Antwoord op vragen van het lid Arib over kinderontvoeringen
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2008D17653, datum: 2008-11-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.M.H. Hirsch Ballin, minister van Justitie ()
Onderdeel van zaak 2008Z06680:
- Gericht aan: E.M.H. Hirsch Ballin, minister van Justitie
- Indiener: K. Arib, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Bezoekadres Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Telefoon (070) 3 70 79 11 Fax (070) 3 70 79 72 www.justitie.nl Onderdeel Directie Justitieel Jeugdbeleid Datum 24 november 2008 Ons kenmerk 5575653/08/DJJ Uw kenmerk 2080905130 Bijlage(n) 1 Onderwerp Beantwoording Kamervragen Hierbij zend ik u de beantwoording van de vragen van het lid Arib (PvdA) over kinderontvoeringen (ingezonden 13 november 2008). De Minister van Justitie, Antwoorden van de Minster van Justitie op vragen van het lid Arib (PvdA) over kinderontvoeringen. (Ingezonden 13 november 2008, 2080905130 ) Vraag 1: Kent u de Tv-uitzending over de ontvoering van Y.C. naar Turkije? 1) Antwoord 1: Ja. Vraag 2: Deelt u de mening dat aangezien zowel Y. als zijn moeder hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt met betrekking tot de vraag aan wie het kind moet worden toevertrouwd? Zo ja, is dit een exclusieve rechtsmacht en hoe oordeelt u dan over het feit dat er op dit moment ook in Turkije een rechtszaak aanhangig is over Y.? Zo neen, waarom niet? Vraag 3: In hoeverre moeten, na de uitspraak van de Nederlandse rechter inzake het ouderlijk gezag over Y. op grond van het Haags Kinderbeschermingsverdrag, de Turkse autoriteiten deze uitspraak over het gezag over Y. honoreren? Antwoord 2 en 3: De rechter in Turkije oordeelt niet over het gezag en de toevertrouwing van Y. aan een van zijn ouders, maar over het verzoek tot terugkeer van Y. naar Nederland dat door de moeder onder het Haags Kinderontvoeringsverdrag is gedaan. De Turkse rechter geeft dan ook geen (nieuw) oordeel inzake het gezag over Y, maar stelt vast of Y. in strijd met het geldende Nederlandse gezagsrecht door zijn vader in Turkije wordt achtergehouden. Wordt deze vraag door de Turkse rechter positief beantwoord dan dient Y. onverwijld terug te keren naar Nederland, tenzij er een weigeringsgrond (in de zin van artikel 13) onder het Verdrag van toepassing is. Vraag 4: In hoeverre zijn de Nederlandse Centrale Autoriteit danwel het Centrum Internationale Kinderontvoering bij deze zaak betrokken? Wat kunnen zij nog betekenen voor de moeder van Y.? Vraag 5: Welke middelen kan de moeder nog hanteren om de terugkomst van haar zoon naar Nederland te bespoedigen? Vraag 6: Wat kunt u, eventueel met tussenkomst van de minister van Buitenlandse Zaken, nog doen om de terugkomst van Y. naar Nederland te bewerkstelligen? Wanneer kan de moeder hiervan de resultaten merken? Antwoord 4 , 5 en 6: De Centrale autoriteit heeft sinds begin dit jaar het verzoek van de moeder tot terugkeer van Y. naar Nederland in behandeling. Zij heeft voortdurend contact met de Turkse Centrale autoriteit om op de hoogte te blijven van de voortgang in deze kwestie en deze te bewaken. Het Centrum Internationale Kinderontvoering geeft voorlichting aan ouders over wat te doen in geval van kinderontvoering. Zij speelt geen actieve rol meer nu het verzoek door de centrale autoriteiten in behandeling is genomen. Op dit moment wordt door de Turkse autoriteiten nagegaan of een procedure tot tenuitvoerlegging van de Nederlandse gezagsuitspraak in Turkije tot een spoediger terugkeer van Y. naar Nederland kan leiden dan de teruggeleidings-procedure. Verwacht wordt dat hierover eind november meer duidelijkheid ontstaat. Aangezien zowel de procedure tot teruggeleiding onder het Verdrag als een eventuele tenuitvoerleggingsprocedure van de Nederlandse gezagsuitspraak op korte termijn uitkomst kan bieden in de onderhavige kwestie, acht ik het niet opportuun om op dit moment diplomatieke middelen in te zetten om tot oplossing te komen. Het verzoek tot terugkeer van Y. ligt thans ter beoordeling van de Turkse rechter. Vraag 7: Bent u bereid deze vragen voor het algemeen overleg over kinderontvoeringen op 25 november te beantwoorden? Antwoord 7: Ja. 1) Tros Vermist, 17 en 31 oktober 2008 5575653/08/DJJ /24 november 2008 PAGE 2 / NUMPAGES 3 Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties Directie Justitieel Jeugdbeleid Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen.