[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 zoekmachine] [wat is dit?]

Nader rapport

Wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning, wat betreft de wijze waarop een aanspraak bestaat op een individuele voorziening en enige andere wijzigingen

Nader rapport

Nummer: 2008D19414, datum: 2008-11-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document, link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2008Z08292:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)








Kenmerk

	DWJZ-SWW-2896115	 24 november 2008   



	Nader rapport inzake het voorstel van wet, houdende wijziging van de
Wet maatschappelijke ondersteuning, wat betreft de wijze waarop een
aanspraak bestaat op een  individuele voorziening en enige andere
wijzigingen









Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 11 juli 2008,
no.08.002065, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen
toekomen. Dit advies, gedateerd 8 september 2008, nr. W13.08.0264/I,
bied ik U hierbij aan.

Aanhef

De Raad merkt op dat het wetsvoorstel wil bereiken dat zorgaanbieders
geen alfahulpen meer kunnen aanbieden, doch louter thuiszorgmedewerkers
in loondienst. Het wetsvoorstel ziet op de borging van de positie van de
burger bij de individuele voorziening en de keuze tussen de voorziening
in natura en de voorziening anders dan in natura. Thuiszorgaanbieders
zijn en blijven vrij in de wijze waarop zij dienstverbanden met hun
personeel regelen. Naast loondienst kunnen ook uitzend- of
oproepkrachten en – mits voldaan wordt aan de wet- en regelgeving –
zelfstandigen worden ingezet.

1.

In de memorie van toelichting is verduidelijkt dat het voorstel in de
eerste plaats ziet op het verbeteren van de positie van de burger en dat
het hoofddoel van het wetsvoorstel niet het voorkomen van een
verslechtering van de arbeidsvoorwaarden is.

2a.

Naar aanleiding van de opmerkingen van de Raad of de financiële
vergoeding voor het inhuren van een alfahulp door de burger wel iets
toevoegt, wordt opgemerkt dat zo voor betrokkenen wordt verduidelijkt
wat onder natura valt en wat niet. Het wetsvoorstel is hierop aangepast:
in plaats van de drieweg bij de individuele voorziening, namelijk
natura, financiële vergoeding en pgb, wordt in het wetsvoorstel een
tweeweg, bestaande uit de individuele voorziening in natura en de
individuele voorziening anders dan in natura voorgesteld.

2b.

In reactie op de vraag van de Raad of voldoende duidelijk was welke
consequenties er destijds waren bij het werkgeverschap en dat het
voorstelbaar is dat de informatie over alle wijzigingen ontoereikend is
geweest, wordt opgemerkt dat de alfahulpen altijd onder artikel 5 van
de Wet op de Loonbelasting 1964 vielen en dat met de aanpassing in het
Belastingplan 2007 van het dagencriterium dit nu de regeling
dienstverlening aan huis wordt genoemd. Met de inwerkingtreding van de
Wmo is een duidelijke ommezwaai in geleverde hulp waarneembaar. In de
kern omdat in de Wmo het verschil tussen geïndiceerde en geleverde
ondersteuning – dat onder de AWBZ op het terrein van de huishoudelijke
verzorging gebruikelijk was – werd opgeheven. 

Gemeenten laten de thuiszorgaanbieders nu de hulp leveren die ook
geïndiceerd is. Niet langer wordt de duurdere hulp – bijna
automatisch – ingezet. Er waren onder het AWBZ regiem derhalve minder
alfahulpen. Alfahulpen werden alleen ingezet bij die burgers die dit
soort hulp aankonden en die tijdens eventuele ziekte of vakantie van de
alfahulp niet noodzakelijkerwijs meteen vervangende hulp nodig hadden.
Verder boden de werkgeversorganisaties de mogelijkheid van een
collectieve arbeidsongeschiktheidsverzekering voor de alfahulp. Dat is
nu niet meer het geval. Nu lijkt het of iedereen die voor de lichte vorm
van hulp bij het huishouden in aanmerking komt ongevraagd een alfahulp
krijgt. Anders dan bij een pgb wordt te vaak zonder concreet initiatief
van de burger een hem meer belastende vorm van compensatie gegeven. 

Hoewel sommige gemeenten de informatievoorziening aan de burger hebben
onderkend – en dat ook zeer gewaardeerd wordt, blijft het een
vrijwillige actie van gemeenten. Omdat anders dan bij de AWBZ een burger
onder de Wmo recht op compensatie heeft en de burger ook wettelijk de
keuze tussen natura en anders dan in natura, namelijk het pgb en de
financiële vergoeding, heeft, heeft de burger daar ook de juiste
informatie bij nodig om die keuze te maken. Het recht op informatie is
een dermate fundamenteel recht voor de burger dat wettelijke verankering
nodig is, zodat de burger de zekerheid heeft dat ongeacht in welke
gemeente hij woont, hij geïnformeerd wordt over de gevolgen van zijn
keuze, voordat hij deze maakt. Bestuurlijke afspraken tussen gemeenten
en Rijk zijn daarvoor niet het geschikte instrument. Het wetsvoorstel
past binnen de kerngedachte van de Wmo: de burger heeft recht op
compensatie en informatie, maar de gemeente is vrij in de invulling. 

2c.

Naar aanleiding van de opmerking van de Raad over een
“voorrangs”behandeling van de thuiszorgsector is in de memorie van
toelichting benadrukt dat het wetsvoorstel vooral ziet op de positie van
de burger. Dat is ook het bijzondere aan de alfahulpconstructie ten
opzichte van een gewone werkster. In de memorie van toelichting bij het
Belastingplan 2007 (Kamerstukken II 2006/07, 30 804, nr. 3, paragraaf
2.4) is aangegeven dat het gaat om de burger die de keuze maakt om
werkzaamheden te laten verrichten. Bij de alfahulp maakt de burger thans
die keuze om werkgever te worden te vaak niet bewust. Daarbij is de
burger onder de Wmo een burger die door de gemeente gecompenseerd wordt
voor zijn beperkingen. In een aantal gevallen kan dit betekenen dat deze
burger die een beroep doet op de Wmo door omstandigheden niet geschikt
is om de rol van werkgever te vervullen.

Het wetsvoorstel doet geen afbreuk aan de behoefte aan
flexibiliteit en maatwerk bij de thuiszorgsector. Het voorstel beoogt
enkel dat indien de burger onder de voorziening anders dan in natura
voor een alfahulp kiest dat ook bewust doet, gebaseerd op de informatie
over de gevolgen die met deze keuze samenhangen.

In reactie op hetgeen de Raad opmerkt over de administratieve lasten
laten beheren door een servicebureau zoals het Servicecentrum PGB van de
Sociale Verzekeringsbank, wordt opgemerkt dat het Servicecentrum PGB
contracten afsluit met gemeenten, waarbinnen verschillende vormen van
assistentie mogelijk zijn. De assistentie van het Servicecentrum PGB is
alleen mogelijk bij volledige arbeidsovereenkomsten en niet bij
arbeidsovereenkomsten die vallen onder de regeling dienstverlening aan
huis.

3a.

Zoals hiervoor is opgemerkt, beoogt het wetsvoorstel – anders dan de
Raad opmerkt – niet om de hulp in natura alleen open te stellen voor
medewerkers in loondienst. De thuiszorginstelling blijft de mogelijkheid
houden om andere dienstverbanden aan te gaan, zoals oproep-, uitzend- of
flexcontracten, als ook de inschakeling van zelfstandigen.

Het wetsvoorstel is aangepast naar aanleiding van de opmerking van de
Raad over de bemiddeling van thuiszorgaanbieders bij de voorziening in
natura. Bij de individuele voorziening in natura is opgenomen dat op de
persoon die de voorziening ontvangt geen werkgevers- of
opdrachtgeversverplichtingen mogen komen te rusten.

3b.

Naar aanleiding van de opmerking van de Raad over de recente
ontwikkelingen in de positie van de thuiszorgmedewerkers is in de
memorie van toelichting een passage opgenomen over de enquête over de
inzet van alfahulpen onder gemeenten die de regering eind 2008 heeft
laten uitvoeren. Voor gemeenten bleek er in hoge mate onduidelijkheid te
zijn hoe alfahulpen ingezet konden worden.

