[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

31555 bijgewerkt t/m nr.6 (NvW dd. 21 november 2008)

Implementatie van het kaderbesluit nr. 2006/783/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 6 oktober 2006 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen tot confiscatie (PbEG L 328/59) (wijziging Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties in verband met de toepassing op beslissingen tot confiscatie)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2008D17926, datum: 2008-11-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2008Z01036:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 6 (Nota van Wijziging d.d. 21 november 2008)



31 555	Implementatie van het kaderbesluit nr. 2006/783/JBZ van de Raad
van de Europese Unie van 6 oktober 2006 inzake de toepassing van het
beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen tot confiscatie
(PbEG L 328/59) (wijziging Wet wederzijdse erkenning en
tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties in verband met de toepassing
op beslissingen tot confiscatie)



	Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de
implementatie van het Kaderbesluit 2006/783/JBZ van de Raad van de
Europese Unie van 6 oktober 2006 inzake de toepassing van het beginsel
van wederzijdse erkenning op beslissingen tot confiscatie (PbEG L 328)
noodzakelijk is om in de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging
van strafrechtelijke sancties een hoofdstuk in te voegen betreffende de
wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen tot
confiscatie en enige andere wijzigingen door te voeren;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafrechtelijke
sancties wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

	1. De onderdelen g en h worden geletterd m en n.

	2. Na onderdeel f worden zes onderdelen ingevoegd, luidende:

	g. voorwerpen: alle zaken en alle vermogensrechten ten aanzien waarvan
de rechter van de uitvaardigende lidstaat heeft beslist dat zij:

	1º. de opbrengst zijn van een strafbaar feit dan wel met de gehele of
gedeeltelijke waarde van die opbrengst overeenstemmen, of

	2º. een hulpmiddel voor dat strafbaar feit vormen, of

	3º. vatbaar zijn voor confiscatie door de toepassing, in de
uitvaardigende lidstaat, van een van de verruimde
confiscatiebevoegdheden in de zin van artikel 3, eerste en tweede lid,
van het Kaderbesluit 2005/212/JBZ van de Raad van 24 februari 2005
inzake de confiscatie van opbrengsten van misdrijven, alsmede van de
daarbij gebruikte hulpmiddelen en de door middel daarvan verkregen
voorwerpen (PbEU L 68 van 15 maart 2005), of

	4º. vatbaar zijn voor confiscatie op grond van andere
rechtsvoorschriften van de uitvaardigende lidstaat betreffende verruimde
confiscatiebevoegdheden;

	h. opbrengst: elk economisch voordeel dat uit strafbare feiten is
verkregen. Dit kunnen alle voorwerpen zijn;

	i. hulpmiddelen: alle voorwerpen die op enigerlei wijze, geheel of
gedeeltelijk, zijn gebruikt of bestemd om te worden gebruikt om één of
meer strafbare feiten te begaan;

	j. cultuurgoederen: cultuurgoederen als bedoeld in artikel 3:86a,
eerste lid, BW;

	k. beslissing, houdende een geldelijke sanctie: een rechterlijke
uitspraak of een beschikking, waarbij een geldelijke sanctie als bedoeld
in onderdeel f van dit artikel is opgelegd;

	l. beslissing tot confiscatie: een rechterlijke uitspraak die leidt tot
het blijvend ontnemen van een voorwerp;.

B

	In de artikelen 4 en 5 wordt telkens na het zinsdeel “houdende een
geldelijke sanctie” ingevoegd: of een beslissing tot confiscatie.

C

De opschriften

“HOOFDSTUK II. GELDELIJKE SANCTIES

AFDELING 1. ERKENNING EN TENUITVOERLEGGING VAN BUITENLANDSE GELDELIJKE
SANCTIES” voorafgaand aan artikel 6 vervallen.

D

	De artikelen 6 en 7 komen te luiden:

Artikel 6 (voor erkenning en tenuitvoerlegging vatbare sancties)

	1. Vatbaar voor erkenning en tenuitvoerlegging in Nederland zijn:

	A.  beslissingen, houdende een geldelijke sanctie genomen in een andere
lidstaat van de Europese Unie:

	1º. bij rechterlijke uitspraak;

	2º. bij beschikking;

	3º. bij onherroepelijke rechterlijke beslissing genomen in beroep
tegen een beschikking.

