[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Koser Kaya over de financieringsstructuur voor de opleiding van arts in opleiding tot specialist

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2008D20468, datum: 2008-12-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2008Z06887:

Preview document (🔗 origineel)


> Retouradres Postbus 20350 2500 EJ  Den Haag

De Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA  DEN HAAG

Datum  8 december 2008

Betreft	Kamervragen

Geachte Voorzitter,

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het kamerlid Koser Kaya
over de financieringsstructuur voor de opleiding van arts in opleiding
tot specialist (2080905470). 

Hoogachtend,

de Minister van Volksgezondheid,

Welzijn en Sport,

dr. A. Klink

Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Koser Kaya over de
financieringsstructuur voor de opleiding van arts in opleiding tot
specialist.

(2080905470)

1

Wat is uw reactie op het bericht dat de nieuwe financieringsstructuur
voor de opleiding van arts in opleiding tot specialist (AIOS) inflexibel
en inefficiënt is? 1)

1

Allereerst verwijs ik naar mijn antwoorden van 27 oktober 2008 op de op
7 oktober 2008 ingezonden kamervragen van het lid Zijlstra over
regelgeving rond het ‘opleidingsfonds’. Zoals ik heb aangegeven in
mijn antwoord op vraag 3 van die antwoorden is de essentie van de
subsidieregeling het verdelen van een aantal door mij beschikbaar
gestelde opleidingsplaatsen. Ik streef er naar om de plaatsen op basis
van heldere (kwaliteits-)criteria te verdelen, uitgaande van gelijke
kansen voor alle instellingen. Als de plaatsen zijn verdeeld betracht ik
terughoudendheid met het honoreren van tussentijdse mutatieverzoeken ten
opzichte van de subsidieverlening gedurende het subsidiejaar. De
bekostiging via het opleidingsfonds is ontwikkeld om marktverstorende
effecten voor opleidingsinstellingen weg te nemen. Zij zouden immers
hogere DBC-tarieven in rekening moeten brengen als gevolg van opleiden.
We moeten evenwel niet naar de andere kant doorslaan, namelijk dat een
ziekenhuis met gesubsidieerde assistenten in opleiding in een gunstigere
positie komt ten opzichte van instellingen die niet opleiden.
Mutatieverzoeken die ook maar enigszins te maken lijken te hebben met
bedrijfsvoering, het opvangen van diensten of financiën worden daarom
niet gehonoreerd. 

Voor de bekostiging van ouderejaars AIOS volg ik simpelweg het
opleidingsschema dat door AIOS en opleiders wordt opgesteld. Dit betreft
circa 80% van de toe te wijzen plaatsen. Ik verwacht dat AIOS en
opleiders dat schema weloverwogen opstellen, gezien de hoge
maatschappelijke kosten die gepaard gaan met opleidingen van medische
specialisten. Een dergelijk zorgvuldig opgesteld schema kan in het
huidige systeem jaarlijks worden gewijzigd en meer frequente wijzigingen
zouden meer uitzondering dan regel moeten zijn (zie ook het antwoord op
vraag 2). 

Tegen bovenstaande achtergrond merk ik specifiek naar aanleiding van het
artikel waarnaar wordt verwezen het volgende op. 

- Het opleidingsfonds is niet bedoeld om (tijdelijke of langdurige)
reguliere zorgproductie van een instelling of maatschap te vervullen.
Daarvoor moeten maatregelen worden genomen in de bedrijfsvoering. 

- Gelet op het beschikbaar aantal opleidingsplaatsen en de meerjarige
duur van de

 opleidingen ligt het voor de hand gewenste mutaties in het totaal
aantal AIOS   via de jaarlijks instroom te beïnvloeden. Op basis van
adviezen van het Capaciteitsorgaan wordt periodiek de instroom per
specialisme vastgesteld die jaarlijks kan beginnen met de opleiding. In
deze ramingen wordt uitgegaan van eventuele uitval van AIOS, om welke
reden dan ook. Om 100 specialisten op te leiden laat ik bij een uitval
van bijvoorbeeld 10% dan ook 111 AIOS instromen. 

Voor de vervanging van bijvoorbeeld tijdelijk uitval bij
zwangerschapsverlof, zie ik geen  andere aanleiding dan bedrijfsvoering
om de AIOS te vervangen met een nieuwe AIOS.  Dat acht ik om twee
redenen niet wenselijk. Ten eerste is in de opleidingssituatie de
zorgproductie niet het primaire doel en zou derhalve vervanging van de
kandidaat niet aan de orde moeten zijn. De kandidate zal overigens na de
zwangerschapsverlofperiode weer de opleiding kunnen voortzetten. Ten
tweede zou vervanging leiden tot structurele verhoging van het aantal
kandidaten in opleiding nadat de zwangerschapsverlofperiode van bedoelde
kandidate is afgelopen en zij de opleiding weer voortzet. 

– Als opleiders dan wel instellingen er voor kiezen om meer AIOS te
laten beginnen met de opleiding dan door mij is beschikt, dan kan dat,
maar de consequenties zijn dan wel voor de instelling of opleider.  

Ten slotte verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2 wat betreft  het
verdelen van de opleidingsplaatsen over de opleidingsinrichtingen. 

2

Aan wie behoort de financiële rugzak toe? Behoort deze volgens u toe
aan de zorginstelling of aan de AIOS?

2

De instroomplaatsen worden in het verdeelplan aan de instellingen
toebedeeld. Zij selecteren kandidaten om bij hen met de opleiding te
beginnen. In het veld heeft men de opleidingen zodanig georganiseerd dat
een AIOS zelden tot nooit in één instelling de opleiding volgt. Na
enige tijd vertrekt de AIOS naar een tweede of soms zelfs derde
instelling om alle onderdelen van de opleiding te kunnen volgen. Dit
wordt vooraf vastgelegd in het opleidingsschema van de desbetreffende
AIOS dat door AIOS en opleiders/opleidingsinstellingen gezamenlijk wordt
opgesteld. De financiering voor de ouderejaars wordt vervolgens verdeeld
op basis van deze plannen. 

Omdat het hier gaat over een gezamenlijke set van afspraken tussen AIOS
en opleiders/opleidingsinstellingen, kan men feitelijk niet zeggen dat
de financiering ofwel de AIOS toebehoort, ofwel de opleider/instelling.
De financiering volgt de opleiding van de AIOS en slaat neer bij die
opleider/instelling die de opleidingsinspanning levert binnen het door
mij beschikte aantal. 

3

Kunt u aangeven wie verantwoordelijk is voor de huidige financiële
inflexibiliteit en wie met een oplossing dient te komen? Bent u dat of
is dat het College Beroepen en Opleidingen in de Gezondheidszorg (CBOG)?
2)

3

Zie de antwoorden op de vragen 1 en 2. 

1) Medisch Contact, 7 november 2008, “Op dood spoor” 

2) Medisch Contact, 14 november 2008, “CBOG wil gesprek met Klink”

Bezoekadres:

Parnassusplein 5

2511 VX  DEN HAAG

T	070 340 79 11

F	070 340 78 34

www.minvws.nl

Ons kenmerk

MEVA-K-U-2895623

Bijlagen

Uw brief

19 november 2008

Correspondentie uitsluitend richten aan het retouradres met vermelding
van de datum en het kenmerk van deze brief.