[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 zoekmachine] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over de voortgang en knelpunten rookvrije horeca

Lijst van vragen

Nummer: 2008D23891, datum: 2008-12-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document, link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2008Z09681:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


22 894

VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 23 december 2008

In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bleek er
bij enkele fracties behoefte te bestaan een aantal vragen en opmerkingen
voor reactie voor te leggen aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport over zijn brief d.d. 17 december 2008 inzake Voortgang en
knelpunten rookvrije horeca (2008Z09681).

De op 23 december 2008 toegezonden inbreng en de door de minister bij
brief van ???????ingezonden reactie zijn hieronder afgedrukt.

Inbreng CDA-fractie

1.

 Kan worden aangenomen dat momenteel nog steeds 15% van de café’s een
rookruimte heeft ingericht, zoals blijkt uit de gegevens van het VWA
eerder dit jaar, en in hoeverre komen deze gegevens overeen met het
aantal rookruimten in café’s in het recente onderzoek van TNO-NIPO? 
Is er ook meer bekend over de soort café’s die wel een rookruimte
hebben en de café’s die dat niet hebben?

2.

In hoeverre geldt momenteel in het handhavingsbeleid nog steeds het
principe dat als iemand het rookverbod overtreedt hij of zij in de
gelegenheid moet worden gesteld om de overtreding op te heffen zoals
vermeld in de brief? Geeft de VWA daarbij ook advies wat er moet worden
gedaan om de overtreding op te heffen? 

3. 

Komt de VWA na het geven van een waarschuwing in principe altijd terug
voor herinspectie en wordt bij die herinspectie een boete opgelegd als
het rookverbod nog steeds wordt overtreden en wanneer vindt dan de
volgende herinspectie plaats?

4. 

Hoe handelt de VWA wanneer zij aanloopt tegen zaken die niet precies in
de handleiding rookvrije horeca zijn geregeld en hoe wordt voorkomen dat
de VWA -medewerkers in de ene regio daarbij anders optreden dan in een
andere regio oftewel: hoe wordt ervoor gezorgd dat informatie bij de VWA
onderling met elkaar gedeeld?  

5. 

Tegen welke knelpunten loopt de VWA momenteel aan bij de handhaving en
welke mogelijkheden ziet u om die knelpunten aan te pakken?    

6. 

In hoeverre controleert de VWA behalve de café’s momenteel ook de
coffeeshops en de illegale keten/schuurfeesten en zal die controle
binnenkort worden geĂŻntensiveerd ?

7. 

In hoeverre is bij het onderzoek van TNS-NIPO rekening gehouden met of
café’s zich wel of niet houden aan het rookverbod en daarin al dan
niet illegaal roken toestaan?  

8. 

Hoe verklaart u de omzetdaling binnen de gehele deelsector café’s en
in welke mate verwacht u dat die omzetdaling te maken heeft met de
invoering van rookvrije horeca ? 

9. 

Klopt de conclusie dat de omzetontwikkeling niet afhankelijk is van het
wel of niet hebben van een rookvoorziening ook wanneer de
rookvoorzieningen worden uitgesplitst naar de aard van de
rookvoorziening en het al dan niet illegaal toestaan van roken in het
café?

10. 

Wat is er bekend uit buitenlands onderzoek naar invoering rookvrije
horeca over het verloop van omzetontwikkelingen na 3 maanden, na een
half jaar, na een jaar en daarna? 

11. 

Is uit buitenlands onderzoek bekend hoe lang het duurt voordat rokers in
café’s hun rookpatroon aanpassen en het normaal vinden zich af te
zonderen voor het roken van een sigaret?

12. 

Voor kleine horecabedrijven is het volgens de minister niet per
definitie onmogelijk om een rookvoorziening te maken; hoe kunnen de
kleine café’s de mogelijkheden verkennen om in hun kleine cafĂ© een
goedgekeurde rookvoorziening te maken?  

13. 

Kan de minister toelichten wat wordt bedoeld met het kijken naar nieuwe
ontwikkelingen op het gebied van rookvoorzieningen en het open staan
voor creatieve en innovatieve oplossingen? Op welke wijze kan de branche
te weten komen of een nieuwe creatieve oplossing al dan niet kans maakt
als rookvoorziening te worden goedgekeurd (p.15)? 

Inbreng PvdA-fractie 

De minister geeft in zijn brief een voorlopig beeld van de
ontwikkelingen rond de rookvrije horeca, waarbij de leden van deze
fractie de volgende vragen hebben.

14.

De minister schrijft over een wijziging in het handhavingsbeleid, van
waarschuwen naar direct boetes opleggen in geval van moedwillige
overtreding tot de wijziging vanaf 1 december 2008 dat de VWA in
samenwerking met het OM gebruik zal gaan maken van de Wet op de
Economische Delicten. De minister geeft wel aan hoeveel bedrijven
gecontroleerd zijn door de VWA, maar niet hoeveel controleurs hierbij
betrokken waren. 

Een grote klacht vanuit de horeca is een gebrek aan controle. Hoeveel
handhavers zijn er nu actief en zijn dit naar het oordeel van de
Minister voldoende?

15.

In de beantwoording van vragen over de begroting van VWS voor 2009
schrijft de minister dat de controles op verkoop van drank aan jongeren
onder de zestien jaar achter blijft bij de planning, omdat de
controleurs te druk waren met het naleven van het rookverbod. Op 19 juni
2008 heeft de minister naar aanleiding van de motie Bouwmeester, waarin
werd gevraagd de Kamer te informeren over het zelfcontrolesysteem (27
565, nr. 68), gezegd dat hij de motie zag als een aan hem verzoek om het
CBL aan te moedigen te komen tot hantering van  de meest effectieve
methode voor handhaving van de grens van 16 jaar, en dat de leden van
het CBL vooral zelf gestimuleerd moeten worden te komen tot effectieve
maatregelen. Werkt dit zelfcontrolesysteem dan nu niet voldoende zodat
toch extra inzet van de VWA noodzakelijk is?

16.

De minister schrijft over de knelpunten die bij de vergunningaanvraag
voor terrassen, gevelasbakken en dergelijk op kunnen treden hier wel de
mogelijkheid te zien om gemeenten te verzoeken de mogelijkheid te bezien
of er flexibiliteit getoond kan worden  bij vergunningaanvragen.

Is de minister hierover al in overleg getreden met bijvoorbeeld de VNG?
Zijn de gemeenten ook daadwerkelijk bereid en in de gelegenheid om deze
flexibiliteit te tonen?

17.

De minister heeft toegezegd te monitoren wat de effecten voor het
coffeeshopbeleid zijn, aangezien de coffeeshop ook rookvrij is per 1
juli 2008. Wanneer kan de Kamer deze evaluatie verwachten? Wil de
minister tevens meenemen of de gezondheidsschade is toegenomen,
aangezien er in de coffeeshop alleen nog maar pure wiet gerookt mag
worden en geen joint met tabak en wiet, zoals voorheen gebruikelijk is? 

Inbreng SP-fractie 

18.

De leden van deze fractie hebben met interesse kennis genomen van de
knelpunteninventarisatie rookvrije horeca. Zij zijn voorstander van het
rookverbod met het oog op het belang van de rookvrije werkplek. Uit de
rapportage blijkt volgens het CBS dat het omzetverlies in de horeca niet
veroorzaakt wordt door de invoering van het rookverbod. Hoe verklaart de
minister dat veel horeca-ondernemers de teruggang in horecabezoek direct
koppelen aan de invoering van het rookverbod? 

19.

Op welke manier gaat de minister de maatschappelijke onrust die er leeft
onder een deel van zowel horeca-ondernemers als horecabezoekers
wegnemen?

20.

Is de minister bereid in een voorlichtingscampagne vooral de positieve
kanten van het rookverbod te laten zien?

21.

Op welke wijze gaat de minister hij er bij gemeenten op aan dringen dat
zij soepel omgaan met vergunningenaanvragen?

Inbreng PVV-fractie 

De leden van deze hebben met teleurstelling kennisgenomen van de inhoud
van de brief van de minister. Deze leden hebben nog een aantal
aanvullende vragen en opmerkingen.

22.

Zoals bekend is zijn deze leden tegen het rookverbod in de horeca. Zij
zijn van mening dat de horeca in zijn algemeenheid op eigen initiatief
voldoende inzet toonde om niet-rokers tegemoet te komen. De helft van de
cafés had een rokvrij gedeelte, 60% van de restaurants, 80% van de
poppodia en 20% van de discotheken. De behaalde resultaten lagen boven
de streefpercentages. Het rookverbod heeft een omzetdaling in de horeca
tot gevolg gehad. Deze leden zouden dan ook terug willen gaan naar de
situatie waarin horecagelegenheden zelf bepalen welk rookbeleid zij
voeren. Er kan dan gewerkt worden met bordjes: groen wil zeggen dat de
gelegenheid rookvrij is, rood staat voor ‘hier wordt gerookt’. Wat
vindt de minister hiervan?