	B. beslissingen tot confiscatie genomen in een andere lidstaat van de
Europese Unie en strekkende tot:

	1º. betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van
wederrechtelijk verkregen voordeel;

	2º. verbeurdverklaring, waarbij de rechter heeft bepaald op welke
voorwerpen deze sanctie ten uitvoer moet worden gelegd.

	2. Het eerste lid is van toepassing in het geval de veroordeelde een
natuurlijke persoon is, voor zover deze inkomsten of vermogen of zijn
vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft dan wel in het geval de
veroordeelde een rechtspersoon is, voor zover deze inkomsten of vermogen
of zijn statutaire zetel in Nederland heeft, dan wel indien het
specifieke voorwerp waarop de beslissing tot confiscatie betrekking
heeft zich op Nederlands grondgebied bevindt.

Artikel 7 (toezending aan bevoegde autoriteit)

	1. De beslissingen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, en het ingevulde
certificaat, dat is opgesteld overeenkomstig het bij algemene maatregel
van bestuur vastgestelde model, worden door de officier van justitie in
behandeling genomen. Wanneer deze documenten niet aan hem zijn gezonden,
worden ze door de geadresseerde onverwijld aan hem doorgezonden. De
geadresseerde stelt de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende
lidstaat hiervan onverwijld schriftelijk in kennis. De officier van
justitie bevestigt de ontvangst van een aan hem doorgezonden verzoek aan
de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat.

	2. Indien het certificaat ontbreekt, onvolledig is of kennelijk niet in
overeenstemming is met de beslissing, bedoeld in artikel 6, eerste lid,
verzoekt de officier van justitie de bevoegde autoriteit in de
uitvaardigende lidstaat het certificaat alsnog over te leggen, aan te
vullen of te verbeteren.

	3. De officier van justitie kan de bevoegde autoriteit in de
uitvaardigende lidstaat verzoeken een gewaarmerkt afschrift van de
beslissing of het origineel van het certificaat over te leggen.

E

	De artikelen 14 tot en met 16, alsmede het opschrift

“AFDELING 2. ERKENNING EN TENUITVOERLEGGING VAN NEDERLANDSE GELDELIJKE
SANCTIES” voorafgaand aan artikel 15, vervallen.

F

	Onder vernummering van de artikelen 8 tot en met 13 tot 11 tot en met
16, worden na artikel 7 drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 8 (wisselkoers)

	Indien een beslissing als bedoeld in artikel 6, eerste lid, is
uitgedrukt in vreemde valuta, bepaalt de officier van justitie de hoogte
van het bedrag in euro’s volgens de wisselkoers die gold op het
tijdstip waarop de beslissing werd genomen.

Artikel 9 (voltooiing en beëindiging van tenuitvoerlegging)

	1. De tenuitvoerlegging van de beslissing als bedoeld in artikel 6,
eerste lid, wordt gestaakt, zodra een daartoe strekkende kennisgeving
van de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat is ontvangen.

	2. Zodra de tenuitvoerlegging van de beslissing als bedoeld in artikel
6, eerste lid, is voltooid, stelt de officier van justitie de bevoegde
autoriteit van de uitvaardigende lidstaat hiervan onverwijld in kennis.

Artikel 10 (vatbaar voor erkenning en tenuitvoerlegging in een andere
lidstaat)

	1. Vatbaar voor erkenning en tenuitvoerlegging in een andere lidstaat
van de Europese Unie zijn beslissingen, houdende een in Nederland:

	a. bij rechterlijke uitspraak opgelegde geldboete;

	b. bij rechterlijke uitspraak opgelegde verplichting tot betaling aan
de staat van een geldsom ten behoeve van het slachtoffer;

	c. door de bevoegde autoriteiten bij beschikking opgelegde
administratieve sanctie als bedoeld in artikel 2 van de Wet
administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften;

	d. genomen beslissing tot confiscatie, betreffende een geldbedrag;

	e. genomen beslissing tot confiscatie, betreffende een specifiek
voorwerp.

	2. De officier van justitie kan een beslissing als bedoeld in het
eerste lid aan een andere lidstaat van de Europese Unie zenden met het
oog op de tenuitvoerlegging aldaar, indien de veroordeelde in die andere
lidstaat inkomsten of vermogen of zijn vaste woon- of verblijfplaats
heeft dan wel, in het geval de veroordeelde een rechtspersoon is, deze
aldaar inkomsten of vermogen of zijn statutaire zetel heeft.

