Antwoord op vragen van het lid Van der Ham over jatropha-olie
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2008D20893, datum: 2008-12-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.M. Cramer, minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Onderdeel van zaak 2008Z06671:
- Gericht aan: J.M. Cramer, minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
- Indiener: B. van der Ham, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (š origineel)
Geachte Voorzitter, Bijgaand doe ik u toekomen de antwoorden op een drietal vragen van het lid Van der Ham, ingezonden op 13 november 2008. Beantwoording vragen over jatropha-olie Vraag 1 Wordt jatropha-olie duurzamer geproduceerd dan andere oliĆ«n, bijvoorbeeld palmolie? Kunt u dit toelichten? Voldoet (een deel) van de productie aan criteria die zich kunnen meten met de Cramer-criteria? Hoe verhoudt deze oliesoort zich qua duurzaamheidseisen tot andere oliĆ«n? Antwoord Of jatropha-olie duurzaam wordt geproduceerd of niet, is niet in algemene zin te zeggen. Dit hangt sterk af van met name de omstandigheden bij de teelt. De jatropha-plant heeft relatief weinig water nodig en leent zich er voor om te worden geteeld op (zilte) schrale grond. De oogst van jatropha-noten en de productie van de olie is arbeidsintensief en levert voor de lokale bevolking werkgelegenheidkansen. In onder andere Afrikaanse landen wordt jatropha wel gebruikt als afscheiding van percelen, waarbij de boeren extra inkomsten kunnen genereren uit de verkoop van de jatropha. Jatropha kan echter, om redenen van efficiĆ«ntie, ook afkomstig zijn van grote plantages op vruchtbare grond in monoculturen. Uit het voorgaande moge duidelijk zijn dat de duurzaamheid bij kleinschalige toepassingen andere karakteristieken heeft dan bij grootschalige plantages en dat in algemene zin op het punt van duurzaamheid geen conclusies getrokken kunnen worden. Dit geldt ook in de vergelijking met andere oliesoorten. Vraag 2 Klopt het dat voor jatropha-olie een hogere invoerheffing geldt dan voor andere oliĆ«n? Wat is de reden voor dit verschil? Antwoord Invoertarieven worden vastgesteld op basis van communautair beleid. Daarbij worden deze bepaald op grond van de indeling van een product in de desbetreffende nomenclatuur (Pb L286 van 31 oktober 2007). In de douanenomenclatuur valt jatropha-olie niet in een specifieke eigen categorie. Jathropa-olie valt onder een zogeheten restpost waardoor het onder hetzelfde regime valt als vele andere olieproducten. Voor dergelijke ruwe oliĆ«n geldt een invoerrecht van 3,2%. Als de olie verder bewerkt is gelden hogere tarieven. Vraag 3 Bent u bereid om via invoerheffingen duurzame productie van oliĆ«n te stimuleren? Antwoord Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 worden invoertarieven vastgesteld in Europees verband. Voor tropische oliĆ«n bestemd voor ander technisch of industrieel gebruik dan voor vervaardiging van producten voor de menselijke consumptie is het al mogelijk om deze vrij van invoerrechten in te voeren op basis van bestaande handelsovereenkomsten van de EU met ontwikkelingslanden (bijvoorbeeld de Economic Partnership Agreements ā EPAās), of op basis van de unilateraal door de EU vastgelegde preferentiĆ«le behandeling van ontwikkelingslanden (Algemeen Preferentieel Systeem - APS) en de minst ontwikkelde landen (Everything But Arms - EBA). In de Doha-ronde van de WTO is voorts afgesproken dat voor tropische producten een zo volledig mogelijke handelsliberalisering zal plaatsvinden. De Europese inzet over tropische producten is erop gericht dat daaronder producten worden verstaan, die niet in significante hoeveelheden worden geproduceerd in niet-tropische landen. Jathropha-olie voldoet aan deze conditie. Voor de stimulering van duurzaam geproduceerde oliĆ«n ten algemene is verder het overleg in de Doha-ronde over milieugoederen van belang. Afgesproken is om een lijst op te stellen van milieugoederen en daarvoor tarifaire en niet-tarifaire belemmeringen zoveel mogelijk op te lossen. Het blijkt echter lastig om in de WTO (Committee on Trade and Environment - CTE) overeenstemming te vinden over de aanmerking van landbouwgoederen als milieugoederen. Daarbij speelt een rol dat veel ontwikkelingslanden vrezen voor hoge condities in de onderhandelingen voor aanmerking van hun exportgoederen als milieugoederen. Daarom geven deze landen vooralsnog de voorkeur aan de al bestaande preferentiĆ«le tariefbehandeling onder eerdergenoemde EU-regimes en classificering als tropisch product in de lopende WTO-onderhandelingen over landbouwgoederen. Het kabinet is in het kader van zijn biobrandstoffenbeleid voorstander van afschaffing van bestaande invoertarieven op biobrandstoffen, waarbij in de onderhandelingen daarover in EU- en WTO-kader de duurzaamheid wordt meegewogen. Hoogachtend, de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, dr. Jacqueline Cramer Ministerie van VROM 9 december 2008 DGM/K&L2008118345 Pagina PAGE 2 / NUMPAGES 2 VROM verandert! Kijk voor meer informatie op HYPERLINK "http://www.vrom.nl" www.vrom.nl