[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Ouwehand over de stimulering van zonnepanelen in Nederland

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2008D20780, datum: 2008-12-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2008Z04978:

Preview document (🔗 origineel)


Hieronder zend ik u, mede namens de minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de antwoorden op de vragen van het
lid Ouwehand (PvdD), ingezonden 23 oktober 2008, onder nummer
2080903590.

1

Kent u de TV-uitzending over zonne-energie? (1)

(1) Tegenlicht, 20 oktober 2008, Nederland 2)

Antwoord

Ja.

2

Deelt u de mening van het Duitse parlementslid Scheer, dat zonne-energie
een zeer aantrekkelijke vorm van groene energie is die door de regering
gestimuleerd dient te worden om zo het potentieel snel verder uit te
kunnen bouwen? Zo ja, bent u bereid om zijn aanpak in Nederland toe te
passen? Op welke wijze? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

Ik deel de mening van de heer Scheer dat zonne-energie een
aantrekkelijke vorm van duurzame energie is die door de regering
gestimuleerd dient te worden. In Nederland wordt zon-pv (elektriciteit
uit zonlicht) gestimuleerd middels de regeling Stimulering Duurzame
Energieproductie (SDE). Er is tevens een subsidieprogramma voor zon-
thermisch (zonneboilers). In vergelijking met Duitsland wordt zon-pv in
Nederland met een beperkter volume gestimuleerd. De reden is dat in het
Nederlandse beleid het leren toepassen van zon-pv door marktpartijen
prioriteit krijgt boven een puur volumebeleid zoals in Duitsland. Het in
Nederland stimuleren van zeer grote volumes zon-pv zou de kostprijs van
zon-pv op de wereldmarkt niet sneller omlaag brengen, terwijl de
subsidiekosten wel zeer hoog zouden zijn. Elektriciteit uit zon-pv kost
nu nog ongeveer 50 eurocent per kilowattuur ten opzichte van
bijvoorbeeld windenergie op land ongeveer 9 eurocent per kilowattuur.
Nederland zet daarom op de korte termijn in op duurzame energie opties
zoals wind op land. Meer geld voor zon-pv zou binnen het huidige
duurzame energiebudget betekenen dat er minder geld voor andere duurzame
energieopties overblijft, terwijl die andere opties per euro
subsidiebudget meer duurzame energieproductie genereren (zoals
windenergie). In Nederland is grootschalige marktintroductie van zon-pv
bij de huidige inzichten na 2020 opportuun, als de opwekkingskosten
gelijk worden aan de consumentenprijs van gewone stroom (momenteel ca.
23 €ct/kWh, de zogenaamde grid parity).

 

3

Hoe beoordeelt u het beleid van de Duitse regering zoals het 100.000
dakenplan waarbij lage rentes worden berekend bij installatie van
zonnepanelen en de feed-in tariff wet (ingevoerd in 2000), waarbij
netbeheerders worden verplicht aanbieders van groene stroom
onvoorwaardelijk toegang te geven tot het energienet, tegen het dubbele
van de marktprijs met een garantie van 20 jaar? Bent u bereid een
dergelijk beleid toe te passen? Zo ja, op welke wijze en binnen welke
termijn? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

De Nederlandse stimuleringsregeling in de SDE lijkt heel veel op de
Duitse regeling. 

Op de eerste plaats wordt in de Nederlandse regeling net als in
Duitsland de gehele onrendabele top van zon-pv gesubsidieerd, en wordt
in beide regelingen de subsidie op basis van  werkelijk geproduceerde
kilowatturen uitgekeerd. De subsidie in Nederland wordt voor 15 jaar
verstrekt, in Duitsland voor 20 jaar.

Op de tweede plaats wordt op dit moment in Nederland een wetsvoorstel
Voorrang voor Duurzaam voorbereid dat begin 2009 aan de Tweede Kamer
wordt toegestuurd. Als deze wet wordt ingevoerd wordt duurzame
elektriciteit met voorrang getransporteerd over het net.

