genieten, omdat zij een financiƫle toelage van de universiteit
ontvangen en tevens de mogelijkheid hebben van een zachte knip? Welke
financiƫle rechtvaardiging bestaat er om activiteiten als bestuurswerk
als uitzonderingsmogelijkheid aan te merken? Wordt hiermee niet de kloof
tussen studenten vergroot?	7	 

47	Wat bedoelt u als u stelt dat meer naar kennis en vaardigheden van
studenten moet worden gekeken, alvorens toegang wordt verleend tot de
masteropleiding? Is de waarde van de bachelorkwalificatie in de meeste
gevallen niet juist het ijkpunt dat studenten zekerheid verschaft? Kunt
u een en ander toelichten?	7	 

48	Klopt het dat u de diversiteit die door de zachte knip binnen groepen
masterstudenten ontstaat, als een probleem ervaart? Is het u bekend of
binnen het oude bestel, waarin deze diversiteit ook bestond, ook
aanzienlijke problemen met deze diversiteit zijn geconstateerd? Kunt u
staven dat concentratie op de master wezenlijk verstoord wordt wanneer
nog enige onderdelen van de bachelor moeten worden behandeld?	8	 

49	Hoe kan het uitgangspunt dat een harde knip niet tot extra
studievertraging leidt, realiteit worden, wanneer voor sommige
opleidingen een maximum van Ć©Ć©n instroommoment per jaar geldt?	8	 

50	Wat zijn de criteria om uitgezonderd te kunnen worden voor de harde
knip?	8	 

51	Bent u in het kader van diversiteit en differentiatie ook van plan
iets te doen aan de grote versnippering van gelijksoortige opleidingen
over het land?	8	 

52	Bent u van plan de beoogde vergroting van transparantie van kwaliteit
te gebruiken om kwaliteitsbekostiging in te voeren? Zo nee, waarom niet?
8	 

53	Wanneer de wo-bachelor meer op de arbeidsmarkt wordt gericht, wat is
dan het verschil tussen een hbo-bachelor en een wo-bachelor, behalve de
duur? Hoe wordt het wetenschappelijke van deze opleiding gewaarborgd?	8	


54	Klopt het dat er meer aandacht van de instellingen nodig is voor
aansluiting op de arbeidsmarkt, maar dat een substantiƫle uitstroom van
wo-bachelors naar de arbeidsmarkt geen doel van het beleid is? Hoe groot
moet in dat geval de uitstroom zijn?	9	 

55	Waarom moet de bachelor een zelfstandige opleiding zijn, wanneer het
niet wenselijk is dat veel studenten gaan werken na hun bachelor?	9	 

56	Kunt u in het kader van de macrodoelmatigheid een overzicht sturen
van het aantal leerstoelen en lectoraten in Nederland, vergezeld van de
kosten daarvan per jaar?	9	 

57	Is het denkbaar dat in de toekomst op een universiteit ook een
hbo-master wordt aangeboden?	10	 

58	Kunt u de reden toelichten om een ā€œexterneā€ commissie
doelmatigheid in te stellen, aan welke samenstelling van leden ten
aanzien van expertise wordt gedacht, op welke termijn de commissie zal
worden gevraagd conclusies te trekken en aan welke specifieke
doelstellingen voor de commissie wordt gedacht?	10	 

59	Hoe worden de studentenbonden betrokken bij het onderzoek van de
vereniging van universiteiten VSNU om de masteropleidingen anders te
ordenen?	10	 

60	Als u spreekt over de mogelijkheid van een ā€˜joint degreeā€™ met een
studielast van 90 studiepunten (ECTS), waar komt dan de financiering
voor deze langere master vandaan? Krijgt de student hiervoor een
halfjaar langer studiefinanciering of zal er om een eigen bijdrage van
de student worden gevraagd?	11	 

61	Zijn de masteropleidingen van 90 studiepunten alleen voor
buitenlandse studenten of ook voor Nederlandse studenten toegankelijk?
12	 



  FILENAME  GRT_RGR_OCW_29281-10.DOC 		  PAGE  1 /  NUMPAGES  4