Het kopen van een Belgische baby door een Nederlands echtpaar
Schriftelijke vragen
Nummer: 2008D18817, datum: 2008-11-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.L. de Pater-van der Meer, Tweede Kamerlid (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2008Z07975:
- Gericht aan: E.M.H. Hirsch Ballin, minister van Justitie
- Indiener: M.L. de Pater-van der Meer, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
- 2009-02-12 13:00: Commercieel draagmoederschap en verkopen van baby's (Algemeen overleg), vaste commissie voor Justitie (2008-2010)
Preview document (🔗 origineel)
2008Z07975 / 2080906440 Vragen van het lid De Pater-van der Meer aan de minister van Justitie over het kopen van een Belgische baby door een Nederlands echtpaar. (Ingezonden 28 november 2008) 1 Hebt u kennisgenomen van de uitzendingen met betrekking tot de koop van een baby uit België door een Nederlands echtpaar? 1) 2 Kunt u bevestigen dat noch een Belgische autoriteit, noch een Nederlandse autoriteit betrokken is (geweest) bij deze, door de wensouders genoemde, adoptie? 3 Is de baby bij de Belgische burgerlijke stand ingeschreven onder de naam van de wensouders? 4 Zijn er Nederlandse instanties of zorgverleners bekend met de komst van deze baby en de verzorging daarvan door de wensouders? En zijn zij mogelijk op de hoogte van de oorspronkelijke afkomst van deze baby? 5 Acht u het wenselijk dat, zolang niet volstrekt duidelijk is wat de werkelijk toedracht is rondom de geboorte en het overbrengen naar het Nederlandse gezin, deze baby bij de wensouders verblijft? Zo ja, herinnert u zich de antwoorden op schriftelijke vragen over de situatie rond ‘baby Donna’ 2), waarin onder andere werd opgemerkt dat in een zich opnieuw voordoend geval het kind, ook als een rechterlijke procedure aanhangig is, in de regel zo snel mogelijk in een neutraal pleeggezin geplaatst moet worden ter voorkoming van het ontstaan van ‘family life’? 6 Welke initiatieven zijn in de nu bekend geworden zaak inmiddels zijn genomen? 7 Zijn de voornemens (zie vraag 5) om dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen, concreet gemaakt? Zo ja, welke afspraken zijn er gemaakt? 8 Acht u het wenselijk dergelijke “koop” praktijken als een vorm van kinderhandel in de wet te benoemen? Zo ja, is dan de aangewezen plaats om dit bewerkstelligen artikel 273 f van het Wetboek van Strafrecht met de toevoeging dat niet in alle gevallen het oogmerk uitbuiting aan de orde is? 1) Netwerk, 21 en 24 november 2008 2) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2006-2007, nr. 2340 Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2005-2006, nr. 429