Het Duitse stimuleringsbeleid voor zon-pv is zonder meer zeer succesvol
als gekeken wordt naar de gerealiseerde hoeveelheid zon-pv installaties
(ca. 4000 MW). Nadeel van de Duitse regeling is mijns inziens dat er
geen subsidieplafond geldt. Dit leidt tot hoge subsidie-uitgaven,
bijvoorbeeld voor zonnestroom momenteel ca. 1 miljard euro per jaar
(inclusief elektriciteit). Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2
wordt in Nederland gekozen voor stimulering van een beperkter volume
(ca. 20-25 MW per jaar) met de nadruk op leren toepassen van zon-pv door
marktpartijen. Stimuleren van grote volumes is nu niet opportuun, omdat
de prijs van zon-pv nog te hoog is in vergelijking met andere duurzame
energieopties zoals windenergie en biomassa.

 

4

Kunt u uiteenzetten welk oppervlakte zonnepanelen Nederland nodig heeft
om in de totale Nederlandse behoefte aan energie te voorzien? Is het
resultaat vergelijkbaar met de Duitse situatie waarin is berekend dat
slechts 10% van het bebouwde Duitse oppervlak voorzien hoeft te zijn van
zonnepanelen om in de hele Duitse energiebehoefte te voorzien?

Antwoord

Een goed zonnepaneel kan een elektrisch vermogen van ongeveer 140 Wp
(Watt-piek) per m2 leveren. Bij de Nederlandse zonintensiteit levert 1
Wp zonnevermogen ongeveer 0,85 kWh elektriciteit per jaar. Dus één
vierkante meter zonnepaneeloppervlak kan per jaar ongeveer 120 kWh
elektriciteit produceren. De totale elektriciteitsvraag in Nederland is
ongeveer 117 miljard kWh (CBS 2007), dus de totale hoeveelheid
zonnepaneeloppervlak die nodig is om de gehele Nederlandse
elektriciteitsvraag te dekken is 983 km2. Dat is ongeveer 3% van de
totale Nederlandse landoppervlakte (33.756 km2), of ongeveer 30% van het
bebouwd oppervlak (3289 km2 in het jaar 2003, bron PBL/CBS milieu- en
natuurcompendium). Bij deze berekening maak ik drie kanttekeningen. 

Op de eerste plaats produceren zonnepanelen alleen elektriciteit overdag
(als het licht is), terwijl de elektriciteitsconsumptie ook (en vaak
vooral) tijdens de avonduren plaatsvindt. Er moet dus een aanzienlijke
zogenaamde back-up van elektrisch vermogen beschikbaar zijn voor de
momenten dat geen productie van zonnestroom plaatsvindt, en voor de
momenten van hoge (piek) vraag naar elektriciteit die niet gedekt kan
worden door zonne-energie. 

Op de tweede plaats is niet al het bebouwd oppervlak in Nederland
geschikt om zonnepanelen op te plaatsen zoals sommige
utiliteitsgebouwen, monumenten en kunstwerken (viaducten e.d.).
Daarnaast zijn veel daken niet geschikt omdat zij bijvoorbeeld niet
zongeoriënteerd zijn, de draagconstructie te zwak is of de hellingshoek
van het dak ten opzichte van de zon niet geschikt is.

Op de derde plaats heeft bovenstaande berekening alleen betrekking op de
elektriciteitsvoorziening. Om de gehele Nederlandse energievraag te
dekken is ruwweg een drie maal grotere oppervlakte aan zonnepanelen
benodigd (de hoeveelheid energie die gebruikt wordt om elektriciteit op
te wekken is namelijk ongeveer één derde van de totale Nederlandse
energieconsumptie). Dan zou dus ruwweg het gehele bebouwde oppervlak van
Nederland bedekt moeten worden met zonnepanelen.

 

5

Is het waar dat een oppervlakte aan zonnepanelen ter grootte van
Frankrijk voldoende is om in de totale energiebehoefte van de wereld te
voorzien? Zo ja, welke maatregelen neemt de Nederlandse overheid om dit
potentieel voor de Nederlandse en Europese energiebehoefte verder uit te
werken? Zo neen, welke oppervlakte is dan voldoende?

