[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Lijst van vragen over de nota gezinsbeleid ‘De Kracht van het Gezin’

Gezinsbeleid

Lijst van vragen

Nummer: 2009D01133, datum: 2009-01-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2008Z05788:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Lijst van vragen - totaal

Kamerstuknummer	:	30512-4

Vragen aan	:	Regering

Commissie	:	Algemene commissie Jeugd en Gezin



Nr	Vraag	Blz

van	

tot

1	Waarom wordt er in de nota "de kracht van het gezin" nauwelijks
ingegaan op de situatie van pleegkinderen? Bent u bereid om in een brief
apart op dit onderwerp in te gaan? Zo nee, waarom niet?	0	 

2	Hoe komt het dat slechts 3 van de 10 geïnterviewden in de nota "de
kracht van het gezin man zijn? Is opvoeden nog steeds "vrouwenwerk"? Zo
nee, kunt u uw antwoord toelichten?	0	 

3	Hoe beoordeelt u de constateringen van  FNV-bestuurder De Wind die in
haar brief aan de Kamer (2009Z00180) schrijft dat dit kabinet “er
alles aan doet om verlofregelingen zo onaantrekkelijk mogelijk te maken"
om maar te voorkomen dat meer vaders en moeders er gebruik van gaan
maken? 	0	 

4	Hoe beoordeelt u de constateringen van  FNV-bestuurder De Wind die in
haar brief aan de Kamer (2009Z00180) schrijft dat dit kabinet veel
vrouwen tot armoede veroordeeld na scheiding of overlijden van de
partner?	0	 

5	Hoewel in de nota wel wordt gesproken over eenoudergezinnen, is er
vrijwel geen aandacht voor deze specifieke groep. Wel is er speciaal
beleid gericht op migrantenouders. Kan de minister uiteenzetten waarom
er niet gekozen is voor specifiek beleid op het gebied van alleenstaande
ouders?	0	 

6	In de uitzending van het programma Netwerk van 7 januari 2009 blijkt
dat veel (91%) jeugdhulpverleners geen vertrouwen hebben in het beleid
van het ministerie JenG. In het licht van de wachtlijsten en de door de
jeugdhulpverleners ervaren werkdruk, welke prioritering geeft de
minister aan deze nota binnen zijn beleidsagenda?	0	 

7	De minister geeft aan dat de arbeidsparticipatie, en daarmee de
economische zelfredzaamheid van vrouwen, is toegenomen. Hoe ziet de
minister de maatregelen van de staatssecretaris van OCW ten aanzien van
de maatregelen met betrekking tot kinderopvang?	4	 

8	In de inleiding wordt gesproken over de rol van de overheid. Er wordt
geconstateerd dat de verantwoordelijkheid primair bij de ouders ligt. De
overheid heeft een rol die gekenmerkt wordt als “betrokken maar
begrensd”. Kan de minister hier specifieker over uitweiden, mede in
het licht dat in paragraaf 3.3.2 Kind en scheiding de overheid wel een
actieve rol wil gaan spelen? Waar is de begrenzing van de rol van de
overheid?	5	 

9	Heeft de minister een andere definitie van het gezin overwogen dan de
definitie uit 1996? Is er onder de huidige definitie sprake van
discriminatie, nu ongelijke gevallen gelijk worden behandeld terwijl er
fundamentele verschillen bestaan? Hoe doet de minister onder de huidige
definitie voldoende recht aan onderscheidende en constituerende
elementen als bloedverwantschap en de mogelijkheid van procreatie?	5	 

10	Kan de minister toelichten waarom hij het onmogelijk acht om als
overheid een voorkeur uit te spreken voor een bepaalde gezinsvorm,
terwijl tegelijkertijd de ondersteuning van alle gezinsvormen
gehandhaafd blijft?	5	 

11	Wanneer de minister geen ideaaltype voor het Nederlandse gezin beoogt
te geven, betekent dit dan dat daarmee alle gezinsvormen als
gelijkwaardig en even goed worden beschouwd? Zo nee, waarom spreekt de
minister dan geen voorkeur uit voor bepaalde gezinsvormen, aangezien
zijn doel is om het functioneren van goede gezinnen te versterken?	5	 