23. 

Deze leden zijn van mening dat de wet gehandhaafd moet worden. Toch
hebben zij nog enkele vragen m.b.t. de handhaving. De horecaondernemer
wordt beboet, indien een bezoeker zich niet aan het rookverbod houdt.
Maar is een horecaondernemer ĂŒberhaupt bevoegd om de wet te handhaven,
en is het houdbaar dat hij de boete krijgt als een bezoeker zich niet
aan de wet houdt? 

24.

Deze leden hebben het vermoeden dat de gepresenteerde omzetcijfers geen
goed beeld geven van de realiteit om twee redenen. Enerzijds omdat er
horeca-gelegenheden zijn die het rookverbod niet handhaven en anderzijds
omdat de winter nog maar net begonnen is en omzetdalingen nu inzetten. 

Zij zijn tegen het rookverbod in de horeca, maar vinden wel dat een
betrouwbare overheid fatsoenlijke ondernemers die zich aan het
rookverbod hebben gehouden en daardoor failliet dreigen te gaan of al
zijn gegaan moet compenseren, te meer omdat deze ondernemers zich
onvoldoende hebben kunnen voorbereiden omdat het besluit in de
ministerraad halverwege 2007 werd genomen en het rookverbod halverwege
2008 al een feit was. Deelt de minister deze mening? Zo ja, op welke
wijze gaat de compensatie gestalte krijgen? Zo neen, waarom niet?

 

25.

Bij punt 2 wordt gesteld dat de concentratie cotinine in
lichaamsvloeistoffen bij niet-rokende werknemers zwaar is gedaald in
andere landen. Hoeveel procent van de werknemers in de horeca in die
landen is niet rokend en hoeveel procent van de horeca werknemers in
Nederland is niet-rokend?

26.

Tevens wordt bij punt 2 gesteld dat het aantal hartaanvallen drastisch
is gedaald in New York, Italië en Schotland. Is er volgens de minister
een mogelijkheid dat andere factoren hier ook invloed op zouden kunnen
hebben? Zo ja, welke?

27.

Bij punt 4 wordt gesteld dat de omzetdaling gemiddeld 4% in de maanden
juli en augustus 2008 was ten opzichte van juli en augustus 2007. Voor
hoeveel horecabedrijven betekent een omzetdaling van 4% een
faillissement? 

28.

Volgens het CBS stegen de prijzen het eerste, tweede en derde kwartaal
van 2008 respectievelijk met 3,1%, 4,1% en 3,7%. Wat is de oorzaak van
deze prijsstijgingen?

29.

Wat was de reden van de trendbreuk van de omzetontwikkeling in de horeca
in het vierde kwartaal van 2007?

30.

Is het niet logisch dat het percentage cafés en discotheken dat een
omzetdaling meldt hoger ligt dan bij restaurants omdat van de
restaurants 60% al een rookvrij gedeelte had?

31.

Er wordt gesteld dat de dalende trend van het aantal
horecafaillissementen zich door zet sinds het rookverbod. Deelt de
minister de mening dat het infantiel is om zo’n uitspraak te doen
omdat horecaondernemers fatsoenlijke mensen zijn en geen criminelen, en
niemand van hen failliet zou hoeven te gaan door een van bovenaf door de
overheid en kort van tevoren opgelegd rookverbod?

32.

Hoeveel horecaondernemingen hebben een extra lening aangevraagd om het
hoofd boven water te houden? 

33.

De minister stelt dat er relatief weinig bedrijven zo klein zijn dat er
geen rookruimte verwezenlijkt zou kunnen worden. Wat wil de minister
hiermee zeggen? Moeten deze ondernemers het dan zelf maar uitzoeken?
Hoeveel horecazaken zijn kleiner dan 70m2, en hoeveel kleiner dan 100m2?

34.

Er wordt gesteld dat het voor een kleiner horecabedrijf niet per
definitie onmogelijk is een rookvoorziening te maken. Komt de minister
wel eens in een café? Zo nee, waar baseert u dit dan op?

35.

De minister ziet wel de mogelijkheid om gemeenten te verzoeken om te
bezien of er flexibiliteit getoond kan worden bij vergunningaanvragen.
Hoe ziet de minister deze flexibiliteit? 

 

De voorzitter van de commissie,

Smeets

De griffier van de commissie,

Teunissen