	3. Onverminderd de bepaling van het tweede lid, kan de officier van
justitie een beslissing als bedoeld in onderdeel e van het eerste lid
met het oog op de erkenning en tenuitvoerlegging aan de lidstaat zenden,
waarvan hij het redelijke vermoeden heeft dat dat voorwerp zich op het
grondgebied van die lidstaat bevindt.

G

	Voorafgaand aan artikel 11 (nieuw) worden ingevoegd de opschriften:

HOOFDSTUK II. BESLISSINGEN, HOUDENDE EEN GELDELIJKE SANCTIE

AFDELING 1. ERKENNING EN TENUITVOERLEGGING VAN BUITENLANDSE
BESLISSINGEN, HOUDENDE EEN GELDELIJKE SANCTIE.

H

	Artikel 11 (nieuw) komt te luiden als volgt:

Artikel 11 (erkenning en tenuitvoerlegging)

	1. Een voor erkenning vatbare beslissing, houdende een geldelijke
sanctie, wordt erkend en ten uitvoer gelegd overeenkomstig het bepaalde
in de artikelen 561 en 572, 573, eerste en tweede lid, 574 tot en met
576 van het Wetboek van Strafvordering, tenzij in deze wet anders is
bepaald.

	2. De officier van justitie kan de tenuitvoerlegging opschorten
gedurende de periode die nodig is om de ten uitvoer te leggen beslissing
te laten vertalen in de Nederlandse taal.

	3. Behoudens de in artikel 12 genoemde gevallen blijft de hoogte van de
opgelegde geldelijke sanctie ongewijzigd.

I

	Voorafgaand aan artikel 17 wordt ingevoegd het opschrift:

AFDELING 2. ERKENNING EN TENUITVOERLEGGING VAN NEDERLANDSE BESLISSINGEN,
HOUDENDE EEN GELDELIJKE SANCTIE

J

	Het opschrift

“HOOFDSTUK III. SLOTBEPALINGEN” voorafgaand aan artikel 22 vervalt.

K

	De artikelen 26 tot en met 29 vervallen.

L

	Onder vernummering van de artikelen 22 tot en met 25 tot 34 tot en met
37 wordt na artikel 21 een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK III. BESLISSINGEN TOT CONFISCATIE

AFDELING 1. ERKENNING EN TENUITVOERLEGGING VAN BUITENLANDSE BESLISSINGEN
TOT CONFISCATIE

Artikel 22 (erkenning en tenuitvoerlegging)

	1. Een voor erkenning vatbare beslissing tot confiscatie wordt erkend
en ten uitvoer gelegd volgens Nederlands recht. Voor zover de beslissing
tot confiscatie:

	a. strekt tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming
van wederrechtelijk verkregen voordeel, wordt de beslissing
overeenkomstig artikel 577b, eerste lid, en 577c van het Wetboek van
Strafvordering, ten uitvoer gelegd, met dien verstande dat de raadkamer
van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden bevoegd is de vordering
tot het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang te
behandelen;

	b. betrekking heeft op een specifiek voorwerp, wordt de beslissing
overeenkomstig de artikelen 577 en 577a van het Wetboek van
Strafvordering ten uitvoer gelegd, tenzij in deze wet anders is bepaald.

	2. Indien de beslissing tot confiscatie betrekking heeft op een
specifiek voorwerp, kan de officier van justitie met de bevoegde
autoriteit van de uitvaardigende lidstaat overeenkomen, dat de
tenuitvoerlegging geschiedt in de vorm van een verplichting tot betaling
van een bepaald geldbedrag aan de staat. In voorkomend geval zijn de
artikelen 561, 572, 573, eerste en tweede lid, en 574 tot en met 576 van
het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing.

	3. Een vervangende straf of maatregel wordt slechts ten uitvoer gelegd
nadat de bevoegde autoriteit in de uitvaardigende lidstaat daartoe
toestemming heeft gegeven.

Artikel 23 (samenloop)

	1. In geval van samenloop van beslissingen als bedoeld in artikel 6,
eerste lid, onderdeel B beslist de officier van justitie aan welke
beslissing tot confiscatie voorrang zal worden gegeven, daarbij rekening
houdend met alle feiten en omstandigheden.