12	Waarom kwalificeert de minister de economische zelfstandigheid van
vrouwen enkel als een positieve ontwikkeling? Erkent de minister dat
economische zelfstandigheid in nogal wat gevallen juist een prikkel
betekende om tot echtscheiding te besluiten? Is de minister ook van
mening dat de belastingwetgeving ten aanzien van gezinnen moet uitgaan
van collectiviteit in plaats van individualiteit? In hoeverre kan het
centraal stellen van het gezin als collectief in de belastingwetgeving
volgens de minister bijdragen aan het stimuleren van goede gezinnen?	6	 

13	Zowel in paragraaf 1.2 (aandachtspunten voor gezinsbeleid) als in
paragraaf 2.1.2 (geboorten) verwijst de minister naar het onderzoek van
de Raad voor de Volksgezondheid over de leeftijd waarop Nederlandse
vrouwen hun eerste kind krijgen. In hoofdstuk 3 (beleidsmaatregelen)
komt de minister hier niet op terug. Betekent dit dat de minister niet
voornemens is hier specifiek beleid op te gaan voeren?	7	 

14	Wat verstaat de minister precies onder het begrip keuzevrijheid? Is
het de overheid om het even welke keuze door ouders gemaakt wordt ten
aanzien van de combinatie van arbeid en zorg? Zo nee, wordt het begrip
keuzevrijheid niet uitgehold wanneer het betekent dat ouders in een
ongunstiger financiële positie geraken ten opzichte van andere ouders
wanneer zij af willen wijken van de koers die de overheid wenselijk
acht?	7	 

15	Kan de minister reageren op het spraakwolkje op pagina tien? Is dit
reclame voor goed gezinsbeleid en acht de minister de opvatting
realistisch dat twee volle banen goed te combineren zijn met de zorg
voor kinderen? In hoeverre kan men nog spreken van een gezin wanneer
beide ouders hun kinderen bewust vier dagen nauwelijks zien?	10	 

16	Welke maatregelen heeft dit kabinet genomen en/of gaat dit kabinet
nog nemen om te stimuleren dat mannen minder gaan werken?	12	 

17	In de nota wordt de verandering van de sociale context door de
afgenomen betrokkenheid bij de buurt waarin men woont en verzakelijking
van publieke voorzieningen benoemt als oorzaak van het ontreken van een
sociaal netwerk waar ouders op terug kunnen vallen, maar vervolgens
wordt in deze nota hierover niet meer gesproken. Hoe gaat dit kabinet
ervoor zorgen dat mensen weer betrokken raken bij hun buurt en dat de
verzakelijking van publieke voorzieningen wordt tegengegaan zodat ouders
meer kansen hebben op een stevig sociaal netwerk?	12	 

18	Hoe worden de sociaal-economische gezondheidsverschillen aangepakt?
12	 

19	Op welke termijn kan de Kamer concrete voorstellen in het kader van
het concept "Gezinsvriendelijke werkgever" verwachten?	13	 

20	Waarom wordt de betrokkenheid van vaders bij de opvoeding in de nota
een aantaal keer expliciet genoemd? Mag niet verondersteld worden dat
vaders en moeders in beginsel beide voldoende betrokken zijn bij de
opvoeding? Waarop is het wantrouwen ten aanzien van de betrokkenheid van
vaders gebaseerd? Kan worden aangetoond dat de meeste vaders tot heden
in kwalitatieve zin kennelijk beperkt in de opvoeding hebben
gefunctioneerd? 	13	 

21	Hoe is de doelstelling om betrokkenheid van vaders te vergroten te
rijmen met de stelling dat de overheid niet wil sturen in opvattingen
over het gezin, bijvoorbeeld als het gaat om taakverdeling tussen man en
vrouw? Is het een taak van de overheid om te constateren dat vaders meer
betrokken zouden moeten zijn?	13	 

22	Op welke wijze zal het kindgebonden budget de financiële positie van
gezinnen met een middeninkomen beïnvloeden? 	14	 

23	Op welke wijze zal de verbetering van het gebruik van
conflicthantering en het vergroten van opvoedkwaliteiten van ouders
tijdens samenleven of na scheidingvorm gegeven worden?	14	 

