Brief Vereniging tot Behoud Boer en Milieu
Brief regering
Nummer: 2008D17458, datum: 2008-11-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: G. Verburg, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2008Z07471:
- Indiener: G. Verburg, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Volgcommissie: vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (2008-2010)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2008-2010)
- 2008-12-02 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2008-12-09 16:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2008-2010)
- 2009-01-22 17:00: Ammoniak (Algemeen overleg), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2008-2010)
- 2009-04-22 13:55: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 21 november 2008 In uw bovenvermelde brief ( FORMTEXT 2008Z05411 /2008D12751) verzoekt u mij om reactie op een brief, gedateerd oktober 2008, van de Vereniging tot Behoud van Boer en Milieu (VBBM). Bij de brief heeft de VBBM een rapportage gevoegd met kanttekeningen bij een deskstudie die WUR op mijn verzoek heeft verricht naar bekende neveneffecten van emissiearm toedienen van dierlijke mest. Deze studie is bedoeld als een van de bouwstenen voor een evaluatie van de wettelijke voorschriften voor het toedienen van mest. De minister van VROM heeft in overeenstemming met mij aan het Planbureau voor de leefomgeving (PBL) gevraagd die voorschriften, die dateren van begin jaren negentig, te evalueren op doeltreffendheid, doelmatigheid en neveneffecten. Ik heb uw Kamer hierover eerder geïnformeerd (TK, 2007-2008, nr. 2389). Ten behoeve van de evaluatie heb ik een maatschappelijke klankbordgroep ingesteld. De VBBM heeft mij gevraagd het rapport met kanttekeningen in dit overleg te agenderen. In overeenstemming met de secretaris van de VBBM is besloten dat niet te doen omdat dat in dit stadium minder zinvol is. In plaats daarvan is het rapport aangeboden aan het PBL met het verzoek de bevindingen te betrekken bij de evaluatie. Zoals ik u rapporteerde was de planning dat het PBL de evaluatie eind 2008 zou afronden. Recent is echter besloten dat het PBL in de evaluatie ook de resultaten zal betrekken van een onderzoek van WUR, dat mede in mijn opdracht wordt uitgevoerd in de Noordelijke Friese Wouden. In dat onderzoek staat de vraag centraal in hoeverre het mogelijk is om op andere wijze dan door emissiearme toediening, de emissie van ammoniak te reduceren. Over dat onderzoek zal WUR in december a.s. rapporteren. In verband daarmee is de evaluatie van het PBL pas in de loop van januari-februari 2009 te verwachten. In haar brief zegt de VBBM bevreemd te zijn dat onduidelijk is of indertijd een milieueffectrapportage is uitgevoerd voorafgaand aan het besluit ondernemers te verplichten dierlijke mest emissiearm toe te dienen. Zoals ik ook heb geantwoord op een eerder verzoek van de VBBM (brief nr. TRCJZ/2008/1632) beschik ik niet over een dergelijk rapportage. Voor zover ik heb kunnen nagaan is indertijd uitsluitend gekeken naar eventuele nadelige effecten voor weidevogels. DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, G. Verburg