Antwoord op vragen van het lid Arib over het kopen van een baby via internet
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2009D01236, datum: 2009-01-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.M.H. Hirsch Ballin, minister van Justitie ()
Onderdeel van zaak 2008Z07978:
- Gericht aan: E.M.H. Hirsch Ballin, minister van Justitie
- Gericht aan: A. Klink, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Indiener: K. Arib, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
- 2009-02-12 13:00: Commercieel draagmoederschap en verkopen van baby's (Algemeen overleg), vaste commissie voor Justitie (2008-2010)
Preview document (🔗 origineel)
Datum 14 januari 2009 Onderwerp Beantwoording van vragen van het lid Arib (PvdA) over het kopen van een baby via internet Hierbij zend ik u, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de antwoorden op vragen van het lid Arib (PvdA) over het kopen van een baby via internet. De Minister van Justitie, Antwoorden van de Minister van Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, op vragen van het lid Arib (PvdA) over het kopen van een baby via internet. (Ingezonden 28 november 2008; nr. 2080906460) Vraag 1 Kent u de berichten over het via internet kopen van een baby in België door een Nederlands echtpaar? Antwoord 1 Ja Vraag 2 Kent u de eerdere berichten over Nederlandse paren die via een Amerikaans bedrijf tegen betaling kinderen krijgen door middel van commercieel draagmoederschap? Antwoord 2 Ja. Vraag 3 Wat is uw mening over het tegen betaling van ongeveer 100.000 tot 150.000 dollar aan een kind komen via buitenlandse bedrijven door middel van commercieel draagmoederschap? Antwoord 3 Voor zover mij bekend gaat het in het artikel in NRC Handelsblad van 4 oktober 2009 om een Nederlands paar dat in de Verenigde Staten via een bemiddelingsbureau contact heeft gekregen met een draagmoeder. Deze draagmoeder is via in-vitrofertilisatie zwanger geworden. De embryo's zijn tot stand gekomen uit het semen van een van de wensvaders en een eicel van een donor. Men gaat er daarbij vanuit dat door gebruik van een donoreicel de draagmoeder zich minder aan het kind hecht. Het paar, dat wil zeggen de biologische vader en zijn partner, is na de geboorte met het kind naar Nederland gereisd. Het paar heeft aan het bemiddelingsbureau 150.000 dollar betaald. Deze gang van zaken acht ik onwenselijk. Vraag 4 Deelt u de mening dat hiermee de regels met betrekking tot draagmoederschap in Nederland worden omzeild en via buitenlandse bureaus makkelijk commerciële draagmoeders kunnen worden gebruikt om aan een kind te komen? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Antwoord 4 Commercieel draagmoederschap (waarbij sprake is van genetische verwantschap) en illegale opneming van kinderen (waarbij geen genetische verwantschap is) zijn complexe vraagstukken, die nauw met elkaar samenhangen. De mate waarin een en ander thans strafbaar is en de wenselijkheid van aanpassing van wetgeving met het oog op de strafbaarstelling vragen om een nadere oriëntatie, mede met het oog op de handhaafbaarheid. Om die reden acht ik nader overleg noodzakelijk. Ik streef ernaar uw vraag voor 1 mei 2009 te beantwoorden. Vraag 5 Wat is de stand van zaken omtrent het al dan niet vervolgen van het Nederlands echtpaar voor het kopen van een baby via internet in België? Indien zij vervolgd worden, van welke feiten worden zij verdacht? Indien zij niet vervolgd worden, welke overwegingen liggen daaraan ten grondslag? Antwoord 5 Er is een opsporingsonderzoek gestart naar de afzonderlijke en gezamenlijke gedragingen van de man en de vrouw in deze. Het onderzoek richt zich op de vraag of de gedragingen kunnen worden geschaard onder de noemer van de artikelen 2 en 28 van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie en de artikelen 236, eerste lid, en 225 van het Wetboek van Strafrecht. Er is nog geen vervolgingsbeslissing genomen. Vraag 6 Is er verschil tussen de Belgische en Nederlandse strafbepalingen ten aanzien van mensenhandel? Zo ja, waar bestaan die uit? Antwoord 6 Net als de Nederlandse strafwetgeving inzake mensenhandel is de Belgische strafwetgeving in belangrijke mate gestoeld op internationale rechtsinstrumenten zoals het Protocol van Palermo uit 2002 en het kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad van de Europese Unie inzake bestrijding van mensenhandel. Die internationale rechtsinstrumenten hanteren voor strafbaarheid drie elementen: een activiteit (werven, huisvesten, vervoeren, overbrengen etc.), het gebruik van bepaalde middelen (dwang, geweld of een andere feitelijkheid of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht etc.) en het oogmerk van uitbuiting. Deze elementen maken onderdeel uit van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht, met dien verstande dat ten aanzien van een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, het gebruik van die ongeoorloofde middelen niet is vereist (artikel 273f, eerste lid, onderdeel 2˚, Sr). Een