	2. Indien de betrokkene bewijs levert van gehele of gedeeltelijke
confiscatie in een andere staat, raadpleegt de officier van justitie de
bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat. In geval van
confiscatie van opbrengsten worden de delen van het bedrag die naar
aanleiding van de beslissing tot confiscatie reeds in een andere staat
zijn geconfisqueerd, volledig in mindering gebracht op het in Nederland
te confisqueren geldbedrag.

Artikel 24 (verplichte weigeringsgronden)

	1. De officier van justitie weigert de erkenning en tenuitvoerlegging
van de beslissing tot confiscatie, indien:

	a. de beslissing tot confiscatie is genomen naar aanleiding van een
feit waarover ten aanzien van degene aan wie die beslissing is opgelegd:

	1º door de Nederlandse rechter reeds onherroepelijk is beslist; 

	2º door een andere rechter reeds een straf of maatregel is opgelegd
welke ten uitvoer is gelegd;

	b. behoudens het bepaalde in het tweede lid, het feit dat ten grondslag
ligt aan de strafzaak in verband waarmee de beslissing tot confiscatie
is opgelegd, indien het in Nederland was begaan, naar Nederlands recht
niet strafbaar zou zijn;

	c. over het feit dat ten grondslag ligt aan de strafzaak in verband
waarmee de beslissing tot confiscatie is genomen, naar Nederlands recht
rechtsmacht kon worden uitgeoefend en het recht tot tenuitvoerlegging
van de beslissing tot confiscatie naar Nederlands recht zou zijn
verjaard;

	d. de tenuitvoerlegging van de beslissing tot confiscatie onverenigbaar
is met een naar Nederlands recht geldende immuniteit;

	e. de rechten van belanghebbenden de tenuitvoerlegging van die
beslissing tot confiscatie onmogelijk maken;

	f. uit het certificaat blijkt dat de veroordeelde niet bij behandeling
van de zaak ter terechtzitting aanwezig was, tenzij hij persoonlijk of
door tussenkomst van zijn vertegenwoordiger op de door het nationale
recht van de uitvaardigende lidstaat voorgeschreven wijze is opgeroepen
voor de terechtzitting dan wel te kennen heeft gegeven afstand te doen
van het recht zich te verdedigen of te laten verdedigen;

	g. het certificaat niet is overgelegd, onvolledig is of kennelijk niet
in overeenstemming is met de beslissing en niet aan het verzoek, bedoeld
in artikel 7, tweede lid, is voldaan.

	2. De tenuitvoerlegging van een beslissing wordt niet geweigerd op
grond van het eerste lid, onderdeel b, indien het feit waarvoor de
beslissing tot confiscatie is opgelegd, is vermeld op of valt onder de
bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde lijst met feiten en
soorten van feiten en het feit in de uitvaardigende lidstaat wordt
bedreigd met een maximale vrijheidsstraf van ten minste drie jaren.

	3. De erkenning en tenuitvoerlegging van de beslissing tot confiscatie
worden niet geweigerd op grond van het eerste lid, onderdelen a, f en g,
dan nadat de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat in de
gelegenheid is gesteld hieromtrent inlichtingen te verschaffen.
Hetzelfde geldt voor een weigering op grond van onderdeel e van het
eerste lid, indien er geen rechtsmiddel als bedoeld in artikel 27 is
ingesteld.

Artikel 25 (facultatieve weigeringsgronden)

	1. De officier van justitie kan de erkenning en tenuitvoerlegging van
een beslissing tot confiscatie weigeren indien het feit waarvoor de
beslissing tot confiscatie is opgelegd:

	1°. geacht wordt geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied of
buiten Nederland aan boord van een Nederlands vaartuig of luchtvaartuig
te zijn gepleegd; of

	2°. buiten het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat is gepleegd,
terwijl naar Nederlands recht geen vervolging zou kunnen worden
ingesteld indien het feit buiten Nederland zou zijn gepleegd.

	Indien de strafprocedure die leidde tot de beslissing tot confiscatie
zowel betrekking had op een gronddelict als op het witwassen van geld,
wordt onder ‘het feit’ voor de toepassing van dit lid het
gronddelict verstaan.

	2. Tevens kan de officier van justitie de erkenning en
tenuitvoerlegging van een beslissing tot confiscatie weigeren indien hij
van oordeel is dat die beslissing is gegeven met toepassing van
verruimde confiscatiebevoegdheden zoals bedoeld in artikel 1, onderdeel
g, onder 4º.

	3. De erkenning en tenuitvoerlegging van de beslissing tot confiscatie
worden niet geweigerd op grond van dit artikel, dan nadat de bevoegde
autoriteit van de uitvaardigende lidstaat in de gelegenheid is gesteld
hieromtrent inlichtingen te verschaffen.

Artikel 26 (opschorting)

	1. De officier van justitie kan de tenuitvoerlegging van een beslissing
tot confiscatie opschorten indien:

	a. de beslissing tot confiscatie een geldsom betreft die tevens aan een
of meer andere lidstaten is gezonden met het oog op de tenuitvoerlegging
aldaar en de officier van justitie van oordeel is dat het risico bestaat
dat de totale opbrengst van de tenuitvoerlegging hoger is dan het in de
beslissing tot confiscatie bepaalde bedrag;

	b. overeenkomstig artikel 27 een rechtsmiddel is ingesteld;

	c. het belang van een lopend strafrechtelijk onderzoek zich verzet
tegen de tenuitvoerlegging van de beslissing;

	d. hij vertaling van de beslissing tot confiscatie nodig acht; 

	e. de beslissing tot confiscatie betrekking heeft op een specifiek
voorwerp en met betrekking tot dit voorwerp reeds een procedure tot
confiscatie loopt.

	2. De officier van justitie geeft de autoriteiten van de uitvaardigende
lidstaat onverwijld schriftelijk kennis van de opschorting van de
tenuitvoerlegging. In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen
b tot en met e, doet hij dit onder vermelding van de gronden en zo
mogelijk van de verwachte duur van de opschorting.

	3. Zodra de gronden voor opschorting zijn vervallen, wordt de
beslissing ten uitvoer gelegd. De autoriteiten van de uitvaardigende
lidstaat worden hiervan onverwijld schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 27 (rechtsmiddelen)

	1. De veroordeelde, alsmede belanghebbenden, kunnen tegen de erkenning
en tenuitvoerlegging van een beslissing tot confiscatie beroep instellen
bij de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden. Het beroep wordt
ingesteld uiterlijk binnen zeven dagen, te rekenen van de dag dat de
veroordeelde of belanghebbende kennis heeft gekregen van de beslissing
tot erkenning en tenuitvoerlegging. De artikelen 21 tot en met 25 van
het Wetboek van Strafvordering zijn van toepassing. Een ingesteld beroep
heeft schorsende werking.

	2. Ten aanzien van belanghebbenden die geheel of gedeeltelijk recht
menen te hebben op voorwerpen die op grond van deze wet in beslag zijn
genomen, zijn de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering van toepassing.

	3. Indien een rechtsmiddel wordt ingesteld tegen de erkenning en
tenuitvoerlegging van een beslissing tot confiscatie, wordt de bevoegde
autoriteit van de uitvaardigende lidstaat hiervan in kennis gesteld.

Artikel 28 (verdeling van geconfisqueerde voorwerpen)

	1. Indien het geldbedrag dat uit de tenuitvoerlegging van de beslissing
tot confiscatie wordt verkregen, hoger is dan € 10.000,-, wordt van de
totale opbrengst de helft aan de uitvaardigende lidstaat overgedragen.
Indien het geldbedrag dat uit de tenuitvoerlegging van de beslissing tot
confiscatie wordt verkregen, lager is dan € 10.000,-, valt de gehele
opbrengst toe aan de Staat. Bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur worden voorschriften gegeven met betrekking tot de wijze waarop
deze verdeling plaatsvindt.

	2. De officier van justitie kan beslissen dat specifieke voorwerpen,
verkregen door de tenuitvoerlegging van een beslissing tot confiscatie:

	a. worden verkocht, waarna de opbrengst van de verkoop overeenkomstig
het eerste lid wordt verdeeld;

	b. aan de uitvaardigende lidstaat worden overgedragen;

	c. worden vernietigd.

	3. De voorwerpen worden niet verkocht of teruggegeven, indien het
cultuurgoederen zijn die deel uitmaken van het Nederlandse culturele
erfgoed.