24	Op welke wijze zal bevorderd worden dat de band tussen kind en
uitwonende ouder wordt versterkt?	14	 

25	Op welke wijze zullen kinderen beter betrokken worden bij
beslissingen rond scheiding?	14	 

26	Hoe staat het met de voorbereiding van de estafette van lokale
opvoeddebatten? Op welke wijze zal u het startsein hiervoor worden
gegeven?	14	 

27	Wat wordt bedoeld met "kinderen beter betrekken bij beslissingen rond
echtscheidingen"? Kan de minister toelichten op welke wijze en met welke
maatregelen het kabinet dit wil stimuleren?	14	 

28	Waar komt het speciale zorgaanbod dat ontwikkeld gaat worden voor
ouders en kinderen bij scheiding ten minste uit te bestaan? Moeten alle
Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) een dergelijk aanbod in huis hebben of
staat de minister iets veel meer vrijblijvends voor ogen?	14	 

29	In 2008 en 2009 krijgen gemeenten €40 miljoen om sociale
uitsluiting van kinderen te voorkomen. Zijn deze gelden geoormerkt? Is
er een overzicht te geven waaraan de gemeenten deze gelden in 2008
hebben besteed?	14	 

30	Wordt onder een zorgaanbod voor gescheiden ouders ook verstaan een
structurele financiering van omgangshuizen met omgangsbegeleiding,
aangezien hieraan een grote vraag naar is?	14	 

31	Gezien het feit dat de nota pleit voor laagdrempelige
opvoedingsondersteuning en één gezin, één plan, is het dan niet
wenselijk dat de Bureaus Jeugdzorg (BJZ) standaard fysiek in de Centra
voor Jeugd en Gezin deelnemen?	14	 

32	Kinderen moeten beter betrokken worden bij beslissingen rond
scheiding, mits zij daaraan toe zijn. Wat wordt er verstaan onder beter
en wanneer kan je stellen dat een kind eraan toe is om betrokken te
worden bij een beslissing bij scheiding en wie beslist hierover?	14	17

33	Er moet een specifiek zorgaanbod ontwikkeld worden voor ouders en
kinderen bij scheiding. Door wie en hoe wordt dit specifieke zorgaanbod
vormgegeven?	14	17

34	De mediationtrajecten die voorheen bestonden bij de Raad voor de
Kinderbescherming en de Bureaus Jeugdzorg zijn in de loop der jaren
wegbezuinigd. Is de minister voornemens om dit aanbod daar weer onder
terug te brengen? 	14	17

35	Hoe staat het met het traject met de sociale partners om de
gezinsvriendelijkheid van bedrijven te vergroten? Zijn hier reeds acties
op ondernomen?	15	 

36	Hoe staat het met het traject met de VNG en gemeenten om gezins- en
kindvriendelijkheid van gemeenten te versterken? Zijn hier reeds acties
op ondernomen?	15	 

37	Op welke wijze wordt de sociale omgeving van gezinnen gestimuleerd?
15	 

38	Wat is de stand van zaken met betrekking tot de nota jeugdcultuur,
die eind 2008 zou verschijnen?	15	 

39	Op welke wijze wordt de onderzoeksagenda, de OESO-studie, de
uitbreiding van de jeugdmonitor met gezinsgegevens en de vierjaarlijkse
“atlas van het gezin” gefinancierd? Waar is dit geregeld in de
begroting?	15	 

40	Is er reeds een datum bekend voor het congres dat als startpunt geldt
voor het project gezinsvriendelijke werkgevers? 	15	 

41	Wanneer wordt de uitwerking van de verkennende notitie over de
verlofregeling en arbeidstijdverkorting verwacht? Op welke wijze is de
minister hierbij betrokken?	15	 

42	Welke meerwaarde heeft de nationale Dag van het Gezin voor het
gezinsleven in Nederland en welke kosten gaan hiermee gepaard?	15	 

43	Waaruit bestaat precies de gezinsvriendelijkheid van bedrijven? Welke
kaders gelden er om deze gezinsvriendelijkheid te bepalen? Valt
hieronder bijvoorbeeld ook het aanbieden van kleinere banen, zodat
ouders zich minder verplicht voelen om meer uren te werken dan zij
eigenlijk willen?	15	 

44	Hoe kan de minister de extra investering in kinderopvang scharen
onder het kopje “tijd voor het gezin”, aangezien door toenemende
kinderopvang het feitelijk contact tussen ouders en kinderen juist
afneemt? 	15	 

45	Waaruit zal de informatie van de VNG voor gemeenten over studeren met
kinderen bestaan en hoe kan deze informatie eraan bijdragen dat
gemeenten (aanstaande) studenten met kinderen juist kunnen voorlichten?
Was de informatie tot nu toe niet bekend of niet juist?	16	 

46	Op welke wijze zullen de regionale academische werkplaatsen vorm
krijgen? Hoe worden deze werkplaatsen gefinancierd en hoe kunnen zij
eraan bijdragen dat problemen van “kinderen tussen twee culturen”
worden aangepakt?	16	 

47	Op welke wijze wordt de kennis over de medische gevolgen van het
uitstel van ouderschap beter verspreid? Werd de informatie tot nu toe
niet goed (genoeg) verspreid?	16	 

48	Hoe staat het met het traject met gemeenten en maatschappelijke
organisaties om tot verdere samenhangende initiatieven te komen om de
gezins- en kindvriendelijkheid van steden en gemeenten te bevorderen?
Zijn hier reeds acties op genomen?	17	 

49	Op welke wijze zal de specifieke aandacht aan het gezin jaarlijks op
15 mei op de internationale Dag van het Gezin vorm krijgen?	17	 

50	Wat voor handreikingen over "kind en scheiding" worden in de
gereedschapskist van het Centrum voor Jeugd en Gezin opgenomen?	17	 

51	Waaruit bestaat precies het voorlichtingsmateriaal over
echtscheiding? Bevat het voorlichtingsmateriaal ook een publiekscampagne
tegen echtscheiding? Zo nee, wil de minister dit overwegen?	17	 

52	In het interview met Nicole Looije wordt uiteengezet dat zij een
ouderbijdrage moet betalen voor haar kinderen van bijna 200 euro. Deze
ouderbijdrage behoort een vrijwillige bijdrage te zijn. Hoe komt het dat
dit gezin zich toch genoodzaakt ziet om deze ouderbijdrage te betalen? 
19	 

53	Vrouwen krijgen gemiddeld op steeds latere leeftijd kinderen. Op
welke manier worden vrouwen straks geïnformeerd over de risico's van
zwangerschap op latere leeftijd ten opzichte van het krijgen van
kinderen op jongere leeftijd? Is de minister bereid beleid te
ontwikkelen gericht op het stimuleren van het krijgen van kinderen op
jongere leeftijd dan het huidig gemiddelde?	23	 

54	Hoe beoordeelt de minister het door Bonneux, Zaadstra en Beer
gestelde dat "krijgen van kinderen vóór het 23e levensjaar mag niet
worden aangemoedigd, gezien het verhoogde risico op sociale achterstand
en de hiermee samenhangende kans op gezondheidsschade voor moeder en
kind" in het Nederlands tijdschrift voor Geneeskunde van 5 juli 2008?
Overweegt u maatregelen/beleid om jong ouderschap te voorkomen? Zo ja,
hoe zien deze maatregelen eruit en bent u voornemens om ook een
voorlichtingscampagne te zetten gericht op het voorkomen van vroeg
ouderschap? 	24	 

55	Hoe komt het dat het aantal hoogopgeleiden kinderloze vrouwen in
Scandinavië nauwelijks afwijkt van het aantal kinderloze vrouwen dat
niet hoogopgeleid is? Hoe komt het dat het aantal hoogopgeleiden
kinderloze vrouwen in Nederland procentueel veel hoger ligt dan het
aantal kinderloze vrouwen dat minder hoogopgeleid is? Vindt de minister
dit ook een probleem en zo ja, welke maatregelen gaat u treffen om er
voor te zorgen dat het verschil in Nederland ook weggewerkt wordt?	24	 

56	Op pagina 28 staat dat gescheiden mannen en vrouwen een groter beroep
op de gezondheidszorg doen. Zijn ook cijfers bekend over het beroep op
gezondheidszorg door kinderen van gescheiden ouders? Zo ja, zijn de
cijfers te specificeren naar vormen van gezondheidszorg?	28	 

57	Is er de afgelopen jaren sprake van een toename of een afname als het
gaat om kinderen die slachtoffer zijn van partnergeweld? Mocht dit niet
bekend zijn, is de minster voornemens dit te onderzoeken? Zo nee, waarom
niet? 	30	 

58	Waarom is er maar in 15% van de scheidingen sprake van co-ouderschap?
Wat gaat de minister ondernemen om dit te bevorderen?	31	 

59	Bestaat op dit moment al specifieke opvoedondersteuning voor
stiefgezinnen? 	31	 

60	In het interview van Maria Zanders geeft deze vrouw aan dat ze
allerlei potjes en regelingen kende zodat zij wist rond te komen. Vele
gezinnen weten dit niet. Is de minister voornemens ervoor te zorgen dat
gezinnen, net als Maria Zanders, wel over deze informatie beschikken? Zo
ja, hoe gaat de minister dit doen en zo nee, waarom niet?	33	 

61	Is bekend hoeveel procent van de ouders de pedagogische tik nog
steeds als een verantwoord middel bij het opvoeden van kinderen
beschouwd? Onderneemt de minister acties om de pedagogische tik uit de
dagelijkse opvoedrealiteit te laten verdwijnen of laat u het zitten of
vind u het bestaande wettelijke verbod voldoende?	34	37

62	Wanneer zal het onderzoek naar de oorzaken van de groei van het
stijgend beroep op de jeugdhulpverlening, het speciaal onderwijs en de
regelingen zoals de Tegemoetkoming Onderhoudskosten Gehandicapten
kinderen en de Wajong plaatsvinden? Wanneer kan de Kamer de resultaten
verwachten?	35	 

63	Is het experiment waarnaar op pagina 36 wordt verwezen (een regeling
voor werken in deeltijd voor sollicitatieplichtige alleenstaande ouders)
uitgevoerd? Zo ja, hoe ziet deze regeling eruit en zo nee, waarom niet?
36	 

64	Wanneer kan de notitie over de modernisering van het verlofstelsel
verwacht worden en wie stuurt deze notitie naar de Kamer?	37	 

65	De minister meldt in de nota dat hij graag gezinsvriendelijke
werkgevers wil zien. Kan de minister uiteenzetten welke concrete
maatregelen hij daartoe gaat nemen, behalve de aangekondigde
conferentie?	38	 

66	Kan de minister verder uitweiden over de raamregeling telewerken die
voor de rijksoverheid gaat gelden?	38	 

67	Maatregelen zijn onvermijdelijk, om het kinderopvangstelsel
structureel beheersbaar en toegankelijk te houden. Over welke
maatregelen gaat het hier?	40	 

68	Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat een gezin een leefomgeving
heeft met een goede woning, met veilige buitenruimten, met accommodaties
waarin vrijetijdsactiviteiten worden aangeboden, met een aanbod aan
sport, cultuur, voldoende speelvoorzieningen en groen in ieders bereik?
40	 

69	Welke positieve effecten heeft de Wet kinderopvang vanuit het
perspectief van het kind? Waarom wordt zonder meer verondersteld dat een
groei van het gebruik positief is voor het welzijn van kinderen? 	40	 

70	Waarom beknibbelt het kabinet vooral op gastouderopvang terwijl juist
deze vorm van opvang als een bijzonder positief effect van de Wet
kinderopvang wordt genoemd?	40	 

71	Wat is de oorzaak van het feit dat in de landen Denemarken,
Noorwegen, Zwitserland en Zweden meer vrouwen betaald werk hebben ten
opzichte van Nederland? Wat doen deze landen anders dan Nederland? 	41	 

72	Op pagina 41 wordt aangekondigd dat musea vrij toegankelijk worden
voor kinderen tot en met twaalf jaar. Kan de minister reageren op de
diverse onderzoeken die aantonen dat er geen relatie is tussen het vrij
toegankelijk zijn van musea en de cultuurparticipatie, of heeft de
minister hiertoe wel aanwijzingen?	41	 

73	Wanneer kan de Kamer het onderzoek van het Sociaal en Cultureel
Planbureau (SCP) tegemoet zien naar de omvang en achtergronden van
armoede en sociale uitsluiting bij kinderen?	41	 

