Lijst van vragen over transitie-experimenten langdurige zorg
Toekomst AWBZ
Lijst van vragen
Nummer: 2008D17433, datum: 2008-11-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P.E. Smeets, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit PvdA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: H.C.R.M. Clemens, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2008Z05004:
- Indiener: M. Bussemaker, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2008-10-28 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2008-11-05 10:15: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2008-11-19 14:00: Transitie-experimenten langdurige zorg (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2011-06-23 14:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
30 597 Toekomst AWBZ Nr. XXXXX VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld …………. 2008 In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond er bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 23 oktober 2008 inzake transitie-experimenten langdurige zorg (30 597, nr. 33). De op 21 november 2008 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de staatssecretaris bij brief van …….. 2008 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt. De voorzitter van de commissie, Smeets Adjunct-griffier van de commissie, Clemens Inhoudsopgave I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties II. Reactie van de staatssecretaris I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie De leden van de CDA-fractie hebben naar aanleiding van de brief van de staatssecretaris de volgende vragen. Er is in 2007 al gestart met het Transitieprogramma langdurige zorg (TPLZ); een eerste tranche experimenten is van start gegaan. Kan een toelichting worden gegeven wat voor soort experimenten dit concreet zijn en wanneer de eerste resultaten verwacht worden? Zorgaanbieders en zorgkantoren dienen een contract af te sluiten als zij willen deelnemen aan het TLPZ. In hoeverre is geregeld dat elk zorgkantoor werkt met hetzelfde contract of dezelfde overeenkomst? - Er wordt overwogen een tijdelijke subsidie te verlenen om een vlotte start van het experiment te bevorderen (mits er een overeenkomst is gesloten). Wanneer wordt overwogen om een tijdelijke subsidie te verlenen en wanneer niet? Met andere woorden welke selectiecriteria worden hierbij gehanteerd en kunnen deze op draagvlak rekenen bij de convenantspartijen? - Er komt een afzonderlijke beleidsregel voor de TPLZ-experimenten. Ook moet de aanbieder openheid van zaken en allerlei informatie geven aan de zorgkantoren. Voorts moeten aanbieders op zoek naar cofinanciering. In hoeverre zullen aanbieders zich laten prikkelen om op deze experimenten in te schrijven aangezien de administratieve lastendruk lijkt toe te nemen? Hoe voorkomt de staatssecretaris een projectenbureaucratie, die ten koste gaat van de doelmatigheid? Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de staatssecretaris inzake transitie-experimenten langdurige zorg. Deze leden zijn met de staatssecretaris van mening dat zorgvernieuwing belangrijk is om ook op langere termijn doelmatige zorg van goede kwaliteit te kunnen leveren. Genoemde leden vragen wat bedoeld wordt met het “mobiliseren van hulpbronnen van buiten de langdurige zorg”. Voorts vragen de leden van de fractie van de Partij van de Arbeid of al eerste resultaten bekend zijn van de eerste tranche experimenten. Op welke wijze wordt de voortgang van deze experimenten bewaakt? Kan een overzicht worden gegeven van de geselecteerde experimenten in de eerste en tweede tranche? Hoe zijn deze verdeeld tussen de verschillende zorgvormen en waar worden ze uitgevoerd? Zij vragen waarom de maximale subsidieperiode twee jaar bedraagt, terwijl de maximale experimenteerperiode drie jaar is. Kan het voorkomen dat een experiment door geldgebrek eerder moet stoppen? De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre er sprake is van overlap tussen kortdurende kleinschalige experimenten (KKE) en het TPLZ. Welke criteria die voor het TPLZ gelden, gelden niet voor de KKE en andersom? Kan het voorkomen dat een experiment wordt afgewezen voor het TPLZ en vervolgens toch kan worden uitgevoerd via de KKE? Vragen en opmerkingen van de SP-fractie De leden van de SP-fractie ontvangen graag antwoord op de volgende vragen. Welke afspraken zijn er gemaakt tussen GGZ Nederland, Actiz, BTN en VGN op het gebied van het opzetten en uitvoeren van een landelijk programma? Hoe is het personeel betrokken bij de plannen van deze werkgeversorganisaties? Wat is er tot nu toe gerealiseerd en in werking gezet? - Welke waarborgen zijn er voor het creëren en waarborgen van kleinschalig zorgaanbod? Wordt er in de experimenten via het TPLZ rekening mee gehouden dat deze projecten ook geschikt moeten zijn in kleinschalige woon- en leefvormen? Welke eisen zijn daaraan gesteld? - Zijn er experimenten binnen het TPLZ speciaal gericht op ouderen die minder draagkrachtig zijn en hoe deze (ook) op lange termijn van doelmatige zorg van beschikbare kwaliteit gebruik kunnen maken? Zijn er experimenten gericht op het bestrijden van eenzaamheid onder ouderen, voedingsproblemen in de thuissituatie en ondersteuning bij medicijngebruik in de thuissituatie? Is de staatssecretaris bereid hiervoor plaats te maken binnen het programma? Wat wordt bedoeld met doelmatig? - Wanneer informeert de staatssecretaris de Kamer over de concrete plannen en wanneer worden resultaten verwacht? Is het mogelijk om succesvolle experimenten een structurele status te geven? - Hoe oordeelt de NZa over de experimenten? Mogen deze in een concurrerende zorgmarkt? - Wat is de rol van de zorgkantoren: wat zijn de rechten en plichten van het zorgkantoor en hoe beoordeelt een zorgkantoor de prestaties van een zorgaanbieder? Wat maakt dat de staatssecretaris er vanuit gaat dat de zorgkantoren over de juiste expertise beschikken of is de rol van de zorgkantoren meer die van een financier? Wie beoordeelt dan de prestaties van het project en wie beoordeelt de activiteiten van het zorgkantoor? Dus hoe worden zorgaanbieders en zorgkantoren begeleid? Is dit de verantwoordelijkheid van de Werkgroep Innovatie of die van de staatssecretaris? Wie is er verantwoordelijk voor de kwaliteitsnormen? Mogen zorgkantoren met bandbreedtes werken, of lenen de experimenten zich daar niet voor? - De ervaring met experimenten en projecten is dat veel kennis uiteindelijk verloren gaat omdat de uitkomsten niet breed worden gedeeld en verbeteringen niet sectorbreed worden ingevoerd. Hoe draagt het landelijke programma bij tot het breed verspreiden van de opgedane kennis? Hoe wordt de openbaarheid van de experimenten (en de opgedane kennis) gewaarborgd? Hoe wordt goede financiële verantwoording over de experimenten gewaarborgd? Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de staatssecretaris, maar hebben hierover nog enkele vragen. Zij onderschrijven het belang van innovatie in de zorg. Deze leden hebben al vaak met het kabinet van gedachten gewisseld over de opvatting dat de belangrijkste belemmering voor innovaties in de zorg in de AWBZ ligt: in de financiële structuur die de inzet van mensen beloont en niet het resultaat. Wat gebeurt er om deze belangrijke innovatieremming op te lossen? Wordt het TPLZ ook uitgevoerd voor andere gebruikers van de AWBZ behalve ouderen? Genoemde leden vragen ook welke experimenten er tot nu toe zijn geweest en met welk resultaat. Welke nieuwe experimenten zijn in augustus geselecteerd? Is het de bedoeling van ieder experiment om, wanneer het slaagt, het ook onderdeel te laten worden van de praktijk? Zijn er ook experimenten denkbaar die louter door een andere wijze van bekostiging innovatie de ruimte geven? In het gekozen subsidiesysteem is het het kabinet, in de persoon van de staatssecretaris, dat beslist welke innovaties in de zorg goed zijn en dus verder ontwikkeld mogen worden. Hoe past deze top-down benadering bij het streven van dezelfde staatssecretaris om de professional meer de ruimte te geven? De leden van de VVD-fractie vragen voorts of ontwikkelaars van hulpmiddelen ook in aanmerking komen voor subsidie. Zo ja, heeft de staatssecretaris hiervan voorbeelden? Zo neen, waarom niet? Kunnen cliënten en/of cliëntenorganisaties ook projecten initiëren? Zo ja, is dat al gebeurd en kan de staatssecretaris voorbeelden geven? Zo neen, waarom niet? Deze leden denken hierbij bijvoorbeeld aan een onderzoek dat in beeld brengt wat de innovatie, die gewenst is door aanbieders of cliënten, nu remt of zelfs blokkeert. In tweede instantie zou deze innovatie wél experimenteel moeten worden toegestaan om het effect hiervan te meten. II. REACTIE VAN DE STAATSSECRETARIS PAGE PAGE 1