In de memorie van toelichting is aangegeven dat signalen zijn ontvangen
van burgers die voor hen onverwacht met de gevolgen van een
arbeidsovereenkomst met een alfahulp werden geconfronteerd. De
tevredenheid van de burger over de alfahulp is niet het probleem: het
gaat erom dat de burger niet weet dat hij werkgever is en welke gevolgen
dat voor hem kan meebrengen. Het aangaan van een arbeidsovereenkomst
door een burger die reeds beperkingen heeft gecombineerd met
onwetendheid over de risico’s en gevolgen staat los van hoe de burger
de hulp ervaart.

4.

Naar aanleiding van de opmerking van de Raad om in te gaan op de
behoefte van de thuiszorgsector naar onderscheiden vormen van
arbeidscontracten wordt opgemerkt dat nu de thuiszorgaanbieder geen
werkgever van de alfahulp is, maar formeel optreedt als bemiddelaar,
geen gevolgen worden verwacht. Ook biedt het wetsvoorstel de
thuiszorgaanbieders afdoende mogelijkheden om binnen de wettelijke
grenzen personeel in te schakelen. Dat hoeft niet per se een medewerker
in loondienst te zijn. De thuiszorgaanbieder kan bij de voorziening
anders dan in natura nog steeds bemiddelen tussen de alfahulp en de
burger. Het voorstel zorgt ervoor dat de thuiszorgaanbieder bij de hulp
in natura niet de risico’s van het werkgever- of opdrachtgeverschap
kan overhevelen naar de burger.

Momenteel wordt onderzoek gedaan naar de basiselementen die een rol
spelen bij het bepalen van het natura-tarief voor hulp bij het
huishouden. Dat onderzoek wordt in nauwe samenwerking met de
werkgeversorganisaties, de vakbonden en de VNG uitgevoerd. Er wordt
ondermeer onderzocht uit welke elementen het tarief voor hulp bij het
huishouden is opgebouwd en hoe deze elementen zich tot elkaar verhouden.
Hieruit zal geen puntschatting rollen, maar een bandbreedte voor de
richting van de mogelijke tarieven. In het onderzoek wordt ook gekeken
hoe de kostenstructuur zich gedurende 2005 tot en met 2008 in de
thuiszorg heeft ontwikkeld. In het bijzonder bij de salarisontwikkeling
van de medewerkers en het topmanagement. Eind 2008 worden de resultaten
van het onderzoek verwacht. Deze resultaten worden aan de Tweede Kamer
gezonden.

In de memorie van toelichting is ingegaan op de ‘gedwongen’ overstap
van medewerkers naar alfahulp. In dat licht bezien wordt verwacht dat
mensen die bewust hebben gekozen om als alfahulp te werken dit ook
zullen blijven doen, maar dat anderen liever terug willen naar een
positie als medewerker bij een thuiszorgaanbieder. Voor die overgang is
in de subsidieregeling personele gevolgen 2008 de mogelijkheid opgenomen
om met subsidie een alfahulp (tijdelijk) in dienst te nemen.

5.

Naar aanleiding van de opmerking van de Raad over de financiële
effecten is in de memorie van toelichting in paragraaf 6 ingegaan op de
veranderingen in de soort hulp de gevolgen voor het budget.

De Wmo geeft gemeenten de mogelijkheid om een eigen bijdrage te vragen
aan burger. Het besluit maatschappelijke ondersteuning geeft de
bovengrens voor de eigen bijdrage aan. De berekening van de eigen
bijdrage is afhankelijk van meerdere elementen, namelijk het inkomen van
de burger, wat voor soort voorziening de burger ontvangt en de kosten
daarvan. Bij de eigen bijdrage voor de hulp bij het huishouden geldt dan
het aantal uren hulp waarvoor de burger geïndiceerd is en het tarief
van de hulp bij het huishouden in die gemeente.

In beginsel verandert geen van deze elementen direct door het
wetsvoorstel. Wel kan het contracttarief hulp bij het huishouden in
natura van de gemeente bij een nieuwe aanbesteding hoger worden,
waardoor als alle andere omstandigheden hetzelfde blijven en als de
burger het maximum van zijn eigen bijdrage nog niet bereikt heeft,
uiteindelijk de eigen bijdrage van de burger kan stijgen.

6a.