	4. Indien de voorwerpen met toepassing van artikel 573, eerste lid, van
het Wetboek van Strafvordering zijn verkregen, worden deze niet aan de
uitvaardigende lidstaat overgedragen, dan nadat deze daarvoor
toestemming heeft gegeven.

	5. De minister van Justitie kan met de uitvaardigende lidstaat
overeenkomen dat de geconfisqueerde voorwerpen anders worden verdeeld
dan volgens het eerste en tweede lid.

Artikel 29 (mededelingen)

	1. Indien de officier van justitie op grond van artikel 24, eerste lid,
of 25, eerste lid, de erkenning en tenuitvoerlegging van de beslissing
tot confiscatie weigert, stelt hij de bevoegde autoriteit van de
uitvaardigende lidstaat hiervan onverwijld schriftelijk en met redenen
omkleed in kennis.

	2. Indien de tenuitvoerlegging van de beslissing tot confiscatie niet,
of niet geheel slaagt, stelt de officier van justitie de bevoegde
autoriteit van de uitvaardigende lidstaat hiervan onverwijld met redenen
omkleed in kennis.

	3. Van de toepassing van een vervangende straf of maatregel stelt de
officier van justitie de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende
lidstaat onverwijld in kennis.

	4. Indien tenuitvoerlegging van de beslissing tot confiscatie
onmogelijk blijkt, zulks nadat de bevoegde autoriteit van de
uitvaardigende lidstaat door de bevoegde autoriteit van de uitvoerende
lidstaat in de gelegenheid is gesteld nadere gegevens met betrekking tot
het voorwerp waarop de beslissing tot confiscatie betrekking heeft te
verstrekken, wordt de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat
daarvan onverwijld schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 30 (inbeslagneming)

	1. Voorwerpen ten aanzien waarvan de uitvaardigende lidstaat een
beslissing tot confiscatie aan Nederland heeft gezonden met het oog op
erkenning en tenuitvoerlegging, alsmede voorwerpen die kunnen dienen om
het recht tot verhaal te bewaren, kunnen door de officier van justitie
in beslag worden genomen.

	2. Inbeslagneming overeenkomstig het eerste lid vindt slechts plaats in
gevallen waarin gegronde redenen bestaan voor de verwachting dat de
beslissing tot confiscatie op korte termijn in Nederland ten uitvoer zal
worden gelegd.

AFDELING 2. ERKENNING EN TENUITVOERLEGGING VAN NEDERLANDSE BESLISSINGEN
TOT CONFISCATIE

Artikel 31 (toezending stukken)

	1. De officier van justitie zendt een gewaarmerkt afschrift van de
beslissing tot confiscatie, vergezeld van een ingevuld certificaat dat
is opgesteld overeenkomstig het bij algemene maatregel van bestuur
vastgestelde model rechtstreeks aan de autoriteit van de uitvoerende
lidstaat die bevoegd is de beslissing te erkennen en ten uitvoer te
leggen, op een wijze die de mogelijkheid biedt een schriftelijk document
voort te brengen op grond waarvan de echtheid kan worden vastgesteld.

	2. Op verzoek van de uitvoerende lidstaat worden een voor eensluidend
gewaarmerkt afschrift van de beslissing tot confiscatie en het originele
exemplaar van het certificaat aan de uitvoerende lidstaat toegezonden.

	3. Indien niet bekend is welke autoriteiten in de uitvoerende lidstaat
bevoegd zijn tot erkenning en tenuitvoerlegging, verzoekt de officier
van justitie hieromtrent om inlichtingen onder andere bij het Europees
Justitieel Netwerk.

	4. Behoudens de gevallen, bedoeld in het vijfde en zesde lid, wordt de
beslissing niet aan twee of meer lidstaten tegelijkertijd toegezonden.

	5. De officier van justitie kan een in Nederland genomen beslissing tot
confiscatie die betrekking heeft op een geldbedrag slechts aan meer dan
een lidstaat tegelijkertijd toezenden, indien hij van oordeel is dat
alleen door meervoudige toezending de volledige tenuitvoerlegging van de
beslissing tot confiscatie kan worden bereikt. De officier van justitie
draagt er zorg voor dat de totale opbrengst van de tenuitvoerlegging
niet meer bedraagt dan het in de beslissing tot confiscatie bepaalde
maximumbedrag. 

