[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Irrgang inzake het toezicht op beleggingsfondsen

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2008D23371, datum: 2008-12-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2008Z07516:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte voorzitter,

In antwoord op de vragen van het lid Irrgang inzake het toezicht op
beleggingsfondsen, die mij zijn toegezonden per brief van 25 november
2008 onder nummer 2080906080, deel ik u mede dat de vragen worden
beantwoord als aangegeven in de bijlage. 

Hoogachtend,

De minister van Financiën,

Wouter Bos

2008Z07516 / 2080906080

Vragen van het lid Irrgang (SP) aan de minister van Financiën over het
toezicht op beleggingsfondsen. (Ingezonden 24 november 2008)

1

Deelt u de mening dat de beleggingsfraudezaak rond Easy Life aanleiding
geeft om het toezicht op beleggingsfondsen aan te scherpen? Zo neen,
hoeveel frauduleuze fondsen moeten er nog worden gevonden voor u in
actie komt? 

Toen in de zaak rond Easy Life bij de AFM het vermoeden ontstond dat er
mogelijk sprake was van oplichting, heeft deze daarvan aangifte gedaan
bij het OM. Ik zie geen aanleiding om te veronderstellen dat het
toezicht op beleggingsfondsen ontoereikend is. Voor een onderbouwing
hiervan verwijs ik u naar de beantwoording van de vragen die hierover op
20 oktober jl. door u en uw collega De Wit zijn gesteld aan mij en de
minister van Justitie.

2

Deelt u de mening dat het slechts invoeren van het zogenaamde
‘wildwest bordje’, waarmee wordt aangegeven dat er geen toezicht
wordt gehouden, volstrekt onvoldoende is?

 

Die mening deel ik niet. De regeling met betrekking tot het ‘wildwest
bordje’ zal duidelijke normen aangeven en voorschriften bevatten
waaraan de vrijstellingsmelding moet voldoen. Deze melding zal voor alle
aanbieders die van de vrijstelling gebruik maken op uniforme wijze
moeten worden vormgegeven ter voorkoming van misverstanden. Momenteel
geldt er al een – veel minder vergaande – vrijstellingsmelding voor
beleggingsobjecten en beleggingsinstellingen (exclusief closed-end
instellingen die onder de Prospectusrichtlijn vallen) indien van de
vrijstellingsregeling gebruik wordt gemaakt. Naar mijn beeld is de nu
bestaande vrijstellingsmelding onvoldoende effectief gebleken. Het
‘wildwest bordje’ zal daarentegen voor alle vrijgestelde
beleggingsobjecten en beleggingsinstellingen gelden en qua vorm en
inhoud veel verder gaan dan de nu bestaande vrijstellingsmelding. 

3

Deelt u de constatering dat de AFM veel beter in staat zou moeten zijn
om fraude en misleiding bij beleggingsfondsen op te sporen dan de
individuele beleggers? 

De AFM beschikt over voldoende instrumenten om een adequaat toezicht op
de beleggingsfondsen te houden en zo overtredingen te voorkomen. Indien
de AFM een vermoeden heeft dat er sprake is van fraude dan zal daarvan
aangifte worden gedaan bij het OM. Er is geen enkele reden om aan te
nemen dat de bevoegdheden van de AFM op dit vlak momenteel onvoldoende
zijn. De AFM houdt een risico georiënteerd toezicht om een zo groot
mogelijke pakkans te realiseren. Dit laat onverlet dat er nog altijd
fraude wordt gepleegd en dat het toezicht dit niet te allen tijde kan
voorkomen. 

4

Is het waar dat er zogeheten sucker lists bestaan, waarop mensen staan
die makkelijk kunnen worden opgelicht? Zo ja, hoe wordt daar door de
toezichthouder mee omgegaan? 

Sucker lists zijn lijsten met namen van personen die eerder door
financiële criminelen zijn benadeeld. De personen op deze lijsten gaan
bovengemiddeld vaak opnieuw in op een aanbieding om veel geld te
verdienen of onwaarschijnlijk fraaie rendementen te halen. Vaak worden
sucker lists aangetroffen bij de uitbaters van boiler rooms (de call
centers van waaruit de investeringsaanbiedingen worden gedaan). Boiler
rooms worden gezien hun illegale karakter snel opgezet en weer
opgedoekt, om dan later weer vanuit een andere jurisdictie opnieuw te
beginnen. De sucker lists verhuizen dan mee met de organisator. In
Angelsaksische landen zijn boiler rooms een ware plaag, in Nederland
valt het relatief mee. De toezichthouder ziet wel af en toe (indirect)
bewijs van het bestaan van sucker lists, maar heeft nog niet gezien dat
ze bijvoorbeeld ook verhandeld worden door criminelen onderling. De AFM
probeert uiteraard vat te krijgen op deze illegale praktijken. De snelle
internationale verplaatsing van deze activiteiten bemoeilijkt dit. 