Antwoord

Het gehele oppervlak Frankrijk (545.630 km2, incl. ruim 90.000 km2
overzeese gebiedsdelen) voorzien van zon-pv zou een totaal
elektriciteitsproductie van 65.476 miljard kWh per jaar opleveren. De
totale wereldelektriciteitsproductie in 2006 was ongeveer 18.930 miljard
kWh (IEA World Energy Statistics 2008).

Indien de gehele landoppervlakte van Frankrijk bedekt zou worden met
zon-pv zou dus ongeveer 3,5 maal de  mondiale elektriciteitsvraag gedekt
kunnen worden. Aangezien de  opwekking van elektriciteit 16,7% van de
totale wereldenergieconsumptie uitmaakt (IEA World Energy Statistics
2008), dient voor de dekking van de gehele wereldenergiebehoefte door
zon-pv ruwweg 1,7 maal de landoppervlakte van Frankrijk met zonnepanelen
voorzien te worden.

Zie voor de maatregelen die de Nederlandse overheid neemt om dit
potentieel te ontwikkelen de antwoorden op vraag 2 en 3.

6

Is het waar dat een hectare zonnepanelen in Duitsland (of Nederland) al
in acht maanden de benodigde energie opbrengt die het gekost heeft de
panelen te maken en te installeren? Zo ja, deelt u de mening dat deze
vorm van energie zeer efficiënt is en verder gestimuleerd dient te
worden? Zo neen, wat is dan de terugverdientijd voor de gebruikte
energie?

Antwoord

Over de gehele levenscyclus bezien is zonne-energie een efficiënte vorm
van energieopwekking. De Energieterugverdientijd van kristallijne
zonnecellen (ongeveer 86% van de huidige wereldmarkt) ligt tussen de 1,7
en 3 jaar, dat wil zeggen dat een zonnepaneel tussen de 1,7 en 3 jaar
elektriciteit moet produceren voordat de energie die voor de productie
van de zonnepanelen benodigd was is terugverdiend. De technische
levensduur van een zonnepaneel is ongeveer 30 jaar.

 

7

Is het waar dat een hectare zonnepanelen in Duitsland (of Nederland)
vijftig maal meer energie oplevert dan wanneer biomassa op deze hectare
verbouwd zou worden? Zo ja, welke conclusies trekt u daar uit? Zo neen,
wat zijn dan de verhoudingen tussen opbrengst uit zonnepanelen en
opbrengst uit biomassaproductie per hectare?

Antwoord

Zon-pv levert theoretisch tussen de 40 en 70 maal meer energieopbrengst
uit een vierkante meter dan biomassateelt (hout). Dit is als volgt
berekend. 

De energieopbrengst voor hout in gematigd klimaat ligt tussen de 100 en
180 GJ/ha/jaar (bron: rapport   HYPERLINK
"http://www.senternovem.nl/energietransitie/Nieuws/biomassa_hot_issue_sl
imme_keuzes_in_moeilijke_tijden.asp"  “Biomassa, Hot Issue” 
Energieplatform Duurzame Elektriciteitsvoorziening, 2007). Dit hout kan
in een warmte/krachtinstallatie (WKK) met een energetisch rendement van
maximaal 90% (bron: SenterNovem) worden omgezet in elektriciteit (40%)
en warmte (50%). Hieronder de uitwerking voor de twee uitersten: 

Een energie-“oogst” van 100 GJ/ha/ jaar en een omzettingsrendement
in de WKK installatie van 90% betekent een energieopbrengst van 9
MJ/m2/jaar (10MJ/m2/jaar x 90 % ). Uitgaande van 40% elektrisch en 50%
warmte is dat dan 4 MJe/m2/jaar en 5 MJth/m2/jaar. Omgerekend naar
MJprimaire energie (1 MJprimair= 0,414 MJe, bron: protocol monitoring
duurzame energie, SenterNovem) is dat dan 9,7  + 5 = 14,7 MJprimair
/m2/jaar. 

Een energie-“oogst” van 180 GJ/ha/jaar en eveneens een
omzettingsrendement van 90% betekent een energieopbrengst van 16,2
MJ/m2/jaar (18 MJ/m2/jaar x 90 %). Uitgaande van 40% elektrisch en 50%
warmte is dat 7,2 MJe/m2/jaar en 9 MJth/m2/jaar. Omgerekend naar
MJprimaire energie (1 MJprimair= 0,414 MJe) is dat 17,4 + 9 = 26,4
MJprimair /m2/jaar. 

