[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Lijst van vragen over de uitvoering motie Cramer/Jacobi (31038, nr. 24) Natuurbeschermingswet

Wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 in verband met de regulering van bestaand gebruik en enkele andere zaken

Lijst van vragen

Nummer: 2009D00010, datum: 2009-01-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2008Z08721:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Verslag van een schriftelijk overleg

Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
(LNV) heeft een aantal fracties vragen en opmerkingen aan de minister
van LNV over de uitvoering van de motie Cramer/Jacobi (31038, nr. 24)
ingediend bij de behandeling van de Natuurbeschermingswet. Bij deze
vragen is uw brief van 8 december 2008 over de uitvoering van deze motie
betrokken.

voorzitter van de commissie,

Atsma

griffier voor dit verslag,

Peen

Inhoudsopgave

Inbreng leden van de CDA-fractie						p.1

Inbreng leden van de PvdA-fractie						p.1

Inbreng leden van de SP-fractie							p.2

Inbreng leden van de PvdD-fractie						p.3

Inbreng leden van de CDA-fractie

De CDA fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van de brief
waarin de minister de uitvoering van de motie Cramer/Jacobi (31038, nr.
24) Natuurbeschermingswet toelicht. De CDA fractie heeft destijds de
motie ondersteund. De beantwoording van de minister is uitvoerig en
compleet. De CDA fractie ziet dan ook geen aanleiding tot het stellen
van nadere vragen. 

Inbreng leden van de PvdA-fractie

De minister stelt in haar brief van 8 december dat “veelal” via de
Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht is gewaarborgd dat van tevoren
wordt bezien in hoeverre sprake is van een mogelijk verslechterend
effect op een mogelijk verstorend effect. De leden van de PvdA-fractie
hebben hierbij een aantal vragen: 

Klopt het dat dit alleen het geval is wanneer er sprake is van samenloop
met andere beschikkingen? (bv om te bouwen of op grond van de wet
Milieubeheer)

Kunt u aangeven hoeveel van de aanvragen over het afgelopen jaar (2008)
in het kader van de Natuurbeschermingswet in de toekomst niet meer
hoeven worden gedaan omdat het hier wel verstorende, maar niet
significant verstorende activiteiten betreft? 

Wat bedoelt u met “veelal”? Kunt u aangeven in hoeveel van die
gevallen er sprake is van samenloop met een andere benodigde
beschikking? 

Kunt u op regionaal niveau een lijst maken, ter informatie aan
potentiële initiatiefnemers, welke activiteiten zijn aan te merken als
potentieel significante-effecten hebbend? 

Klopt het dat op beheerplan-niveau deze lijsten al gemaakt worden, en
dat hierop veel activiteiten voorkomen die verder
niet-vergunningplichtig zijn (zoals maaien, ploegen etc.)? Hoe bent u
van plan hiermee om te gaan in de periode dat nog geen beheerplan is
vastgesteld? Is er tot die tijd sprake van effectieve bescherming van de
Natura 2000-gebieden als u geen enkel zicht hebt op de activiteiten die
alleen, of in cumulatie, significante effecten hebben op deze gebieden?

Klopt het dat steeds minder activiteiten een vergunning nodig hebben op
grond van de wet Milieubeheer en steeds meer onder het meldingsregime
vallen, en dan dus geen Omgevingsvergunning hoeven aan te vragen tenzij
er sprake is van samenloop met nog meer  beschikkingen? Wat gebeurt er
in die gevallen waarin alleen melding noodzakelijk is: worden effecten
op de natuur dan nog bezien?

Is het voor het bevoegd gezag mogelijk om een aanvrager informatie te
vragen die niet gerelateerd is aan de gevraagde beschikking? (dus daar
waar het een beschikking op grond van de wet Milieubeheer is informatie
te vragen die voor de ecologische beoordeling relevant is) 

De minister stelt: “Ook zou een wettelijke verplichting niet wenselijk
zijn, vanwege de grote aantallen meldingen die dan worden verwacht. Van
activiteiten is nu eenmaal niet altijd door burgers van tevoren goed te
bepalen of ze al dan niet verstorend zullen zijn, waardoor een melding
uit zekerheid wordt gedaan. Noch voor de burger, noch voor de overheid
zou daardoor sprake zijn van een werkbare situatie, wat het draagvlak
voor natuurbeleid niet ten goede zou komen.” Ook hierover hebben de
leden van de PvdA-fractie een aantal vragen aan de minister:

Is de minister van mening dat het voor burgers wel van te voren te
bepalen is of een activiteit significant verstorend is? 

Waarin zit volgens u het verschil tussen de beoordeling of een
activiteit verstorend is en of een activiteit significant verstorend is?

Bent u het met ons eens dat er een rechtsonzekerheid is bij een burger
of bedrijf dat geen formele bevestiging krijgt of zijn inschatting klopt
dat een activiteit niet significant verstorend is?

Klopt het dat er geen reden is te veronderstellen dat de som van het
aantal meldingen + aantal  vergunningen in een nieuwe situatie hoger is
dan nu het totaal aantal vergunningaanvragen? 

Aansluiten bij melding wet Milieubeheer

Heeft de minister gekeken naar een meldingsplicht vergelijkbaar met
meldingen op grond van wet Milieubeheer artikel 8.41 voor het oprichten
of veranderen van bedrijven die onder een AMvB vallen (8.40 )?
Achtergrond van die meldingplicht is dat een bedrijf vooraf wil weten of
het zich kan vestigen op een bepaalde locatie en welke milieuregels van
toepassing zijn, hetzelfde geldt voor de meldingsplicht in onze motie

Hiervoor wordt een digitale meldingssystematiek ontwikkeld; wellicht is
het mogelijk hier voor de Natuurbeschermingswet bij aan te sluiten?

