Antwoord op vragen van het lid Poppe over de doelstellingen van het Veterans Total Care Institute
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2009D02702, datum: 2009-01-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.G. de Vries, staatssecretaris van Defensie
Onderdeel van zaak 2008Z10361:
- Gericht aan: J.G. de Vries, staatssecretaris van Defensie
- Gericht aan: A. Klink, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Indiener: R.J.L. Poppe, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de vragen van het lid Poppe (SP) over de doelstellingen van het Veterans Total Care Institute (ingezonden 30 december 2008 met kenmerk 2008Z10361/2080908810). DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE drs J.G. de Vries Antwoorden op de Vragen van het lid Poppe (SP) aan de staatssecretaris van Defensie en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de doelstellingen van het Veterans Total Care Institute. (Ingezonden 30 december 2008) 1 Heeft u de uitzending van Eén Vandaag van 27 december 2008 gezien? Ja. 2 Bent u bekend met het initiatief en de doelstellingen van het Veterans Total Care Institute (VTCI)? Zo ja, wat is uw mening over dit initiatief? Ja. Defensie neemt elk initiatief met betrekking tot de zorg aan veteranen in beschouwing en beziet of dat toegevoegde waarde heeft. Het vanuit Defensie ingerichte Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen (LZV) voorziet in een brede samenwerking tussen civiele en militaire zorgverlenende instellingen met ervaring op het gebied van uitzendingsgerelateerde problematiek. Vanuit het LZV kan reeds alle benodigde hulp voor veteranen en hun verwanten worden aangeboden. 3 Is het waar dat de initiatiefnemers van het VTCI het ministerie van Defensie om steun hebben gevraagd en deze niet hebben gekregen? Zo ja, wat is daarvan de reden? Defensie heeft kennisgenomen van een voorstel en businessplan voor een veteranenkliniek. Ook hebben vertegenwoordigers van zowel Defensie als het LZV verschillende malen gesproken met de initiatiefneemster, waarbij zij is uitgenodigd om haar plannen toe te lichten. Dat heeft niet geleid tot een helder inzicht in die plannen. Mede op advies van de raad voor de civiel militaire veteranenzorg en onderzoek (RZO) heb ik geen steun gegeven aan de veteranenkliniek omdat de huidige behandelmogelijkheden binnen het LZV voldoen. Daarnaast zijn er inhoudelijke argumenten tegen het inrichten van een afzonderlijke kliniek voor veteranen met uitzendingsgerelateerde problematiek vanwege de soms aanwezige complexe gecombineerde problematiek (comorbiditeit) die behandeling in gespecialiseerde instituten vereist. 4 Is het waar dat er bij het VTCI een lange lijst van veteranen bestaat die wachten op hun behandeling? Zo ja, bent u op de hoogte welke veteranen het betreft en is er reeds contact met hen opgenomen? Zo nee, waarom niet? Het is mij niet duidelijk of er een wachtlijst voor behandeling bij het VTCI bestaat. Uit informatie van het Zorgloket van het ABP/BRD is niet gebleken dat er veteranen met erkende problematiek onbehandeld blijven. Nadat begin december bleek dat de oprichting van het VTCI geen doorgang kon vinden is het aanbod herhaald dat veteranen die hulp nodig hebben zich via het centraal aanmeldpunt (het CAP) bij het veteraneninstituut konden melden voor behandeling binnen het LZV. Dat heeft niet geleid tot een verhoogde aanmelding van nieuwe gevallen. 5 Indien u het betrekken van familie en naasten bij de behandeling van veteranen met Posttraumatische Stress Stoornis (PTSS) als positief beoordeelt, is daarin bij de opzet van het Landelijk Zorgsysteem Veteranen (LZV) ook voorzien? Zo nee, bent u bereid deze werkwijze over te nemen? Zo nee, waarom niet? Bij de behandeling van veteranen betrekken de deelnemende organisaties van het LZV ook partners en relaties bij de zorgverlening. Door de onderlinge samenwerking binnen het LZV is het mogelijk geweest om ook op dit gebied nieuwe initiatieven te ontwikkelen zoals de vorming van specifieke partnergroepen bij diverse instellingen. Door Defensie is in het najaar 2008 aan de RZO nader advies gevraagd over de wijze waarop de zorg voor partners van veteranen verder kan worden verbeterd. 6 Deelt u de mening dat nazorg van veteranen met PTSS, naast de verantwoordelijkheid van het ministerie van Defensie als werkgever, vooral ook een verantwoordelijkheid is van de algemene gezondheidszorg? Zo nee, waarom niet? Vanuit haar verantwoordelijkheid als voormalig werkgever heeft Defensie de zorg voor veteranen goed georganiseerd. Omdat in Nederland de civiele gezondheidszorg zeer wijd verspreid is en goed is ontwikkeld, wordt hierbij samengewerkt tussen militaire en civiele organisaties die kennis en ervaring hebben op het gebied van dit soort hulpverlening. In het zorgaanbod kan een keus gemaakt worden uit zowel militaire als civiele hulpverlening. 7 Bent u bereid het initiatief over te nemen, van voormalig Defensie-psycholoog Willem Heijster, om veteranen die kampen met PTSS toch het instituut te geven dat ze nodig hebben om behandeld te kunnen worden, door het instellen van een instelling zoals het VTCI beoogde te zijn, onder verantwoordelijkheid van het ministerie van VWS? Zo nee, waarom niet? Ook zonder het VTCI zijn er binnen het LZV alle mogelijkheden aanwezig om goede en op behoefte afgestemde zorg te leveren aan veteranen met psychische problemen na uitzendingen en hun relaties. Het LZV ziet meerwaarde in het aanbieden van zorg aan veteranen in een setting die niet uitsluitend gericht is op veteranen. Een specifiek veteranenhospitaal past niet in die visie. Overigens geldt voor alle zorginstellingen dat zij wat toelating en toezicht betreft, onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vallen. 8 Bent u bekend met de zaak van de veteraan met PTSS, G. de Weerd, die zich door het ministerie van Defensie in de kou gezet voelt en aangeeft dringend om hulp verlegen te zitten, dat hij en vele anderen afhaken van deelname aan de vrijwillige praatgroep in de buurt, omdat er is besloten deze stop te zetten? Bent u bekend met het feit dat deze veteranen voortaan naar eenzelfde praatgroep moeten, die 30 kilometer verderop 's avonds in een grote stad plaatsvindt (voor mensen met traumatische ervaringen door oorlogsgeweld, is dit veel gevraagd), waardoor ze afhaken omdat het ze fysiek en psychisch niet lukt? Is het afhaken van veteranen vanwege zulke redenen bij u bekend? Is het opheffen van praatgroepen op buurtniveau bij u bekend en is dit beleid? Wat bent u van plan om deze groep ‘kwijtgeraakte’ veteranen weer te betrekken bij een praatgroep of andere vorm van behandeling? De zaak van de heer De Weerd is mij bekend. Er is in dit geval sprake van een locatiewijziging van de regionale lotgenotencontactgroep die wordt begeleid door een aan het LZV gelieerde instelling. Deze wijziging heeft organisatorische en logistieke redenen. Binnen een regio wordt echter altijd getracht om de bereikbaarheid van de zorg zo eenvoudig mogelijk te houden. Ministerie van Defensie PAGE Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 5 / SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 5 Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein 2 Ministerie van Defensie Postbus 20701 2500 ES Den Haag Telefoon (070) 318 81 88 Fax (070) 318 78 88 Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 1 / SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 5