Voor conventionele kristallijne zonnepanelen is de
elektriciteitsopbrengst 120 kWh per m2 per jaar (zie antwoord vraag 4).
Omgerekend in primaire energie is dat 120 kWh/m2/jaar x 3,6 (1 kWh= 3,6
MJ) /0,414 = 1043 MJprimair/m2/jaar. 

Zon-pv levert dus tussen de 40 (1043/26,4) en 70 (1043/14,7) maal meer
energieopbrengst uit één vierkante meter dan biomassateelt. 

De conclusie die ik hieruit trek is dat zon-pv in vergelijking met
biomassa zonne-energie veel efficiënter in bruikbare energie omzet. De
conclusie die ik hieruit echter niet trek is dat ik in het duurzame
energiebeleid op grond hiervan niet meer op de stimulering van biomassa
zou moeten inzetten. Biomassa heeft namelijk weer andere voordelen boven
zon-pv, waarvan het belangrijkste is dat biomassa tot tien maal meer
uren per jaar energie kan leveren dan zon-pv (ook ’s avonds en ’s
nachts). De Nederlandse elektriciteitsvoorziening kan op dit moment dus
niet alleen op zon-pv functioneren omdat ook ’s avonds en ’s nachts,
en op zogenaamde piekmomenten elektriciteit benodigd is. De huidige
brandstofmix (inclusief duurzame energie) kan de vraag op elk moment
volgen. Bij een stijgend percentage duurzame elektriciteit wordt het
handhaven van de balans tussen opwekking en vraag steeds moeilijker.
Vandaar dat ik in het beleid ook inzet op het realiseren van slimme
elektriciteitsnetten (smart grids) waarbij de vraag naar elektriciteit
(bv. de wasmachine) kan worden afgestemd op (goedkoop) aanbod op een
bepaald moment van de dag (bijvoorbeeld de ruime beschikbaarheid van
zonnestroom), en niet zoals de huidige praktijk is, namelijk dat het
aanbod de grillige vraag moet volgen. Tenslotte is er naast
energie-efficiency ook het argument van de kosteneffectiviteit dat
meeweegt bij de keuze van stimulering van duurzame energieopties. Zon-pv
is mijns inziens op dit moment nog te kostbaar om grootschalig te
stimuleren. Biomassa is nu ondanks het slechtere benuttingsrendement van
de energie uit de zon, in vergelijking met zon-pv qua kostprijs
voordeliger om op in te zetten, zeker indien biomassarest- en
afvalstromen worden gebruikt.

(w.g.)	Maria J.A. van der Hoeven

 Bron: Alsema et al., 2006, uit MNP rapport “Zonne-energie in
woningen”

Volgvel minute

 \PAGE 2 

Paraaf en datum

Minute





Auteur	Toestelnummer	Classificatienummer

W. van der Heul	6413

	Datum	Uiterste verzenddatum	Verzendwijze

21-11-2008



Aan	Informatiekopie aan	Medeafdoening van ons kenmerk

De Voorzitter van de Tweede Kamer van de Staten-Generaal

Binnenhof 4

2513 AA 's-GRAVENHAGE	Frequin, MT-ED, 6x BSG, Zonneveld, Eikelenstam,
mw. A.C.M. van Hoven	

Medeparaaf en datum

Min. WWI

Min. VROM/DGM



Datum	Uw kenmerk	Ons kenmerk	Bijlage(n)

9 december 2008

ET/ED / 8184085

	Onderwerp



	Beantwoording Kamervragen door het lid Ouwehand (PvdD)



Bezoekadres	Doorkiesnummer	Telefax

Bezuidenhoutseweg 30	(070) 379 64 13	(070) 379 74 23

Hoofdkantoor

Bezuidenhoutseweg 30

Postbus 20101

2500 EC  's-Gravenhage	Telefoon (070) 379 89 11

Telefax (070) 347 40 81

Email ezpost@minez.nl

Website www.minez.nl	Behandeld door



W. van der Heul



Verzoeke bij beantwoording van deze brief ons kenmerk te vermelden