Lijst van vragen over het moderniseren Tuchtrecht voor de gezondheidszorg (Wet BIG)
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2009
Lijst van vragen
Nummer: 2009D02896, datum: 2009-01-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P.E. Smeets, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit PvdA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: H.C.R.M. Clemens, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2008Z06860:
- Indiener: A. Klink, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Volgcommissie: vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2008-11-20 13:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2008-12-04 13:30: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2009-01-21 14:00: 31700 XVI-89 Moderniseren Tuchtrecht voor de Gezondheidszorg (Wet BIG) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2009-09-24 15:00: IGZ en Toezicht (Algemeen overleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2011-06-23 14:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (š origineel)
31 700 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2009 Nr. XXXXX VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld ā¦ā¦ā¦ā¦. 2009 In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond er bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 17 november 2008 inzake de modernisering van het tuchtrecht voor de gezondheidszorg zoals geregeld in de Wet BIG (31 700 XVI, nr. 89). De op 26 januari 2009 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de minister bij brief van ā¦ā¦.. 2009 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt. De voorzitter van de commissie, Smeets Adjunct-griffier van de commissie, Clemens Inhoudsopgave I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties II. Reactie van de minister I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie De leden van de CDA-fractie constateren dat de voorgestelde Kaderwet tuchtrecht ook gevolgen heeft voor het tuchtrecht geregeld in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). De Wet BIG wordt dan ook meegenomen in de harmonisatie en het totale wetgevingsproject. Grote delen van het tuchtprocesrecht zullen uit de Wet BIG verdwijnen. In latere tranches zullen andere onderdelen van het tuchtrecht worden geharmoniseerd. De leden van de CDA-fractie hechten veel waarde aan een duidelijk geharmoniseerd tuchtprocesrecht en hechten met het kabinet aan differentiaties waar nodig voor de specifieke beroepsgroepen. Kan de minister een korte opsomming geven van de verschillen en gevolgen van het tucht(proces)recht van nu ten opzichte van de toekomst? Deze leden hechten veel waarde aan een helder plan van aanpak en een duidelijke tijdsfasering zodat adequaat kan worden gecommuniceerd met en door de beroepsgroep richting de individuele leden. De minister geeft aan op welke wijze hij de knelpunten wil gaan aanpakken. Daarnaast zal de minister de mogelijkheden tot handhaving door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) verbeteren zodat dit zal bijdragen aan een beter werkend tuchtrecht. De leden van de CDA-fractie vernemen graag op welke wijze de IGZ deze rol zou moeten vervullen, ook afgezet tegen de taken en verantwoordelijkheden van de regionale tuchtcolleges. Tuchtrecht versus klachtrecht Doel van de Wet BIG is het bevorderen en bewaken van de kwaliteit van de beroepsuitoefening door de beroepsbeoefenaren. Het klachtrecht in de zorg heeft als belangrijk doel de individuele genoegdoening. De minister geeft hierbij helder de relatie en het verschil aan tussen het doel van het tuchtrecht en het klachtrecht. Naar het oordeel van de leden van de CDA-fractie zal met een heldere klachtenprocedure onbedoelde en ongewenste druk op het tuchtrecht afnemen. Iedere beroepsgroep is zelf verantwoordelijk voor de proportionele aanvullende buitenwettelijke klachtenvoorzieningen. Hoe verloopt dit in de praktijk? Zijn er gedegen klachtenprocedures en -voorzieningen in de zorg en verschillen die onderling? In welke mate wordt