5

AFM-bestuurder Kockelkoren zegt over de gestructureerde producten: “We
hebben natuurlijk niet voorzien dat het op deze schaal zou misgaan. Maar
we maakten ons al jaren geleden zorgen over problemen op deze markt.”
Kunt u uiteenzetten hoe deze zorg zich vertaalt naar extra inspanningen
van de toezichthouder? 

De AFM heeft op verschillende momenten zorgen over deze producten
gerapporteerd o.a. door middel van het publiceren van een verkennende
analyse naar gestructureerde producten. Ook heeft de AFM de betrokken
marktpartijen bewogen tot zelfregulering. De branche is naar aanleiding
van de bevindingen van de AFM doordrongen van de noodzaak van meer dan
gebruikelijke zorgvuldigheid bij informatieverstrekking. Een aantal
marktpartijen heeft verbeteringen doorgevoerd in de
informatieverstrekking. Ook de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB)
heeft twee belangrijke initiatieven ontplooid ter verbetering van de
markt voor gestructureerde producten. De NVB heeft aanbevelingen aan
haar leden gedaan met best practices voor het aanbieden van
gestructureerde producten aan niet-professionele beleggers. De eerste
bevat elf vuistregels die aangeven welke informatie consumenten moeten
krijgen over deze producten, op grond waarvan beleggers een meer
verantwoorde beslissing kunnen nemen over een propositie. De tweede
aanbeveling geeft richtlijnen voor de aanbieding van gestructureerde
producten. Een dergelijke aanbieding moet door deskundigen, aangewezen
door de raad van bestuur van de uitgevende instelling, worden
goedgekeurd.

Elk financieel product moet door middel van informatieverschaffing
inzichtelijk zijn voor de consument. Alleen dan wordt de belegger in
staat gesteld zijn verantwoordelijkheid te nemen. De AFM heeft de indruk
dat dankzij de zelfregulering weliswaar bij sommige partijen verbetering
in de informatieverstrekking is geboekt, maar dat het niet marktbreed
lukt om deze ingewikkelde producten zodanig aan te bieden dat de
consument inzicht heeft in de werking van deze producten. In samenspraak
met de AFM studeer ik op mogelijke oplossingen op nationaal en/of
Europees niveau in deze problematiek.

6

Kunt u uiteenzetten hoe deze uitspraak valt te rijmen met het feit dat
uit het jaarverslag van de AFM blijkt dat er minder is uitgegeven aan
het toezicht op beleggingsinstellingen, omdat het toezicht hierop een
lagere prioriteit heeft gekregen? 

Het toezicht op het aanbieden van gestructureerde producten is niet
gelijk te stellen aan het toezicht op het aanbieden van
deelnemingsrechten in beleggingsinstellingen. Weliswaar kan een
beleggingsinstelling een gestructureerd product aanbieden (bijvoorbeeld
de clickfondsen die in de jaren ’90 populair waren), maar het komt
vaker voor dat het als effect of als derivaat in de markt wordt
aangeboden. 

Aanbieders van deelnemingsrechten in beleggingsinstellingen staan onder
toezicht voor wat betreft markttoegang en onder doorlopend toezicht,
tenzij zij zijn vrijgesteld. Vergeleken met andere sectoren in het
financieel toezicht hebben beleggingsinstellingen de afgelopen jaren
minder aandacht gevraagd van de toezichthouder. Ik verwijs hiervoor naar
het antwoord dat ik u op 10 juli jl. heb doen toekomen op de vraag die
uw fractie had gesteld naar aanleiding van het jaarverslag van de AFM
over 2007.

7

Deelt u de uitspraak van de heer Kockelkoren dat de hoogte van de grens
van 50.000 euro ter discussie moet worden gesteld? Vindt u nog steeds
dat de daaraan verbonden kosten te hoog zijn? Bent u nu wel bereid om
deze grens drastisch te verhogen?

De €50.000 grens is vastgelegd in de Prospectusrichtlijn, die uitgaat
van totale harmonisatie. Dat wil zeggen dat het voor individuele
lidstaten niet mogelijk is in opwaartse, noch in neerwaartse zin van dit
bedrag af te wijken. De reden dat voor dit bedrag is gekozen is dat
wordt aangenomen dat degenen die een dergelijk deelnemingsrecht- c.q.
pakket per keer kopen gelijk te stellen zijn met professionele
beleggers. Daarnaast wordt aangenomen dat dergelijke beleggers
kapitaalkrachtig genoeg zijn om indien nodig professioneel advies in te
winnen over de beoogde belegging. Kleine beleggers, die juist
bescherming behoeven, zullen dergelijke grote beleggingen doorgaans niet
in één keer doen. Overigens wordt de Prospectusrichtlijn binnenkort
geëvalueerd. De Europese Commissie start waarschijnlijk nog voor het
einde van 2008 een consultatie ten behoeve van de evaluatie van de
Prospectusrichtlijn.