74	De arbeidsparticipatie van vrouwen, in uren gemeten, behoort tot de
laagste van Europa. Wat zijn de voornemens om dit te verbeteren? 	42	 

75	Welke rol speelt het denken van de Nederlander over de combinatie van
arbeid en zorg, zoals in kaart gebracht door het SCP, in het beleid van
de minister?	42	 

76	Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat de kwetsbare groep van
eenoudergezinnen, die de meeste kans hebben op armoede, weer in gelijke
verhouding staan tot tweeoudergezinnen?	43	 

77	Hoe verklaart de minister de stelling dat Nederlanders zich meer dan
ooit vrijwillig inzetten voor hun naasten en de maatschappij op grond
van de inleiding waarin de minister stelt dat de individualisering ook
keerzijden heeft? Is het niet juist zo dat vrije mensen er individueel
voor kiezen om anderen te helpen?	43	 

78	Kan de minister toelichten hoe de oprichting van regionale
academische werkplaatsen kan leiden tot een beter bereik en
ondersteuning van kinderen van migrantenouders?	44	45

79	In hoeverre vindt de minister een nationaal opvoeddebat een taak van
de overheid en denkt de minister dat enkel een conferentie dit zal
aanzwengelen?	45	 

80	Welke maatregelen is de minister voornemens te nemen om de
kindvriendelijke inrichting van wijken richting gemeenten te realiseren?
45	 

81	Onder hoofdstuk 3 (beleidsmaatregelen) wordt een groot aantal
voorstellen gedaan om specifiek beleid te voeren voor gezinnen. Het gros
van de maatregelen wordt echter uitgevoerd door de ministeries van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en van  Sociale Zaken en
Werkgelegenheid (SZW) (zoals de kinderopvang en het ouderschapsverlof).
Kan de minister uiteenzetten hoe zijn rol is bij de invoering en
uitvoering van deze maatregelen? Kan de minister op al deze maatregelen
aangeven op welke wijze hij bij de totstandkoming betrokken is geweest
en op welke wijze hij in de latere fases betrokken zal blijven?	47	 

82	Onder hoofdstuk 3 (beleidsmaatregelen) wordt een groot aantal
voorstellen gedaan om specifiek beleid te voeren voor gezinnen. Het gros
van de maatregelen wordt echter uitgevoerd door de ministeries van OCW
en SZW (zoals de kinderopvang en het ouderschapsverlof). Kan de minister
uiteenzetten waarom het ministerie voor Jeugd en Gezin (JenG) relatief
weinig maatregelen voorstelt? Is het waar dat het ministerie voor Jeugd
en Gezin als enige maatregelen het Kindgebonden Budget, de Centra voor
Jeugd en Gezin en een aantal overleggen heeft genomen?	47	 

83	In hoeverre is het spreken over een harmonieuze combinatie van arbeid
en zorg realistisch? Waarom is het gegeven dat de arbeid van ouders een
negatieve rol kan spelen voor de zorg voor kinderen in de nota vrijwel
afwezig? Is het spreken over een combinatie van arbeid en zorg niet
misleidend, aangezien gesuggereerd wordt dat beide activiteiten volledig
worden ondernomen terwijl feitelijk door arbeid een deel van de
verantwoordelijkheid voor zorg op derden wordt afgeschoven?	47	 

84	Welke maatregelen is de minister voornemens te nemen om de “cursus
relatievaardigheden” te ondersteunen? Is de minister van mening dat
hier een taak voor de overheid ligt? Gaan de acties van deze minister
inderdaad niet verder dan het aangekondigde overleg met de
beroepsgroepen en een folder? 	47	48

85	Is het experiment al gestart voor de regeling die het werken in
deeltijd voor sollicitatieplichtige alleenstaande ouders financieel
aantrekkelijk maakt? Wanneer kan de Kamer de resultaten van dit
experiment verwachten?	48	 

86	Kan de minister reageren op de uitspraken gedaan in het programma
Netwerk van 7 januari jl. waarin een maatschappelijk werker zegt dat er
al 15 jaar aandacht is voor het kind bij een scheiding vanuit de
jeugdhulpverlening?	48	 

87	Hoe verdedigt de minister het stimuleren van arbeidsdeelname van
beide ouders vanuit het perspectief van het kind? Beseft de minister
welke risico’s dit beleid kan hebben voor het welzijn van kinderen?
Mag op grond van dit beleid geconstateerd worden dat de minister het
welzijn van het kind gebaat acht met arbeidsdeelname van beide ouders?
Zo nee, is de minister van mening dat de overheid zich daarom afzijdig
moet houden van dergelijke risicovolle stimuleringsmaatregelen? 	48	 

88	Ontstaat er door afbouw van de overdraagbare algemene heffingskorting
en introductie van een inkomensafhankelijke combinatiekorting een
ongerechtvaardigde ongelijkheid tussen gezinnen waar beide ouders
buitenshuis werken en gezinnen waar één ouder buitenshuis werkt?
Waarom is de inkomensafhankelijke combinatiekorting niet aan leeftijd
gebonden, terwijl de overdraagbare algemene heffingskorting slechts tot
vijf jaar geldt? 	48	 

89	Hoe verenigt de minister zijn stelling dat keuzevrijheid uitgangspunt
van beleid is met de mededeling dat keuzevrijheid voor ouders met
kinderen boven vijf jaar meer beperkt wordt? Hoe neutraal is dit
gezinsbeleid? 	48	 

90	Met betrekking tot het ingrijpen in de opvoedingssituatie meldt de
minister dat er sprake moet zijn van snel en adequaat handelen. Kan de
minister een reactie geven op de uitspraken in het programma Netwerk van
7 januari jl. waarin jeugdhulpverleners aangeven dat er (ook na de
Savanna-zaak) nog steeds meerdere instanties bij een probleemgezin over
de vloer komen die dat niet van elkaar weten? Wat is de minister
voornemens hieraan te doen?	50	 

91	Kan de minister een overzicht geven van het besluitvormingsproces dat
vooraf gaat aan het ingrijpen in de opvoedingssituatie? Meer specifiek,
wanneer moet de overheid ingrijpen, welke omstandigheden zijn hiervoor
van belang?	50	 

92	De stijgende prijzen in de kinderopvang, het niet indexeren van de
uurprijs en de weinige rechten (enkel het adviesrecht) van ouders in de
oudercommissies zorgen dat de kinderopvang steeds duurder wordt, zeker
voor de laagste en middeninkomensgroepen. Wat gaat de minister doen om
te voorkomen dat de laagste en middeninkomensgroepen hiervan de dupe
worden en ouders hierdoor genoodzaakt zijn om te stoppen met werken? 	52
 

93	De huidige ontwikkelingen in het kinderopvangbeleid hebben tot gevolg
dat ouders dit jaar ten opzichte van vorig jaar meer moeten betalen voor
de kinderopvang. Welke gevolgen heeft dit voor de arbeidsparticipatie
van ouders en wat het oordeel van de minister hierover?	52	 

94	Hoe is de discrepantie te verklaren tussen hetgeen wat in de nota
staat over de kinderopvangbijdrage en het onderzoek van de FNV en de
MOgroep, waarin staat dat ouders, door de stijging van de uurprijs in de
kinderopvang en de verplichte afname van uren, tussen de 50 en 100 euro
per maand extra kwijt zijn, bovenop de al eerder aangekondigde verhoging
van de kinderopvangbijdrage voor ouders en ongeacht het gezinsinkomen?
52	 

95	In het licht van het onderzoek van de FNV en de MOgroep waaruit
blijkt dat vele ouders, ongeacht het gezinsinkomen, tussen de 50 en 100
euro per maand extra kwijt zijn aan de kosten van kinderopvang. Hoe gaat
de minister c.q. het kabinet ervoor zorgen dat de kinderopvang
betaalbaar en toegankelijk is voor iedereen?	52	 

96	Gezien de enorme wachtlijsten in de kinderopvang en de buitenschoolse
opvang, die vaak niet inzichtelijk zijn voor ouders en gemeenten, wat
gaat de minister c.q. het kabinet eraan doen om de kinderopvang
toegankelijker te maken?	52	 

97	Wat gaat de minister doen aan het verschil in ongelijkheid bij
studerende ouders, aangezien de studiefinanciering geen rekening houdt
met het hebben van kinderen, ten opzichte van andere uitkeringen? Is de
minister c.q. het kabinet bereid studerende ouders tegemoet te komen in
de kosten van kinderen? Zo ja, hoe en zo nee, waarom niet? 	55	 

98	Op pagina 58 haalt de minister een onderzoek aan naar de wensen van
ouders met opvoedingsvragen. Hieruit blijkt dat zij ook behoefte hebben
aan internetfora. Vindt de minister het een taak van de overheid om deze
fora te ondersteunen?	58	 

99	Hoeveel Centra voor Jeugd en Gezin kent Nederland op dit moment en
hoeveel hiervan behelzen enkel een loketfunctie? Hoeveel Centra voor
Jeugd en Gezin zijn erin geslaagd om fysiek in de centra zelf, meerdere
partners onder te brengen?	58	 

100	Ouders maken graag gebruik van digitale opvoedingsinformatie. In
hoeverre wordt de betrouwbaarheid en effectiviteit gemeten van digitale
informatie, bijvoorbeeld door het Nederlands Jeugd Instituut (NJI)?
Komen ouders daadwerkelijk bij deskundige opvoedingsinformatie terecht?
59	 

101	Wanneer verwacht de minister een reactie te kunnen geven op de
healthy marriage programma’s en de mogelijke toepassing ervan in
Nederland?	64	 

102	In hoeverre hebben de contacten van de minister met
beroepsorganisaties van advocaten en mediators een vrijblijvende status?
Ziet de minister mogelijkheden tot het maken van concrete afspraken?	64	


103	Is er op het gebied van relatiebemiddeling en ondersteuning behoefte
aan een register van erkende professionals? Hoe wordt de kwaliteit van
deze activiteiten momenteel gewaarborgd?	64	 

104	Is de minister van mening dat omgangsbegeleiding onder de
verantwoordelijkheid van de provinciale jeugdzorg behoord te vallen
aangezien er in de nota staat dat als er sprake is van ernstigere
problematiek "omgangsbegeleiding binnen het stelsel van de jeugdzorg in
het vizier" komt? Bent u van mening dat er een recht op
omgangsbegeleiding bestaat?	65	 

105	Is de minister van mening dat het versterken van de betrokkenheid
van kinderen niet alleen bij de scheiding wenselijk is en dat ook
uitbreiding van de rechten van kinderen bij zaken als uithuisplaatsing
aan de orde is? Zo nee, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?	65	 

106	Is de minister van mening dat in het kader van het creëren van
voldoende plaatsen waar omgangsbegeleiding mogelijk is het opnemen van
een passage in het "landelijk beleidskader Jeugdzorg" waarin provincies
gewezen worden op hun verantwoordelijkheden tot een voldoende aanbod in
alle provincies zal gaan leiden? Zo ja, wanneer verwacht de minister dat
dit resultaat bereikt zal zijn? Zo nee, waarom volstaat u met het
opnemen van een passage in "landelijk beleidskader Jeugdzorg"? 	66	 

107	De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) biedt het kader voor de
lokale invulling van ondersteuning rond relatieproblemen en
echtscheiding. Zijn er al voorbeelden van invulling van deze
ondersteuning door middel van de Wmo? 	66	 

108	Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat de Eigen Kracht-conferentie
in elke provincie ingezet kan worden ter voorkoming van een dreigende
uithuisplaatsing?  	67	 

109	Wanneer er sprake is van verschuiving van de voogdij van de ouders
en Bureau Jeugdzorg naar de pleegouders wordt de pleegzorgvergoeding en
dus ook de pleegzorgbegeleiding vaak stopgezet. Er is immers geen
indicatie vanuit Bureau Jeugdzorg (ook niet in het vrijwillig kader als
er geen hulvraag is). Wat gaat de minister doen om ervoor te zorgen dat
pleegouders toch pleegzorgvergoeding krijgen, ondanks dat Bureau
Jeugdzorg geen bemoeienis meer heeft? 	67	 



De voorzitter van de algemene commissie voor Jeugd en Gezin,

Heijnen

Adjunct-griffier van de algemene commissie voor Jeugd en Gezin,

Sjerp

  FILENAME  GRT_RGR_JG_30512-4.DOC 		  PAGE  1 /  NUMPAGES  8