geklaagd en in welke mate zijn deze klachten terecht? Is er ook sprake van een lerend systeem als het om klachten gaat? Wat is de verhouding tussen de verantwoordelijkheden van de beroepsorganisatie en de werkgever als het gaat om deze klachtenvoorzieningen? Hoe pakt dit in de praktijk uit, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Verplichting; stappen van de klager in klaagschrift Het kabinet zal in de Kaderwet een bepaling opnemen die de klager verplicht om, wanneer hij besluit een klacht bij de tuchtrechter in te dienen, in het klaagschrift te vermelden welke stappen hij voorafgaand aan de schriftelijke klacht heeft gezet en wat daarvan het resultaat was. Verderop in de brief geeft de minister aan dat het niet in alle gevallen zinvol is en in ernstige situaties zelfs niet verlangd kan worden van de klager de klacht te bespreken met de beroepsbeoefena(a)r(en). De leden van de CDA-fractie vragen hoe zich dit verhoudt met het verplichtende karakter van de bepaling. Samenwerkingsverbanden en ketenzorg De mogelijkheid wordt geopend om een klacht in te dienen tegen een collectief van beroepsbeoefenaren dat voor een cliĆ«nt in teamverband heeft gewerkt. De effecten gerelateerd aan onvoldoende afstemming of coƶrdinatie kan de tuchtrechter dan in zijn oordeel betrekken. Het belang om afstemming en coƶrdinatie goed vast te leggen, hetgeen ook uitwerking krijgt in de Wet cliĆ«ntenrechten zorg, wordt ondersteund door de leden van de CDA-fractie. Zij vragen hoe dit gegeven zijn uitwerking gaat krijgen in de dagelijkse praktijk, bijvoorbeeld wanneer een patiĆ«nt door een arts en diens waarnemer en diens waarnemer wordt onderzocht, waarna blijkt dat de waarnemers niet over complete informatie hebben beschikt. Kan de minister aan de hand van dit voorbeeld uiteenzetten wat de wijziging behelst die met het voorliggende voorstel bedoeld is? En als nu blijkt dat de zorgsystematiek maakt dat de afstemming niet optimaal verloopt ten nadele van de patiĆ«nt, kan een individuele beroepsbeoefenaar dan worden aangesproken op het disfunctioneren van een systeem? Hoe verhoudt zich dit met de Kwaliteitswet zorginstellingen? Hoe verhoudt de āUitbreiding van de bestuurlijke handhavinginstrumenten in de wetgeving op het gebied van de volksgezondheidā zich met de harmonisatie van het tucht(proces)recht ten aanzien van de BIG-gerelateerde beroepen ook in relatie tot de samenwerkingsverbanden en de ketenzorg zoals die worden omschreven in deze brief, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Procedure in hoger beroep De klager kan niet in beroep gaan als het college in eerste aanleg de klacht gegrond heeft verklaard, maar een maatregel heeft opgelegd die in de ogen van de klager te licht is. De minister stelt dat dit in de ogen van de patiĆ«nt bezien onbevredigend kan zijn. De minister wil daarom een vol beroepsrecht regelen voor beide partijen. De leden van de CDA-fractie hechten veel waarde aan de positie van de klager en delen deze stellingname van de minister, maar blijven bij het uitgangspunt dat de Wet BIG niet specifiek is voor de genoegdoening van de klager maar als doel heeft het bevorderen en bewaken van de kwaliteit van de beroepsuitoefening door en voor de beroepsbeoefenaren. Kan de minister aangeven wat de meerwaarde is van deze uitbreiding ten opzichte van het doel van de Wet BIG? Samenstelling tuchtcolleges De minister geeft aan de aanbeveling uit de evaluatie Wet BIG, om de extra jurist te laten vervallen en te vervangen door een lid-beroepsgenoot, niet op te volgen. De minister geeft aan los van de harmonisatie voor de gezondheidszorg vast te willen blijven houden aan drie leden- beroepsgenoten en twee leden-juristen. De leden van de CDA-fractie willen graag weten hoe deze verdeling zich verhoudt ten opzichte van de andere wettelijke beroepen. Bevorderen deskundigheid De minister heeft subsidie verleend voor twee jaren deskundigheidsbevordering met betrekking tot āgezondheidsrechtelijke kennisā van onder andere de leden-beroepsgenoten. Zijn gegevens bekend over de doorstroom van leden-beroepsgenoten, zodat duidelijk is op welke wijze en hoe frequent een deskundigheidsbevordering van de basisbeginselen nodig is? Is ook sprake van structurele actieve informatie-uitwisseling onderling tussen de regionale tuchtcolleges, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Transparantie tuchtrechtspraak Aan de beroepsgroep wordt gevraagd het effect van de tuchtuitspraken op de kwaliteit van de beroepsuitoefening zichtbaar te maken. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat een systeem ondersteunend moet zijn aan het te bereiken doel en dat een systeem geen doelstelling op zich is. Dus onderzoek is vereist. De leden van de CDA-fractie vragen hierbij wel of dit (onderzoeken van het effect van de tuchtuitspraken op de kwaliteit van de beroepsuitoefening) de verantwoordelijkheid is van de beroepsorganisaties of van de minister. Zijn er voldoende stimulerende (rand)voorwaarden aanwezig opdat de beroepsorganisaties en de cliĆ«ntenorganisaties dit zouden kunnen oppakken? Op welke wijze gaat de minister dit financieel ondersteunen? De burger moet kunnen achterhalen of een beroepsbeoefenaar BIG-geregistreerd is. Hiervoor wordt in het register het werkadres opgenomen. De leden van de CDA-fractie zijn het met de minister eens dat het opnemen van het privĆ©adres van de individuele beroepsbeoefenaar in het openbaar BIG-register niet wenselijk is. Na enig speurwerk op het internet wordt duidelijk dat het vinden van leesbare stukken over tuchtrechtuitspraken lastig is. Als er op dit moment geen gestructureerd leesbare database is met tuchtrechtuitspraken hoe kan de minister dan verwachten dat separate beroepsorganisaties dit weten te communiceren naar hun leden, laat staan dat het wordt geĆÆmplementeerd in onderwijsprogrammaās of als voorbeeldmateriaal dient bij lessen over tuchtrecht, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Doel is te komen tot Ć©Ć©n kwalitatief goed toegankelijke website waar alle tuchtuitspraken worden gepresenteerd van alle wettelijk gereglementeerde beroepsgroepen. Wat is de tijdsplanning, wie coƶrdineert dit en op welke wijze wordt het gefinancierd? Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de voorstellen die de minister presenteert ter verbetering van het (medisch) tuchtrecht. Zij delen de mening van de minister dat het tuchtrecht op dit moment in een slecht daglicht staat en zien daarbij de noodzaak tot verbeteringen. Zij hebben daarbij nog wel de volgende vragen en opmerkingen. Een eerste opmerking is dat er voor zowel de patiĆ«nt als voor velen in Nederland onduidelijkheid bestaat over de verschillende procedures, instanties etc. met betrekking tot het klacht- en tuchtrecht. Kan de minister dit schematisch weergeven? De minister benadrukt terecht dat goede voorlichting, bewegwijzering en ondersteuning noodzakelijk zijn om de patiĆ«nt optimaal de gelegenheid te geven om zijn beklag over een behandeling te kunnen doen. De leden van de VVD-fractie hebben hier in het verleden, onder andere in de VVD visienotitie zorg van augustus 2008, duidelijke uitspraken over gedaan. Deze leden zouden graag een zorgklachtentelefoon gerealiseerd zien. Via dit telefoonnummer of e-mailadres zouden mensen in de gelegenheid worden gesteld om direct achter de geĆ«igende procedure te komen. Kan de minister hierop een reactie geven? De leden van de VVD-fractie zijn verheugd dat de minister zich op het standpunt stelt dat er geen griffierecht hoeft te worden betaald bij het tuchtrecht en dat er geen kostenveroordeling zal plaatsvinden. Eveneens zijn deze leden van mening dat het een goede zaak is dat de minister voornemens is het vol beroepsrecht voor beide partijen te regelen; dit betekent een verbetering van de rechtspositie van de patiĆ«nt. Wat betreft de invulling van de tuchtcolleges wil de minister de aanbeveling uit het evaluatierapport niet opvolgen, omdat naar het oordeel van de minister een tweede jurist noodzakelijk is voor het bewaken van het juridisch oordeel. De leden van de VVD-fractie zouden hierop graag een toelichting willen. Wat is de toegevoegde waarde van de tweede jurist ten aanzien van het juridisch oordeel? En mede in het licht van het eventueel toevoegen van meer medische expertise binnen de tuchtcolleges, ziet de minister dat niet als een hogere prioriteit? De minister neemt een aantal maatregelen ter bevordering van de deskundigheid. Deze maatregelen zien de leden van de VVD-fractie als een nuttige toevoeging voor het bevorderen van de medische expertise binnen de tuchtcolleges. Aangaande de reikwijdte van de tuchtnormen zien de leden van de VVD-fractie een meerwaarde in het aansprakelijk kunnen stellen van een team van zorgverleners. Voor de patiĆ«nt hoeft het niet duidelijk te zijn wie de fout heeft gemaakt, maar er moet een aanspreekpunt zijn. Wel moet dit zorgvuldig gebeuren. De minister geeft aan op dit punt terug te komen bij de Kaderwet. Genoemde leden hopen dat dit punt op dat moment nader toegelicht kan worden. Ten aanzien van de beroepsbeoefenaren in managementfuncties zien de leden van de VVD-fractie de oplossing van het via de Kwaliteitswet zorginstellingen aanpakken van beroepsbeoefenaren in managementfuncties, die als niet-behandelaar toch evident in strijd met goede zorg handelen, als een goede zaak. Wel zouden zij het onderscheid scherper willen zien: wanneer is er sprake van bedrijfsmatig handelen, mede omdat dit eveneens geldt voor de ātussenlaagā, zoals clustercoƶrdinatoren etc. Juist omdat er op dit punt behoefte bestaat aan verduidelijking zouden deze leden dit graag concreter zien en zij hopen daarom dat dit duidelijker wordt opgenomen in de memorie van toelichting bij de aanpassing van de Wet BIG en de Kaderwet. Onder het onderdeel tuchtmaatregelen geeft de minister aan geen voorstellen te doen op grond waarvan de tuchtrechter voor de gezondheidszorg de bevoegdheid krijgt tot het opleggen van een schadevergoeding. In de in mei 2008 aangekondigde Wet cliĆ«ntenrechten zorg werd een onpartijdige geschillencommissie aangekondigd, welke de bevoegdheid zou hebben om een compensatie (schadevergoeding) toe te kennen tot ā¬ 25.000. Kan de minister aangeven waar deze commissie in het totaal van klachten- en tuchtrechtinstanties komt te staan en in hoeverre deze schadevergoeding nog steeds uitgekeerd kan gaan worden? De leden van de VVD-fractie zijn met de minister van mening dat het opnemen van een gegrondverklaring zonder maatregel een goede zaak is. Datzelfde geldt voor het opnemen van het werkadres in het BIG-register en het openbaar (geanonimiseerd) toegankelijk maken van uitspraken, wat de uitspraken transparanter moet maken voor zowel de patiĆ«nt als voor de beroepsgroep zelf. De leden van de VVD-fractie zijn altijd een voorstander geweest van het opnemen in het BIG-register van informatie na een uitspraak met betrekking tot het niet meer mogen uitoefenen van het beroep of dit enkel nog met beperkingen mogen doen. Genoemde leden zijn daarom verheugd dat de minister dit nu wil gaan regelen. Een aanvullende vraag is of de minister kan ingaan op de op dit moment bestaande onduidelijkheid over de bevoegdheden van niet-geregistreerde hulpverleners. Kan de minister zijn standpunt hieromtrent duidelijk maken? Een laatste punt tenslotte betreft de prioritering van het Openbaar Ministerie. Veel medische tuchtzaken nemen een lange tijd in beslag, vaak jaren. Kan de minister aangeven waarom dit zo is en of de prioritering van het Openbaar Ministerie hierin een rol speelt? Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie De leden van de PVV-fractie hebben kennis genomen van het voorstel tot modernisering van het tuchtrecht voor de gezondheidszorg. Deze leden vragen of het verplicht stellen van een Verklaring omtrent Gedrag voor onder andere artsen en verpleegkundigen voldoende is om de kwaliteit van zorg te waarborgen. Verder vragen zij of het verplicht stellen van een Verklaring omtrent Gedrag niet voor alle medewerkers in de zorgsector moet gaan gelden. II. REACTIE VAN DE MINISTER PAGE PAGE 1