verschil met de Belgische strafwetgeving inzake mensenhandel is gelegen in het feit dat in België het gebruik van die middelen niet als element in de delictsomschrijving is opgenomen, maar als strafverzwarende omstandigheid wordt aangemerkt. Vraag 7 Laat interpretatie van de Nederlandse definitie van mensenhandel, zoals vastgelegd in artikel 273f Wetboek van Strafrecht, ruimte voor het bepalen dat het kopen van een enkel kind (al dan niet in het buitenland) op basis van dat artikel strafbaar is? Zijn daarbij de beweegredenen van de natuurlijke ouders danwel de “koopouders” van belang? Antwoord 7 Neen. In artikel 273f speelt het delictsbestanddeel ‘uitbuiting’ een belangrijke rol. Dit omvat ingevolge het derde lid van artikel 273f ten minste uitbuiting van een ander in de prostitutie, andere vormen van seksuele uitbuiting, gedwongen of verplichte arbeid of diensten, slavernij en met slavernij of dienstbaarheid te vergelijken praktijken. Het verzorgen en opvoeden van een kind valt daar niet onder ondanks dat het kind na betaling van een geldbedrag is opgenomen in het gezin. Vraag 8 Kan het verkopen en kopen van een kind, anders dan bijvoorbeeld voor seksuele uitbuiting of kinderarbeid, toch worden geïnterpreteerd als uitbuiting van een kind? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet? Bent u bereid dit alsnog bij wet te regelen? Antwoord 8 Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 4. Vraag 9 Is in de zaak Baby Donna overwogen om de ouders die deze baby kochten te vervolgen op basis van artikel 273f? Zo ja, waar hebben deze overwegingen toe geleid? Zo neen, waarom niet? Antwoord 9 Bij de beoordeling van de strafzaak is de eventuele overtreding van het artikel 273f Wetboek van Strafrecht meegenomen. Aangezien het strafrechtelijk onderzoek in deze zaak nog niet is afgerond, kan ik op dit moment verder geen mededeling doen over de vervolgingsbeslissing en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen. Het onderzoek bevindt zich momenteel in de eindfase. Vraag 10 Zijn er andere wettelijke bepalingen op grond waarvan het kopen van een baby strafbaar is? Zo ja, welke bepalingen zijn dat? Antwoord 10 Wat betreft het Nederlandse recht is het van belang te constateren dat in bedoeld geval sprake is van een illegale opneming van een buitenlands kind dat geen genetische verwantschap heeft met de wensouders. De volgende strafrechtelijke bepalingen kunnen in dit soort situaties van belang zijn: In artikel 28 Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie is strafbaar gesteld dat men zonder beginseltoestemming van de Centrale autoriteit een buitenlands kind opneemt met het oog op adoptie (straf: geldboete van maximaal € 6.700,-). In artikel 442a Wetboek van Strafrecht strafbaar gesteld dat men zonder voorafgaande toestemming van de Raad voor de Kinderbescherming een kind beneden de zes maanden dat niet onder voogdij van een BJZ staat, als pleegkind opneemt (straf: maximaal drie weken hechtenis of een geldboete van maximaal € 3.350,-). Onder omstandigheden kan artikel 225 Wetboek van Strafrecht aan de orde zijn, namelijk bij gebruik van een vals document bij de inschrijving van het kind bij de burgerlijke stand (straf: maximaal zes jaren gevangenisstraf of geldboete van maximaal € 67.000,-). Al genoemd is artikel 236 Wetboek van Strafrecht (statusverduistering). De rechter kan bij het bepalen van de strafmaat rekening houden met de omstandigheden van het geval, waaronder het aspect van het betalen van een geldbedrag (het “kopen van een kind”). Vraag 11 Indien artikel 273f naar uw mening niet geschikt blijkt te zijn als basis voor het vervolgen van het kopen van een baby, bent u dan bereid de wet zodanig aan te passen dat dit wel strafbaar wordt? Zo ja, op welke wijze gaat u dit doen? Zo neen, waarom niet? Antwoord 11 Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 4. Vraag 12 Zijn er redenen om naar aanleiding van onderhavige zaak en de zaak baby Donna beleid dan wel wetgeving dienaangaande te ontwikkelen of aan te passen? Zo ja, waar denkt u aan? Zo neen, waarom niet? Antwoord 12 Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 4. Vraag 13 Deelt u de mening dat - na de zaak baby Donna - het bij de Nederlandse “kopers” laten van de baby een ongewenste precedentwerking ten aanzien van het kopen van baby’s kan uitgaan? Zo neen, waarom niet? Antwoord 13 Ja. Om die reden hebben vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en van de MO-groep met elkaar overlegd over de verbetering van de samenwerking. Dat heeft geresulteerd in overeenstemming over de uitgangspunten in zaken als de onderhavige, i.c. dat het bij dit soort zaken niet uitsluitend gaat om te kijken naar het belang van het kind op korte termijn, maar dat bij de afweging hoe te handelen vooral naar het belang van het kind op de lange termijn gekeken dient te worden. Daarbij speelt ook een rol op welke wijze het kind bij wensouders terecht is gekomen. Vraag 14 Deelt u de mening dat in het geval dat er een baby