Naar aanleiding van de opmerking van de Raad dat het opnemen van een
wettelijke verplichting het bestek van de Wmo te buiten gaat, het
volgende: het onderwerp van “mens volgt werk” neemt sinds de eerste
behandeling van het wetsontwerp Wmo in beide Kamer der Staten-Generaal
een centrale plaats heeft gehad. Toentertijd is ervoor gekozen om dit
niet in de wet op te nemen. Sommige gemeenten bevorderen in het kader
van sociaal overwogen aanbesteden het overleg. Om dit extra te
bevorderen en gemeenten en aanbieders een wettelijke mogelijkheid te
bieden, is gekozen om in de wet een bepaling op te nemen.

Indachtig de kernprincipes van de Wmo regelt deze wijziging weliswaar
dat er sprake moet zijn van overleg, maar de wijze waarop dat door
gemeenten vorm wordt gegeven is aan het lokaal bestuur; de gemeenten
zijn verantwoordelijk voor de aanbesteding van de huishoudelijke
verzorging. Het Rijk kan, in overleg met de VNG, wel handreikingen en
goede voorbeelden verspreiden.

Een overlegbepaling is toegevoegd om te bevorderen dat er zo min
mogelijk negatieve gevolgen van de overgang van contracten van de ene
aanbieder naar de andere zijn en om de “rust” in de thuiszorg te
bevorderen. Het plaatsvinden van een overleg tussen de aanbieders is
dermate belangrijk dat dit niet over kan worden gelaten aan de wijze
waarop aanbieders hun goed werkgeverschap vormgeven en aan de bereidheid
van een gemeente overleg tussen aanbieders te bevorderen.

6b.

Naar aanleiding van de opmerking van de Raad over het tijdstip van de
inwerkingtreding is het wetsvoorstel aangepast: de
inwerkingstredingdatum wordt bij koninklijk besluit bepaald (met
uitzondering van onderdeel E).

In reactie op de opmerking van de Raad over de mogelijkheid dat de
wetswijziging ook gevolgen kan hebben voor de nu al bestaande
arbeidsovereenkomst tussen de burger en de alfahulp wordt opgemerkt dat
de arbeidsovereenkomst niet per definitie aangepast hoeft te worden. Dit
speelt voor de burger die nu onder de voorziening in natura een
arbeidsovereenkomst met de alfahulp heeft gesloten en kiest voor hulp in
natura en niet voor de voorziening anders dan in natura.

Uit de standaardovereenkomst van Actiz – die in het merendeel van de
gevallen gebruikt wordt – blijkt dat de overeenkomst eindigt op het
moment dat de burger geen recht meer heeft op de in zijn besluit
toegewezen voorziening. Gemeenten zijn via het implementatiebureau Wmo
van VWS en VNG gewezen op het belang om te inventariseren welke burgers
nu onder de voorziening in natura gebruik maken van een alfahulp. Indien
de gemeente een nieuw besluit neemt, kan de burger die een
standaardovereenkomst heeft op die grond de arbeidsovereenkomst
beëindigen. In de voorlichting van VWS aan gemeenten zal hier nog extra
aandacht aan besteed worden.

De burger die geen gebruik maakt van de standaardovereenkomst, kan in
overleg met de alfahulp de arbeidsovereenkomst beëindigen. Mochten
partijen daar gezamenlijk niet uitkomen, dan kan de burger de
thuiszorgaanbieder, als die de alfahulp heeft bemiddeld, of de gemeente
verzoeken hem bij te staan bij de beëindiging. Ook dit wordt meegenomen
in de voorlichting.

Indien het de alfahulp is die niet langer als alfahulp wil werken, dan
kan deze de arbeidsovereenkomst met de burger opzeggen. De burger kan
zich vervolgens tot de gemeente wenden om samen te bezien wat de nieuwe
mogelijkheden zijn.

De burger die zijn alfahulp wil houden en waarvan de alfahulp ook als
alfahulp wil blijven werken, kan de arbeidsovereenkomst gewoon
voortzetten onder de voorziening anders dan in natura.

7.

De redactionele kanttekeningen van de Raad zijn verwerkt.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid,

Welzijn en Sport,

mw. dr. J. Bussemaker

 PAGE   1 

 PAGE   1 

  IF   DOCPROPERTY "propArchiefkopie"  Fout! Onbekende naam voor
documenteigenschap.  = "Archiefkopie"   AUTOTEXT sysArchiefkopie 
AANGETEKEND  ""