Op welke wijze gaat de minister handhaven om te voorkomen dat onverhoeds
toch activiteiten plaatsvinden waarvan de initiatiefnemer niet vermoedde
dat deze significante effecten zouden kunnen hebben, maar deze toch
hebben, en die verder geen vergunning nodig hebben (bv diep ploegen)? Op
welke wijze gaat u om met meldingen van derden over mogelijke
significante effecten van niet eerder gemelde activiteiten? Wie is
verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen in geval van
significante effecten? Kunnen kosten voor herstel verhaald worden op het
bevoegd gezag?

In geval van vergunningverlening is sprake van een bezwaartermijn en het
onherroepelijk worden van een vergunning. Hoe is dit geregeld in geval
niet gemeld/ vergunning gevraagd wordt? Kan in dat geval tot in de
oneindigheid de initiatiefnemer geconfronteerd blijven worden met
handhaving? Bent u met ons van mening dat de administratieve lasten van
een melding opwegen tegen het wegnemen van de eeuwige onzekerheid die
een initiatiefnemer anders ten deel valt?

Inbreng leden van de SP-fractie

De SP fractie is van mening dat met het verwijzen naar mogelijk overleg
in de oriënteringsfase de regering geen uitvoering geeft aan de motie
Cramer- Jacobi. 

Immers zoals in de brief zelf al gesteld wordt is een vooroverleg in
zo’n oriënteringsfase niet wettelijk geregeld. Juist omdat het gaat
om de beoordeling of iets wel of niet verstorend is op de natuur
kwaliteiten en ontwikkelingskansen van een kwetsbaar natuurgebied, is
het naar het oordeel van de SP niet gewenst om dit allemaal van het
toeval of de goede wil van een initiatiefnemer af te laten hangen. De
beoordeling of een activiteit al dan niet significant is moet het
bevoegd gezag kunnen doen op basis van de juiste gegevens, ook in
verband met mogelijk cumulatieve effecten van een reeks van
activiteiten.  Een melding van dit soort initiatieven of activiteiten
moet naar de mening van de SP dan ook conform de aangenomen motie beter
worden geregeld in de wet. 

De leden van de fractie van de PvdD vinden dat de minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit onvoldoende uitvoering geeft aan de strekking
van de motie Cramer/Jacobi (31038, 24). Daarom heeft de PvdD-fractie de
volgende vragen. 

De minister geeft aan dat veelal via de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht (Wabo) zal zijn gewaarborgd dat van te voren wordt bezien
of en in hoeverre er sprake is van een mogelijk verslechterend of
verstorend effect.  Hoe waarborgt de minister dat zij zicht houdt op
gevolgen op de natuur door activiteiten waarvoor geen melding in het
kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vereist is?

Het cumulatieve effect van op zich zelf staande niet significant
verstorende activiteiten wordt nu niet meegenomen. Hoe waarborgt de
minister in het geval dat wanneer er geen wettelijke meldingsplicht in
de Natuurbeschermingswet wordt opgenomen, of de optelsom van zogenaamd
niet-significante activiteiten het halen van
instandhoudingdoelstellingen niet in gevaar brengt?

De minister heeft in haar brief aan de Eerste Kamer aangegeven dat voor
handelingen met een significant verstorend effect (of verslechterend
effect) de vergunningplicht geldt, tenzij die handelingen zijn opgenomen
in een beheerplan: “Voor deze handelingen is saldering mogelijk”.
Kan de minister hier meer duidelijkheid over geven? Moet men dit zo
lezen dat in een beheerplan significant schadelijke handelingen met
andere handelingen of maatregelen gesaldeerd kunnen worden? Als
uiteindelijk dan (voor zover te voorzien) geen significante gevolgen
ontstaan, kunnen deze handelingen dan in combinatie met de
salderingsmaatregelen worden opgenomen in een beheerplan waardoor de
vergunningplicht vervalt?

Inbreng leden PvdD-fractie

De leden van de fractie van de PvdD vinden dat de minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit onvoldoende uitvoering geeft aan de strekking
van de motie Cramer/Jacobi (31800, 24). Daarom heeft de PvdD de volgende
vragen. 

De minister geeft aan dat veelal via de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht (Wabo) zal zijn gewaarborgd dat van te voren wordt bezien
of en in hoeverre er sprake is van een mogelijk verslechterend of
verstorend effect.  Hoe waarborgt de minister dat zij zicht houdt op
gevolgen op de natuur door activiteiten waarvoor geen melding in het
kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vereist is?

Het cumulatieve effect van op zich zelf staande niet significant
verstorende activiteiten wordt nu niet meegenomen. Hoe waarborgt de
minister in het geval dat wanneer er geen wettelijke meldingsplicht in
de Natuurbeschermingswet wordt opgenomen, of de optelsom van zogenaamd
niet-significante activiteiten het halen van
instandhoudingdoelstellingen niet in gevaar brengt?

De minister heeft in haar brief aan de Eerste Kamer aangegeven dat voor
handelingen met een significant verstorend effect (of verslechterend
effect) de vergunningplicht geldt, tenzij die handelingen zijn opgenomen
in een beheerplan: “Voor deze handelingen is saldering mogelijk”.
Kan de minister hier meer duidelijkheid over geven? Moet men dit zo
lezen dat in een beheerplan significant schadelijke handelingen met
andere handelingen of maatregelen gesaldeerd kunnen worden? Als
uiteindelijk dan (voor zover te voorzien) geen significante gevolgen
ontstaan, kunnen deze handelingen dan in combinatie met de
salderingsmaatregelen worden opgenomen in een beheerplan waardoor de
vergunningplicht vervalt?

 PAGE    

 PAGE   1