8

Is het waar dat er ook misbruik wordt gemaakt van artikel 53 lid 2 van
de vrijstellingsregeling Wft, waarin een vrijstelling wordt gegeven
wanneer de totale waarde van de effecten of obligaties in de aanbieding
onder het bedrag van € 2,5 miljoen blijft? Zo neen, bent u van plan te
laten onderzoeken of er sprake is van misbruik van deze vrijstelling?

De vrijstelling wanneer de totale waarde van de effecten in de
aanbieding onder het bedrag van € 2,5 miljoen blijft, betreft een
vrijstelling van de verplichting tot het publiceren van een prospectus. 

Er wordt vaker van de prospectusvrijstelling van € 2,5 miljoen gebruik
gemaakt dan aanvankelijk werd verwacht. Een kleine peiling van de AFM in
2008 leerde dat deze prospectusvrijstelling steeds vaker opgezocht wordt
om beleggingen in met name vastgoed (in delen) aan te kunnen bieden
zonder een prospectus dat goedgekeurd is door AFM. Bij 4 van de 5
vastgoedbeleggingen werd gebruik gemaakt van de een uitzondering dan wel
vrijstelling van de verplichting om een prospectus op te stellen en goed
te laten keuren. Van deze uitzonderingen of vrijstellingen kwam een
derde van de vrijstellingen door aanbiedingen in tranches van kleiner
dan 2,5 miljoen euro waarbij aanbieders meerdere tranches van 2,5
miljoen euro stapelen om zo gebruik te kunnen maken van de
prospectusvrijstelling. Aanbieders kunnen meerdere malen gebruik maken
van de prospectusvrijstelling van € 2,5 miljoen indien het
verschillende categorieën of klassen van producten betreft. De huidige
invulling daarbij is dat van verschillende categorieën of klassen
bijvoorbeeld sprake is bij aanbod van aandelen of obligaties, maar het
kan ook om kleinere verschillen gaan, zoals bijvoorbeeld verschillen in
looptijd en rendement. Voor elk van deze categorieën of klassen kan
gebruik worden gemaakt van de prospectusvrijstelling. 

Het is niet de bedoeling dat op deze wijze gebruik wordt gemaakt van de
prospectusvrijstelling. Indien aanbiedingen met dergelijke marginale
niet wezenlijke verschillen worden aangeboden, met het kennelijke doel
de prospectusplicht te ontduiken, moeten zij vermoedelijk als één en
dezelfde aanbieding worden gezien, waardoor zij voor de prospectusplicht
als cumulatief gelden. Indien door de aanbieder een objectieve
rechtvaardiging kan worden gegeven voor de wijzigingen in de
voorwaarden, zullen de verschillende aanbiedingen echter als
verschillende categorieën of klassen kunnen worden aangemerkt, waardoor
alsnog van de prospectusvrijstelling gebruik kan worden gemaakt. 

9

Is het waar dat aanbieders de beleggingen onderbrengen in meerdere
BV’s om van bovengenoemde vrijstelling te profiteren?

Dat zou kunnen, maar is meestal niet nodig. Zoals uiteen is gezet in het
antwoord bij vraag 8, kan een aanbieder in principe tranches van € 2,5
miljoen onder verschillende voorwaarden aanbieden. Deze verschillende
voorwaarden kunnen ertoe leiden dat het product van een andere categorie
wordt. Het is dan ook niet per se nodig om de beleggingen onder te
brengen in meerdere BV’s. 

10

Kan de AFM vaststellen hoeveel fondsen net onder het bedrag van € 2,5
miljoen blijven? Kunt u uiteenzetten waarop de vrijstelling van € 2,5
miljoen is gebaseerd?

De AFM houdt geen statistieken bij van producten die buiten
prospectustoezicht vallen. Maar af en toe wordt er wel gepeild; zie
daarvoor het antwoord op vraag 8 voor de verdeling van de vrijgestelde
vastgoedbeleggingen.

Zie met betrekking tot de tweede deelvraag het antwoord op vraag 11.

11

Kunt u uiteenzetten waarom de vrijstelling van € 2,5 miljoen in een
ministeriële is regeling opgenomen, terwijl een vergelijkbare
vrijstelling van € 100.000 wel in de wet is opgenomen? 

