Antwoord op vragen van het lid Van Dam over de Israëlische aanval op Gaza
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2009D00455, datum: 2009-01-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.J.M. Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2008Z10379:
- Gericht aan: A.G. Koenders, minister voor Ontwikkelingssamenwerking
- Gericht aan: M.J.M. Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken
- Indiener: M.H.P. van Dam, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Noord Afrika en Midden-Oosten Bezuidenhoutseweg 67 Postbus 20061 2500 EB Den Haag Datum 8 januari 2009 Behandeld D.C. Zeverijn Kenmerk DAM 008/09 Telefoon +31703485185 Blad PAGE \* MERGEFORMAT 1 Fax +31703486639 Bijlage(n) Betreft Beantwoording vragen van REF bm_txtLidLeden \* MERGEFORMAT het lid REF bm_txtnaam \* MERGEFORMAT Van Dam over REF bm_txtonderwerp \* MERGEFORMAT de Israëlische aanval op Gaza Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van Dam over de Israëlische aanval op Gaza. Deze vragen werden ingezonden op 31 december 2008 met kenmerk 2080908880. De Minister van Buitenlandse Zaken, Drs. M.J.M. Verhagen Antwoorden van de heer Verhagen, Minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van het lid Van Dam (PvdA) over de Israëlische aanval op Gaza. Vraag 1 Herinnert u zich uw uitspraak luidende dat een Israëlische reactie op de aanhoudende raketbeschietingen vanuit Gaza “wordt gelegitimeerd door het Israëlische recht op zelfverdediging, op voorwaarde dat de genomen maatregelen proportioneel zijn in relatie tot de dreiging die van de beschietingen vanuit de Gazastrook uitgaat”? Antwoord Ja. Vraag 2 Bent u van mening dat de Israëlische aanval op Gaza, die sinds afgelopen weekeinde plaatsvindt, voldoet aan de door u gestelde voorwaarde van proportionaliteit? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, wanneer en op welke wijze zult u dat standpunt overbrengen aan de Israëlische regering? Antwoord Ingevolge het oorlogsrechtelijke beginsel van proportionaliteit dient bij een aanval een afweging te worden gemaakt tussen enerzijds het verwachte, tastbare en rechtstreekse militaire voordeel en anderzijds het te verwachten bijkomend verlies van mensenlevens, verwonding onder burgers, schade aan burgerobjecten of een combinatie daarvan. Het is een feit dat aan Palestijnse zijde veel burgerslachtoffers en gewonden zijn gevallen en Nederland betreurt deze, evenals de burgerslachtoffers en gewonden aan Israëlische kant. Nederland is geschokt door de berichten over de militaire actie waarbij een school in Gaza is geraakt en betuigt zijn oprechte deelneming met de slachtoffers. Bij twijfel over juiste toepassing van geweld zoals bij deze school, steunt Nederland het door de VN gewenste nadere onderzoek. Uiteraard beschikt Nederland niet over eigen of anderszins geobjectiveerde waarnemingen van de precieze Israëlische gevechtshandelingen of militaire instructies, maar de indruk bestaat dat Israëlische strijdkrachten zich wel degelijk beperken tot de uitgesproken doelstelling, te weten uitschakeling van het militaire vermogen van Hamas teneinde toekomstige aanvallen op Israëlische burgers te voorkomen. Dat hierbij toch burgerslachtoffers vallen is mede het gevolg van de omstandigheid dat Hamas bewust zijn militaire installaties en wapens positioneert en verbergt te midden van de Gazaanse burgers. De raketbeschietingen door Hamas zijn daarentegen bij uitstek gericht op burgers in Israëlische steden. Zij dienen geen legitiem militair doel. Zoals ook in de brief aan de Kamer is aangegeven kan deze beoordeling niet verder gaan dan deze indruk, daarvoor is de toestand in Gaza te fluïde en de informatie te beperkt. De regering blijft aandringen bij Israël om de allergrootste zorg te blijven uitoefenen en om uiterste terughoudendheid te betrachten. Alle partijen dienen het humanitair oorlogsrecht te respecteren. Het beoogde staakt-het-vuren is daarom des te urgenter teneinde meer burgerslachtoffers te voorkomen. Vraag 3 Bent u het eens met de verklaring van secretaris-generaal van de VN van afgelopen zaterdag, waarin ten aanzien van de raketbeschietingen door Palestijnse militanten het volgende stond: “While recognizing Israel's security concerns regarding the continued firing of rockets from Gaza, he firmly reiterates Israel's obligation to uphold international humanitarian and human rights law and condemns excessive use of force leading to the killing and injuring of civilians”? Zo ja, wanneer en op welke wijze zult u aan de Israëlische regering overbrengen dat de Nederlandse regering, net als de secretaris-generaal van de VN, zowel de raketbeschietingen door Palestijnse militanten als het excessieve gebruik van geweld door Israël veroordeelt? Zo nee, kunt u verduidelijken welke reden u heeft om te twijfelen aan het beoordelingsvermogen van de secretaris-generaal van de VN? Antwoord Ik deel deze mening van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties. Zoals ook is vastgesteld in mijn brief d.d. 7 januari 2008 met kenmerk DAM 003/09 over deze kwestie, is Israël in de periode voorafgaand aan 27 december bestookt met raketten en mortieren vanuit de Gazastrook. Israël heeft het recht hiertegen ter zelfverdediging militair op te treden. Dit optreden dient in overeenstemming met het internationale recht, proportioneel en noodzakelijk te zijn. Herhaald zij dat het maken van burgerslachtoffers daarbij vermeden dient te worden, conform het humanitair oorlogsrecht. Nederland verwacht van alle strijdende partijen dat zij zich in het conflict gedragen in overeenstemming met het oorlogsrecht. Dit oordeel draagt Nederland actief uit, zowel bilateraal jegens Israël als multilateraal in EU- en VN-verband. Dit standpunt is ook door de Minister-president en minister Verhagen in telefonische contacten nadrukkelijk onder de aandacht van hun respectievelijke Israëlische ambtgenoten gebracht. Zie Kamerstuk 23 432, nr. 249. Zie voor de gehele verklaring http://www.un.org/apps/sg/sgstats.asp?nid=3635