	6. De officier van justitie kan een in Nederland genomen beslissing tot
confiscatie die betrekking heeft op een of meer specifieke voorwerpen
slechts aan meer dan een lidstaat tegelijkertijd toezenden, indien:

	a. hij redelijke vermoedens heeft dat verschillende voorwerpen waarop
de beslissing betrekking heeft, zich in verschillende lidstaten
bevinden;

	b. de confiscatie van dat specifieke voorwerp waarop die beslissing
betrekking heeft, noodzaakt tot optreden in meer dan een lidstaat;

	c. hij redelijke vermoedens heeft dat een specifiek voorwerp waarop de
beslissing betrekking heeft, zich in een van twee of meer lidstaten
bevindt.

Artikel 32 (recht van tenuitvoerlegging)

	Het recht van tenuitvoerlegging in Nederland van de aan de uitvoerende
lidstaat toegezonden beslissing blijft bestaan, onverminderd de
toepassing van de bepalingen in artikel 31.

Artikel 33 (mededelingen)

	1. Indien de officier van justitie beslist dat de tenuitvoerlegging van
de beslissing tot confiscatie in de uitvoerende lidstaat moet worden
gestaakt, stelt hij de bevoegde autoriteit hiervan onverwijld
schriftelijk in kennis.

	2. In geval van toepassing van artikel 31, vijfde of zesde lid, stelt
de officier van justitie onmiddellijk de bevoegde autoriteiten in alle
uitvoerende lidstaten in kennis, indien

	a. hij van oordeel is dat het risico bestaat dat het in de beslissing
tot confiscatie bepaalde maximumbedrag zal worden overschreden;

	b. de beslissing tot confiscatie geheel of ten dele ten uitvoer is
gelegd in Nederland of een van de andere uitvoerende staten; indien van
toepassing wordt het nog ten uitvoer te leggen bedrag gespecificeerd;

	c. de officier van justitie een geldsom ontvangt die de veroordeelde
vrijwillig heeft betaald in het kader van de beslissing tot confiscatie,
na de toezending van die beslissing tot confiscatie naar een andere
lidstaat.

M

	Voorafgaand aan artikel 34 (nieuw) wordt ingevoegd het opschrift:

HOOFDSTUK IV. SLOTBEPALINGEN.

N

	Artikel 34 (nieuw) wordt gewijzigd als volgt:

	1. Na het zinsdeel “rechterlijke uitspraak” wordt ingevoegd: ,
beslissing tot confiscatie.

	2. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

	3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

	2. De Minister van Justitie kan de bevoegde autoriteit van de
uitvaardigende lidstaat voorstellen de kosten van de tenuitvoerlegging
te delen, indien het de tenuitvoerlegging van een rechterlijke uitspraak
overeenkomstig Hoofdstuk III, afdeling 1, betreft.

	3. Wanneer op grond van artikel 31, eerste lid, een lidstaat is
verzocht een Nederlandse beslissing tot confiscatie te erkennen en ten
uitvoer te leggen, kan de Minister van Justitie instemmen met het
verzoek van de tenuitvoerleggingsstaat om de kosten van de
tenuitvoerlegging te delen. De Minister van Justitie verleent slechts
instemming indien hij op basis van door de uitvoerende lidstaat
verstrekte gedetailleerde gegevens van oordeel is dat die kosten hoog of
uitzonderlijk zijn.

O

	Artikel 35 (nieuw) wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het tweede lid wordt na het zinsdeel “de verkregen baten”
ingevoegd: als bedoeld in het eerste lid.

	2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. Al hetgeen wordt verkregen door tenuitvoerlegging in Nederland van
een rechterlijke uitspraak overeenkomstig Hoofdstuk III, Afdeling 1, van
deze wet, wordt overeenkomstig de bepalingen van artikel 28 verdeeld. 

P

	Na artikel 37 (nieuw) wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 38

	Deze wet wordt aangehaald als: Wet wederzijdse erkenning en
tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties 2008.

ARTIKEL II

	Onderdeel c van het tweede lid van artikel 558 Wetboek van
Strafvordering komt te luiden als volgt:

	c. sancties opgelegd in een andere lidstaat van de Europese Unie en in
Nederland ten uitvoer te leggen met toepassing van de Wet wederzijdse
erkenning en tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties 2008.

ARTIKEL III

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministers, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. 

Gegeven

De Minister van Justitie,

 PAGE    

 PAGE   11