De betreffende vrijstellingen volgen beide uit de Prospectusrichtlijn.
De prospectusrichtlijn geeft een totale harmonisatie van het verbod op
het aanbieden van effecten zonder goedgekeurd en algemeen verkrijgbaar
prospectus. Dat verbod is opgenomen in artikel 3 van de richtlijn en is
in de Wet financieel toezicht (Wft) geïmplementeerd in artikel 5:2. Het
verbod kent een aantal uitzonderingen en vrijstellingen van de
prospectusplicht, waaronder de uitzondering voor aanbiedingen met een
totale waarde van minder dan €100.000. Deze grens komt voort uit het
feit dat het opstellen van een prospectus kostbaar is en de kosten
hiervan niet opwegen tegen een aanbieding met een dergelijke geringe
waarde.

De Prospectusrichtlijn is echter niet van toepassing op alle
aanbiedingen aan het publiek. De reikwijdtebepaling van artikel 1,
tweede lid van de Prospectusrichtlijn geeft aan dat deze niet van
toepassing is op de in dat artikel opgesomde categorieën aanbiedingen.
Hierin is ook de grens van € 2,5 miljoen vervat. Voor de situaties
waarin de richtlijn niet van toepassing is, staat het de lidstaten vrij
om nationale regels te stellen (dus bijvoorbeeld voor aanbiedingen met
een waarde van minder dan € 2,5 miljoen). Voor zover lidstaten
hiervoor kiezen, geldt vervolgens alsnog de vrijstelling van €
100.000. Overeenkomstig de wens van de Tweede Kamer om Europese
richtlijnen niet breder of strenger te implementeren dan noodzakelijk,
heeft Nederland er bij de implementatie van de Prospectusrichtlijn voor
gekozen om geen nationale regels te stellen bij aanbiedingen tussen €
100.000 en € 2,5 miljoen. 

De vrijstellingen van de prospectusplicht zijn Europees maximaal
geharmoniseerd en zijn daarom verplicht integraal overgenomen in de Wft.
Eventuele nationale vrijstellingen (die op basis van
reikwijdtebepalingen zijn toegelaten) zijn opgenomen in de
Vrijstellingsregeling Wft, dus ook de prospectusvrijstelling van € 2,5
miljoen. Daarbij is overigens nationaal wel een extra eis van een
vrijstellingsmelding gesteld. Dat betekent dat aanbieders die gebruik
maken van deze vrijstelling daarbij moeten vermelden dat zij niet
vergunningplichtig zijn en niet onder toezicht staan van AFM.

De Prospectusrichtlijn wordt overigens binnenkort geëvalueerd. De
Europese Commissie start waarschijnlijk nog voor het einde van 2008 een
consultatie ten behoeve van de evaluatie van de Prospectusrichtlijn.

12

Bent u bereid de grens van € 2,5 miljoen drastisch te verlagen? Hoe
staat u tegenover de gedachte om alle beleggingsfondsen te verplichten
een accountantsverklaring te laten opstellen dat het geld daadwerkelijk
geïnvesteerd wordt en niet aan dure auto opgaat? 

Zie met betrekking tot de eerste deelvraag het antwoord op vraag 11.

Een verplichting tot het opstellen van een accountantsverklaring voor
beleggingsfondsen, of breder: beleggingsinstellingen, met de vermelding
dat het vermogen niet opgaat aan onnodige uitgaven, grijpt ver in in de
eigen verantwoordelijkheid van de beleggingsinstelling. Ik ben dan ook
geen voorstander van een dergelijk voorstel. 

Voor instellingen die onder toezicht staan, geldt al de verplichting om
een jaarrekening conform hoofdstuk 9 van boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek op te stellen. Een integraal onderdeel daarvan betreft de
accountantsverklaring. De controlerende accountant heeft daarnaast op
grond van artikel 3:88 Wft de plicht om DNB in te lichten over elke
omstandigheid die in strijd is met de aan de onderneming opgelegde
verplichtingen of die het voortbestaan van de instelling bedreigt. 

Voor fondsen die onder instellingstoezicht staan gelden ook strenge
eisen ten aanzien van de bedrijfsvoering (bepalingen die zien op
beheerste en integere bedrijfsvoering). Daarnaast is er doorlopend
toezicht op deze instellingen. 

Directie Financiële Markten



Datum

 

Ons kenmerk

FM/2008/3022 M







	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  2  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  7 



Directie Financiële Markten 

Korte Voorhout 7

2511 CW  Den Haag

Postbus 20201

2500 EE  Den Haag 

  HYPERLINK "http://www.minfin.nl"  www.minfin.nl 





Ons kenmerk

FM/2008/3022 U

Uw brief (kenmerk)

2008Z07516/2080906080

Bijlagen

> Retouradres Postbus 20201 2500 EE  Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA ‘S-GRAVENHAGE



Datum	19-12-2008

Betreft	Kamervragen van het lid Irrgang over het toezicht op
beleggingsfondsen 



	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  1  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  6