Preview document (🔗 origineel)

---

Geachte Voorzitter,

Bijgaand doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen van het lid
Neppérus van uw Kamer inzake airconditioningsystemen voor auto's,
ingezonden op 10 december 2008. 

Vragen 1 en 3

Hoe beziet u de controles op airconditioningsystemen voor auto's in het
licht van EU Verordening 2006/40/EG?

Gaat u controleren of de EU Verordening 2006/40 inzake emissies door
airconditoningsystemen voor auto's wordt nageleefd?

Antwoord

Richtlijn 2006/40/EG stelt voorschriften vast voor de typegoedkeuring
van motorvoertuigen wat betreft emissies van klimaatregelingsapparatuur.
Deze voorschriften zijn onder primaire verantwoordelijkheid van mijn
ambtgenoot van Verkeer en Waterstaat geïmplementeerd in het
Voertuigreglement. De Dienst Wegverkeer (RDW) verleent op grond van het
Voertuigreglement typegoedkeuringen voor (voertuigen met)
airconditioningsystemen en toetst daarbij aan de voorschriften uit de
richtlijn. Voertuigen of voertuigonderdelen worden alleen toegelaten tot
de weg indien daarvoor typegoedkeuring is verleend. Typegoedkeuring van
airconditioningsystemen is een belangrijke stap in het uitfaseren van
systemen die zijn voorzien van broeikasgassen met een hoog
aardopwarmingsvermogen. Het Voertuigreglement bevat conform de richtlijn
in artikel 1a.19 een verkoopverbod (m.i.v. 1 juni 2009 resp. 31 december
2016) voor nieuwe voertuigen die zijn voorzien van een
airconditioningsysteem dat niet voldoet aan de eisen uit de richtlijn. 

Controle op de naleving van richtlijn 2006/40/EG vindt plaats door
middel van de verplichte typegoedkeuring voor nieuwe
airconditioningsystemen in combinatie met het verkoopverbod. Het
verkoopverbod wordt via artikel 34, eerste lid, van de Wegenverkeerswet
1994 gehandhaafd op grond van het systeem van de Wet op de economische
delicten.

De richtlijn stelt geen eisen aan emissies door (reeds
ingebouwde/bestaande) airconditioningsystemen. Wel is in het Besluit
gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer in overeenstemming met de
F-gassenverordening bepaald dat bij lekkage de installatie zo snel
mogelijk gerepareerd dient te worden en dat lekkage voorkomen dient te
worden. Daarnaast is in artikel 5.1.7 van het Voertuigreglement geregeld
dat het bestuurders verboden is, de auto-airco bij te (laten) vullen
indien de lekkage niet hersteld is. 

Vraag 2

Hoe wordt de uitstoot van en omgang met gefluoriseerde gassen nu
gecontroleerd bij gecertificeerde bedrijven en niet gecertificeerde
bedrijven die airconditionings voor auto's leveren en onderhouden? 

Antwoord

In november 2007 is in het Besluit gefluoreerde broeikasgassen
milieubeheer de geharmoniseerde verordening (EG) 842/2006 uitgevoerd
voor wat betreft de verplichtingen voor bedrijven en personeel die
handelingen verrichten aan apparaten en installaties die bepaalde
gefluoreerde broeikasgassen bevatten. In overeenstemming met de
bepalingen in die verordening is geregeld dat het personeel dat
gefluoreerde broeikasgassen terugwint dient te beschikken over een
diploma. Voor bedrijven gelden geen certificeringseisen. 

In het besluit is onder meer bepaald dat gefluoreerde broeikasgassen
voor de verwijdering van de installatie of tijdens onderhoud moeten
worden teruggewonnen. In april 2008 zijn de minimumeisen gepubliceerd
waaraan het personeel dat gefluoreerde broeikasgassen uit de auto-airco
terugwint bij het onderhoud of voor de verwijdering van de auto-airco
aan moet voldoen om een diploma te halen. Deze eisen zullen worden
neergelegd in een ministeriële regeling. Na inwerkingtreding van die
regeling  dient het betrokken personeel te beschikken over een diploma
dat voldoet aan de in de regeling neergelegde eisen. Personeel dat thans
beschikt over een STEK auto-airco, of een STEK auto-demontage diploma
wordt geacht aan deze verplichtingen te voldoen. 

Het toezicht op de naleving van de bepalingen in het Besluit
gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer en daarmee van de verordening
wordt uitgeoefend door de VROM-Inspectie. Voor zover de activiteiten
waarop de F-gassenverordening betrekking heeft, worden verricht in een
inrichting in de zin van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit
milieubeheer, is ook het ten aanzien van die inrichting bevoegde gezag
gehouden toezicht uit te oefenen op de naleving van het onderhavige
besluit en daarmee van de F-gassenverordening. In het merendeel van die
gevallen zijn burgemeester en wethouders van de gemeente het bevoegde
gezag.

Overtreding van een voorschrift van het onderhavige besluit is in
artikel 1a, onder 1°, van de Wet op de economische delicten aangemerkt
als een economisch delict.

Hoogachtend, 

de minister van Volkshuisvesting,

Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

dr. Jacqueline Cramer

 Besluit van 28 januari 2008 houdende wijziging van het
Voertuigreglement in verband met de implementatie van richtlijn nr.
2006/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie
van 17 mei 2006 (PbEU L 161) betreffende emissies van
klimaatregelingsapparatuur in motorvoertuigen en houdende wijziging van
Richtlijn 70/156/EEG van de Raad en in verband met enkele correcties van
technische aard (Stb. 53).

 Verordening (EG) Nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad van
17 mei 2006 (Pb EU L 161) inzake bepaalde gefluoreerde broeikasgassen.

	Pagina   PAGE  4  van   NUMPAGES  4 





Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer



der Staten-Generaal



Postbus 20018



2500 EA  Den Haag

































Datum	15 januari 2008

Betreft	Beantwoording Kamervragen inzake airconditioningsystemen voor
auto's



  SHAPE  \* MERGEFORMAT   































	Pagina   PAGE  1  van   NUMPAGES  4 

Directoraat-Generaal Milieu

Directie Klimaat en Luchtkwaliteit

Mobiliteit en Verkeersemissies



Datum

15 januari 2008

Kenmerk

KL 2009002920



Directoraat-Generaal Milieu

Directie Klimaat en Luchtkwaliteit

Mobiliteit en Verkeersemissies



Rijnstraat 8

Postbus 30945

2500 GX  Den Haag

www.vrom.nl

www.vrom.nl







Contactpersoon





T  070.339.2640

F  070.339.1313













Kenmerk

KL 2009002920

Uw kenmerk

2008Z08856/208090736

0