wordt gekocht, het belang van dat kind boven alles moet prevaleren? Zo ja, hoe kunt u garanderen dat dat het geval zal zijn, en op welke wijze wordt aan het belang van het kind uitdrukking gegeven? Zo neen, waarom niet? Antwoord 14 Het spreekt voor zich dat in alle gevallen het belang van het kind uitgangspunt is. De Raad voor de Kinderbescherming heeft direct na het bekend worden van de feiten een verzoek ingediend bij de rechtbank Zwolle om het Bureau Jeugdzorg Overijssel te belasten met de voorlopige voogdij over het kind. De Rechtbank heeft dit verzoek op 27 november ingewilligd, waarna het kind tijdelijk is ondergebracht in een neutraal pleeggezin. Van daaruit kan in het belang van het kind een definitieve oplossing worden gerealiseerd. Vraag 15 Hoe verhoudt het kopen van kinderen c.q. het commerciële draagmoederschap zich tot het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, waarin is vastgelegd dat elk kind het recht heeft zijn ouders te kennen en door hen te worden verzorgd (artikel 7), en om bij zijn ouders te leven of in persoonlijk contact met heb te blijven (artikel 9)? Antwoord 15 Ik verwijs naar het antwoord op vraag 4. Vraag 16 Klopt het dat in de praktijk iedereen die zich kan legitimeren een geboorteaangifte kan doen? Klopt het dat een ambtenaar van de burgerlijke stand eventueel kan vragen naar een verklaring die door een verloskundige of door een arts die bij de geboorte van het kind aanwezig was? Zo ja, is het wel eens voorgekomen dat een ambtenaar daadwerkelijk naar een dergelijk verklaring heeft gevraagd? Antwoord 16 Het is niet zo dat in de praktijk iedereen die zich kan legitimeren een geboorteaangifte kan doen. De ambtenaar van de burgerlijke stand dient de identiteit van de desbetreffende aangever vast te stellen aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Maar hij dient meer te doen. De wet maakt terzake van de aangifte van een geboorte een onderscheid tussen daartoe verplichte en daartoe bevoegde personen. De moeder van het kind is tot de aangifte bevoegd, anderen, en wel primair de vader van het kind, zijn tot de aangifte verplicht. Is er geen vader of indien deze verhinderd is aangifte te doen, dan is primair tot aangifte verplicht eenieder die bij het ter wereld komen van het kind tegenwoordig is geweest. Een en ander is bepaald in artikel 19e van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. De ambtenaar van de burgerlijke stand dient zich dus ook ervan te vergewissen of degene die de aangifte van een geboorte komt doen, ook inderdaad een persoon is die volgens de wet bevoegd dan wel verplicht is de aangifte van geboorte van het desbetreffende kind te doen. Het klopt eveneens dat de ambtenaar van de burgerlijke stand zich bij de aangifte van een geboorte een door de arts of verloskundige die bij de geboorte van het kind aanwezig was opgemaakte verklaring kan doen overleggen. Het is zeker voorgekomen dat overlegging van de verklaring is gevraagd. De ambtenaar doet dit indien hij over aanwijzingen beschikt dat de verklaring dat het kind uit de als moeder opgegeven persoon is geboren, onjuist is. Vraag 17 Klopt het dat het straks mogelijk wordt om digitaal aangifte te doen van een geboorte of overlijden? Zo ja, in hoeverre wordt daardoor de mogelijkheid om valse aangiftes op het spoor te komen verder bemoeilijkt? Antwoord 17 Een wetsvoorstel terzake is in voorbereiding. De voorgenomen wijzigingen zijn aangekondigd in de brief van de Minister van Justitie van 28 september 2008, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-09, 27 859, nr. 15). Het punt van valse aangiften en hoe deze te voorkomen en op te sporen, heeft daarbij uiteraard mijn speciale aandacht. Aan identificatie bij elektronische aangifte zullen dusdanige eisen worden gesteld, dat deze functioneel equivalent zijn aan de identificatie zoals deze nu in de fysieke omgeving plaatsvindt. Netwerk d.d. 24 november 2008 NRC-Handelblad, 4 oktober 2008 AD, Parool, Telegraaf, 25 november 2008 IF REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT = " " " " " REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT Test " Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties Directie Justitieel Jeugdbeleid afdeling Juridische en Internationale Zaken Datum 14 januari 2009 Ons kenmerk REF dvRefGegevensOnsKenmerk \* MERGEFORMAT 557 7552/08/DJJ REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 2 van SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 7 Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties Directie Justitieel Jeugdbeleid afdeling Juridische en Internationale Zaken Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.justitie.nl Ons kenmerk 5577552/08/DJJ Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen. IF SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 7 > 1"Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 1 van SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 7 " " " Pagina 1 van 7 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG