[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van de leden Spies en Van Hijum over de artikelen “Aantal werkende armen groeit” en “Werkend Arm in Nederland”

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2009D02416, datum: 2009-01-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2008Z10252:

Preview document (🔗 origineel)


  DOCPROPERTY  iAdressering  \* MERGEFORMAT  De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal 

  DOCPROPERTY  iStraat  \* MERGEFORMAT  Binnenhof    DOCPROPERTY  iNr 
\* MERGEFORMAT  1    DOCPROPERTY  iToev  \* MERGEFORMAT  A 

  DOCPROPERTY  iPostcode  \* MERGEFORMAT  2513 AA     DOCPROPERTY 
iPlaats  \* MERGEFORMAT  S GRAVENHAGE 

  DOCPROPERTY  iKixCode  \* MERGEFORMAT  2513AA22XA 



Postbus 90801

2509 LV Den Haag

Anna van Hannoverstraat 4

Telefoon (070) 333 44 44

Fax (070) 333 40 33

www.szw.nl





  DOCPROPERTY  kCP  \* MERGEFORMAT  Contactpersoon 	  DOCPROPERTY  iCP 
\* MERGEFORMAT  drs. H.K. de Bodt-Kloosterziel 

  DOCPROPERTY  kDoorkies  \* MERGEFORMAT  Doorkiesnummer 	  DOCPROPERTY 
iDoorkies  \* MERGEFORMAT  (070) 333 59 12 



  DOCPROPERTY  kOnsKenmerk  \* MERGEFORMAT  Ons kenmerk 	  DOCPROPERTY 
iOnskenmerk  \* MERGEFORMAT  R&P/RSA/08/37194 

  DOCPROPERTY  kDatum  \* MERGEFORMAT  Datum 	22 januari 2009 
DOCPROPERTY  iDatum  \@ "d MMMM yyyy"  

 





Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van de leden Spies
J.W.E. en Van Hijum Y.J. (beide CDA) over de artikelen ‘Aantal
werkende armen groeit’ en ‘Werkend arm in Nederland’. 

De Staatssecretaris van Sociale Zaken

en Werkgelegenheid,

(J. Klijnsma)  IF   DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT    = "" "" "

"     IF   DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT    = "" ""   DOCPROPERTY
 kBijlagen \* MERGEFORMAT  Bijlagen(n):      IF   DOCPROPERTY iBijlagen
\* MERGEFORMAT    = "" "" "

"     DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT     IF   DOCPROPERTY iCC \*
MERGEFORMAT    = "" ""   IF   DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT 
iBijlagen  = "" "

" "

"  

 "

"     IF   DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT    = "" ""   DOCPROPERTY  kCC 
\* MERGEFORMAT  c.c.:      IF   DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT    = ""
"" "

"     DOCPROPERTY iCC  \* MERGEFORMAT   

2080908570

Vragen van de leden Spies en Van Hijum (beiden CDA) aan de
staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de artikelen
“Aantal werkende armen groeit” en “Werkend Arm in Nederland”
(Ingezonden 23 december 2008).

1. 

Heeft u kennis genomen van het artikel “Aantal werkende armen
groeit” over het toenemende aantal werkende armen in Nederland, dat
stelt dat armoede in Nederland niet alleen werklozen treft maar dat er
zeker 200.000 werkenden leven onder de armoedegrens? 

Antwoord: Ja, dit artikel is mij bekend.

2. 

Herkent u of dit beeld overeenkomt met de resultaten in de
Armoedemonitor van het Sociaal Cultureel Planbureau? In hoeverre wijkt
dit beeld af?

3. 

Geeft het artikel volgens u een bevestiging van het beeld uit de
Armoedemonitor dat armoede zich niet alleen beperkt tot
bijstandsgerechtigden maar ook tot laagbetaalden?

Antwoord op 2 en 3: 

Op 18 december 2008 is het Armoedebericht 2008 verschenen, uitgebracht
door het Centraal Bureau voor de Statistiek en het Sociaal en Cultureel
Planbureau. Hierin worden armoedecijfers gepresenteerd voor drie
verschillende armoedegrenzen, de lage-inkomensgrens, de
budgetgerelateerde grens ‘niet-veel-maar-toereikend’ en de
budgetgerelateerde grens ‘basisbehoeften’. Het aantal arme werkenden
in 2006 varieert bij deze drie armoedematen tussen de 140.000 en
210.000. Het in het Trouw-artikel genoemde aantal van ruim 200.000
werkende armen is gebaseerd op een vierde armoedegrens, de Europese
definitie, waarbij gekeken is naar mensen die in 10 jaar tijd ten minste
drie jaar met hun gezin onder deze Europese armoedegrens leven. 

De cijfers in het Armoedebericht 2008 laten zien dat werknemers en
zelfstandigen met een laag inkomen meestal kortdurend een laag inkomen
hebben. Zit bijvoorbeeld van de bijstandsgerechtigden met een laag
inkomen meer dan de helft langdurig (i.e. ten minste 4 jaar) op een laag
inkomen, bij werknemers en zelfstandigen heeft minder dan 20% van
degenen met een laag inkomen langdurig een laag inkomen. Per saldo heeft
0,6% van de werknemers langdurig een laag inkomen, en 2,8% van de
zelfstandigen.

4. 

Vindt u dat u de juiste maatregelen neemt om de armoede onder
alleenstaande moeders met kinderen, eenverdieners, kleine zelfstandige
vissers, boeren en tuinders tegen te gaan? Bent u van oordeel dat de
maatregelen het probleem van mensen die werken en – in tien jaar tijd
tenminste drie jaar met het gezin - onder de armoedegrens zitten, kunnen
oplossen?

5. 

Kunt u een overzicht van maatregelen geven die u treft om ‘de
armoedeval’ voor de genoemde groepen terug te dringen en die er toe
leiden dat werken ook daadwerkelijk loont?

Antwoord op 4 en 5: 

Bij armoede onder werkenden gaat het veelal om tijdelijke problematiek
waarvan de oorzaken vaak uiteenlopen.  Het kabinet vindt het desondanks
wel belangrijk om werken meer lonend te maken. Het kabinet neemt deze
kabinetsperiode daarom een aantal maatregelen om de armoedeval terug te
dringen:

Het versterken van de inkomensafhankelijkheid van de arbeidskorting:
deze heffingskorting voor alle werkenden (werknemer of zelfstandige)
maakt het verschil tussen uitkering en werk groter. 

De introductie van de inkomensafhankelijke combinatiekorting: deze
heffingskorting is voor het combineren van werk en zorg voor kinderen.
Als alleenstaande ouders (of beide partners in een
tweeverdienershuishouden) werken én wanneer zij kinderen jonger dan 12
hebben, hebben zij recht op deze heffingskorting. Zo wordt het verschil
tussen werken en niet werken groter. 

Door het verlagen van de WW-premie voor werknemers naar 0 neemt het
verschil tussen werken en niet werken voor werknemers toe. Hier
profiteren alleenstaande ouders en eenverdieners van, mits zij uiteraard
werknemer zijn.

Het omzetten van de kinderkorting in een kindertoeslag (vanaf dit jaar
kindgebonden budget). Door in 2008 de kinderkorting om te zetten in de
toeslag is het voor veel werkende alleenstaande ouders, werkende
alleenverdieners en zelfstandigen mogelijk geworden om deze
heffingskorting te verzilveren. Dit levert op jaarbasis een
inkomensvooruitgang tot circa € 900 op. Hierdoor wordt het verschil
tussen werken en niet werken vergroot. 

Daarnaast streeft het kabinet ook naar een evenwichtige
inkomensontwikkeling, met bijzondere aandacht voor kwetsbare groepen,
huishoudens met kinderen en de middengroepen. 

Specifiek voor huishoudens met kinderen wordt dit jaar de kindertoeslag
(een bedrag per huishouden) omgezet in een kindgebonden budget (bedrag
per kind). Gezinnen met meer dan één kind met een laag of
middeninkomen gaan er hierdoor op vooruit. Verder hebben ook werkenden
met een laag inkomen baat bij algemene dan wel meer specifiek op hen
gerichte inspanningen om niet-gebruik terug te dringen (zie ook het
antwoord op vraag 6, 7 en 8).

Per 1 januari 2009 is het experiment bevordering arbeidsinschakeling
alleenstaande ouders van start gegaan. Aanleiding voor dit experiment is
de afspraak uit het Coalitieakkoord dat er een regeling komt die werken
in deeltijd financieel aantrekkelijk maakt voor sollicitatieplichtige
alleenstaande ouders. Hiernaast is er veel generiek inkomensbeleid waar
alleenstaande ouders baat bij hebben, zoals de alleenstaande
ouderkorting en de aanvullende alleenstaande ouderkorting. Tevens
profiteren alleenstaande ouders van het kindgebonden budget en van de
inkomensafhankelijke combinatiekorting. Een alleenstaande ouder houdt
hierdoor netto substantieel meer over dan een eenverdiener met een
zelfde bruto inkomen. Ten slotte hebben gemeenten per 1 januari 2009 ook
de mogelijkheid gekregen langdurigheidstoeslag ook te verlenen aan
werkenden (zie vraag 6).

Het kabinet kan met deze maatregelen niet garanderen dat er op termijn
onder werkenden geen lage inkomens meer voorkomen. Zo zullen sommige
werkenden er bewust voor kiezen om in deeltijd te werken, en daarbij de
consequentie van een laag inkomen voor lief nemen. Ook is het mogelijk
dat door omstandigheden een werkende tijdelijk een lager inkomen heeft.
Denk bijvoorbeeld aan een korte periode van werkloosheid zonder dat een
uitkering is aangevraagd omdat de persoon in kwestie er vertrouwen in
heeft op korte termijn en op eigen kracht weer aan de slag te komen. 

Specifiek voor zelfstandigen (waar onder vissers, boeren en tuinders)
geldt dat ondernemen, bijvoorbeeld ook in de aanloopfase van een nieuwe
onderneming, onherroepelijk samengaat met het nemen van financiële
risico’s. Het inkomen van ondernemers is mede afhankelijk van
ontwikkelingen in de markt. Het is niet de bedoeling dat zelfstandigen
met behulp van inkomensondersteuning jarenlang blijven ondernemen,
terwijl het bedrijf niet levensvatbaar is. 

6. 

Vindt u dat gemeenten voldoende inzetten op werkenden waar het gaat om
het beschikbaar stellen van de langdurigheidstoeslag en bijstand in
natura voor huishoudens met kinderen? Kunt u één of enkele voorbeelden
geven van de manier waarop gemeenten proberen ook werkenden te bereiken?
Bent u van oordeel dat deze instrumenten voldoende zijn of overweegt u
nog andere instrumenten aan te wenden om de positie van ‘werkende
armen’ te versterken?

Antwoord: Met de wijzigingen van de Wet werk en bijstand ten aanzien
van de decentralisatie van de langdurigheidstoeslag (artikel 36 WWB) en
de bevordering van op maatschappelijke participatie gerichte
ondersteuning van huishoudens met schoolgaande kinderen (artikel 35
WWB) die per 1 januari 2009 in werking zijn getreden, hebben gemeenten
de bevoegdheid om de langdurigheidstoeslag ook te verlenen aan mensen
die werken met een laag inkomen en die door gebrek aan
arbeidsmarktperspectief geen uitzicht hebben op een inkomensverbetering.
De langdurigheidstoeslag kan door gemeenten worden opengesteld voor
zelfstandigen. Het is op dit moment nog te vroeg om iets te zeggen over
de wijze van uitvoering door gemeenten. 

Manieren om niet-gebruik tegen te gaan zijn te vinden in mijn antwoord
op vraag 8. 

Een instrument dat gemeenten kunnen inzetten voor de groep werkenden met
een inkomen (net) onder het bijstandsniveau is kwijtschelding van de
gemeentelijke belastingen. Daarnaast is een wijziging van de
Gemeentewet, Provinciewet en Waterschapswet in voorbereiding. Met deze
wijziging wordt kwijtschelding mogelijk van lokale belastingen die de
kleine zelfstandige met een geringe betalingscapaciteit en zonder
vermogen als privé persoon moet betalen (zoals de WOZ-belasting).
Tevens krijgen gemeenten de mogelijkheid om bij de beoordeling van de
aanwezigheid van vermogen aan te sluiten bij de systematiek van de Wet
werk en bijstand. Deze wijziging geldt voor zelfstandigen en
particulieren. De vermogenstoets als onderdeel van het
kwijtscheldingsbeleid wordt daarmee versoepeld. 

Gemeenten kunnen een vangnet bieden op het moment dat een gezin als
gevolg van (persoonlijke) omstandigheden (tijdelijk) onder het sociale
minimum dreigt te vallen. 

7. 

Vindt u dat de groep ‘werkende armen’ die in het artikel wordt
benoemd voldoende bekend is bij gemeenten en sociale diensten? Bent u
voorts van mening dat het ‘niet-gebruik’ van voorzieningen onder
deze groep ‘werkende armen’ groot is?

8. 

Hoe gaat u bewerkstelligen dat het ‘niet-gebruik’ wordt
teruggedrongen?

Antwoord op 7 en 8: 

Het niet-gebruik is – voor alle minima – (te) groot. Er zijn geen
cijfers bekend specifiek over het niet-gebruik van werkende armen. 

Vanuit de rijksoverheid worden diverse activiteiten ingezet om het
gebruik van voorzieningen te bevorderen. Deze zijn gericht op alle
minima. Zij liggen op vier terreinen: bestandskoppeling,
vereenvoudiging, voorlichting en ondersteuning. Vorig jaar zijn veel
formulieren voor burgers begrijpelijker gemaakt. Ook wordt gekeken naar
het vereenvoudigen van de toeslagen. De campagne Blijf Positi€f! en de
websites Berekenuwrecht.nl en www.regelhulp.nl wijzen burgers op
beschikbare voorzieningen. 

Naast de rijksoverheid hebben de gemeenten hebben een cruciale rol.
Daarom is in het Bestuursakkoord de afspraak gemaakt dat gemeenten
impulsen geven aan het terugdringen van niet-gebruik van lokale
regelingen. Veel gemeenten zetten formulierenteams in om mensen ofwel
aan huis, ofwel op andere plekken dan het gemeentehuis te benaderen. 

Met het mogelijk maken om gezinnen tot 120% van het sociale minimum een
€50 euro eindejaarsuitkering te verstrekken zijn gemeenten
gestimuleerd om ook de werkende armen beter te bereiken. Op 3 december
jl heeft een bestuurlijke conferentie met gemeenten en voedselbanken
plaatsgevonden om beide partijen te stimuleren samen te werken en
bezoekers te wijzen op voorzieningen. 

Kortom: het bevorderen van het gebruik van voorzieningen is een taak die
zowel de rijksoverheid als de gemeenten serieus nemen. Door nog meer
mensen te bereiken kunnen we de armoede verder terugdringen. 

 Trouw, 18 december 2008

  DOCPROPERTY  kOnsKenmerk  \* MERGEFORMAT  Ons kenmerk 	  DOCPROPERTY 
iOnskenmerk  \* MERGEFORMAT  R&P/RSA/08/37194 



 PAGE   6 

  DOCPROPERTY  i2eGeledingTxt  \* MERGEFORMAT   

 PAGE   6