[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van de leden Omtzigt, Willemse-Van der Ploeg en Van Vroonhoven-Kok over vrijwilligerswerk en maatschappelijke organisaties

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2009D03321, datum: 2009-01-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2008Z10382:

Preview document (🔗 origineel)


Datum

27 januari 2009

Onderwerp

Kamervragen van de leden Omtzigt, Willemse-Van der Ploeg en Van
Vroonhoven-Kok (allen CDA) aan de Minister van Justitie, de
Staatssecretarissen van Financiën en van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport over vrijwilligerswerk en maatschappelijke organisaties. 



Hierbij doe ik u toekomen, mede namens de Staatssecretaris van
Financiën en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
de antwoorden op de vragen van de leden Omtzigt, Willemse-Van der Ploeg
en Van Vroonhoven-Kok (allen CDA) over vrijwilligerswerk en
maatschappelijke organisaties. 

De Minister van Justitie,



Antwoorden van de Minister van Justitie mede namens de
Staatssecretarissen van Financiën en van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport op vragen van de leden Omtzigt, Willemse-Van der Ploeg en Van
Vroonhoven-Kok (allen CDA) over vrijwilligerswerk en maatschappelijke
organisaties (ingezonden 31 december 2008; nr. 2080908910).

Vraag 1

Hebt u kennisgenomen van het rapport van de International Labour
Organization en de John Hopkins Universiteit, waarin 36 landen
vergeleken worden en Nederland van die landen de hoogste toegevoegde
waarde kent van vrijwilligerswerk en tevens op de eerste plaats komt wat
betreft werkgelegenheid bij ‘civil society organizations’? 1)

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat deze organisaties de ruggengraat van onze
samenleving zijn?

Antwoord 2

Zoals ook vermeld in de (VWS-)beleidsbrief Mantelzorg en
Vrijwilligerswerk 2008-2011 ‘Voor Elkaar’ van 9 oktober 2007
(kamerstukken TK 2007, 30 169, nr. 11) zijn vrijwilligersorganisaties
onmisbaar in onze samenleving. Vrijwilligers dragen in belangrijke mate
bij aan de zelfredzaamheid en participatie van anderen. Ook dragen zij
bij aan verbinding, aan het vergroten van de onderlinge betrokkenheid en
sociale samenhang in onze maatschappij. 

Vraag 3

Welke stappen onderneemt u om het werk van deze organisaties te
vergemakkelijken en hun status als maatschappelijke onderneming goed te
verankeren in het Burgerlijk Wetboek?

Antwoord 3

Het ondersteunen van vrijwilligers(organisaties) dient vooral op lokaal
niveau plaats te vinden. Dit kabinet versterkt de lokale ondersteuning
van vrijwilligers door gemeenten hiervoor meer handvatten te bieden.
Staatssecretaris Bussemakers heeft bijvoorbeeld in samenwerking met het
vrijwilligersveld en gemeenten basisfuncties opgesteld voor de
ondersteuning van vrijwilligers. Met behulp van een adviseurstraject
zullen gemeenten geholpen worden bij de implementatie van deze
basisfuncties. In de beleidsbrief Mantelzorg en Vrijwilligerswerk
2008-2011 ‘Voor Elkaar’ van 9 oktober 2007 bent u hierover
geĂŻnformeerd. Ook ontvangen gemeenten sinds 2008 middelen van het Rijk
om een makelaarsfunctie op te zetten voor vrijwilligerswerk Ă©n voor de
maatschappelijke stage. Verder kunnen landelijke
vrijwilligersorganisaties voor bepaalde vormen van
deskundigheidsbevordering een beroep doen op de (landelijke) regeling
deskundigheidsbevordering. Daarnaast subsidieert Staatssecretaris
Bussemakers het kennisinstituut Movisie om kennis die ten goede komt aan
het vrijwilligersveld te verzamelen en verspreiden. Ook adviseert
Movisie gemeenten en vrijwilligersorganisaties over de toepassing van
deze kennis. 

Een wetsvoorstel tot vaststelling van regels inzake de stichting of
vereniging tot instandhouding van een maatschappelijke onderneming in
het Burgerlijk Wetboek ligt voor advies bij de Raad van State en zal
naar verwachting binnen enkele maanden bij de Tweede Kamer worden
ingediend. Of de organisaties waar het hier om gaat deze rechtsvorm
aannemen is een beslissing die aan hen zelf is voorbehouden.

Vraag 4

Deelt u de mening dat Nederland in ieder geval vanuit de huidige 14e
plaats moet streven naar een plaats in de top 10 als het gaat om gulste
gevers aan vrijwilligersorganisaties?

Antwoord 4

Het klopt dat Nederland op de 14e plaats staat als het gaat om gulste
gevers aan vrijwilligersorganisaties. Eerst wil ik echter stilstaan bij
twee andere bevindingen uit het onderzoek. Ik ben verheugd dat Nederland
de hoogste toegevoegde waarde van vrijwilligerswerk kent. Ook ben ik
blij dat Nederland in de top 10 (nummer 6) staat voor wat betreft het
percentage volwassenen dat vrijwilligerswerk verricht. Het bevorderen
van participatie is immers een belangrijke doelstelling van dit kabinet.

Giften kunnen bijdragen aan het goed functioneren van
vrijwilligersorganisaties. Daarom is in de Wet inkomstenbelasting 2001
een giftenaftrekregeling opgenomen, waarin is vastgelegd dat eenmalige
en periodieke giften aan algemeen nut beogende instellingen (ANBI's)
onder bepaalde voorwaarden aftrekbaar zijn. Periodieke giften zijn ook
aftrekbaar als deze worden gedaan aan niet aan de
vennootschapsbelasting onderworpen of daarvan vrijgestelde verenigingen
met volledige rechtsbevoegdheid en met ten minste 25 leden, gevestigd in
de EU, de Nederlandse Antillen, Aruba of een aangewezen
mogendheid. In de Successiewet is bovendien een vrijstelling voor
ANBI's opgenomen waardoor deze instellingen geen schenkingsrecht,
successierecht en recht van overgang verschuldigd zijn. Met ingang van
1 januari 2009 is daaraan een vrijstelling toegevoegd voor
amateursportverenigingen en -stichtingen en voor niet-commerciële
dorpshuizen. Wij vertrouwen erop dat deze faciliteiten een positieve
bijdrage leveren aan de financiële positie van maatschappelijke
organisaties.

Vraag 5

Deelt u de mening dat verenigingen en vrijwilligersorganisaties zoveel
mogelijk gevrijwaard dienen te zijn van onnodige overheidsbemoeienis?
Bent u bereid om voor 1 april 2009 met deze organisaties in overleg te
treden en dan met een voorstel voor de Specifiek Nut Beogende Instelling
(SNBI)-status te komen?

Antwoord 5

Ik deel de mening dat verenigingen en vrijwilligers zoveel mogelijk
gevrijwaard dienen te zijn van onnodige overheidsbemoeienis. Het kabinet
heeft dan ook het thema ‘meer ruimte voor vrijwilligers’ opgenomen
in de top 10 van aan te pakken knelpunten voor burgers. In dat kader is
per 1 januari jongstleden € 4 miljoen aan het gemeentefonds
toegevoegd. Met dat geld kunnen gemeenten vrijwilligers verzekeren en
kan deze administratieve last bij vrijwilligers verdwijnen. Binnenkort
ondertekenen BZK, VWS en de VNG een convenant met als doel dat alle
gemeenten voor hun vrijwilligers een verzekering afsluiten.

Verder start de Staatssecretaris van BZK op 5 februari 2009 met een op
gemeenten gericht implementatietraject ‘vermindering regeldruk voor
vrijwilligers’. Dit traject beoogt de regeldruk onder
vrijwilligersorganisaties concreet en merkbaar te verminderen op het
gebied van vergunningen en subsidiebeleid. Ook zullen de deelnemende
gemeenten ondersteund worden bij het instellen van een
vrijwilligersloket. Door deze maatregelen vinden vrijwilligers sneller
de weg bij hun gemeente, wordt de overheidsbemoeienis verminderd en zal
het gemakkelijker en goedkoper worden om een evenement te organiseren.

Vrijwilligersorganisaties profiteren ook van de lastenreductie die
bereikt is in het kader van de dereguleringslag van de VNG in
samenwerking met gemeenten. Zo zijn in de model-APV kleine evenementen,
optochten en collectes vergunningsvrij. Het kabinet roept gemeenten
verder op om de modelverordeningen van de VNG over te nemen omdat dit
werkelijk bijdraagt aan merkbare regeldrukvermindering voor burgers en
vrijwilligersorganisaties.

Zoals reeds aan de orde is geweest bij de behandeling van het
Belastingplan 2009 in de Tweede Kamer (Kamerstukken TK 2009/09, 31 704,
nr. 57) en Eerste Kamer (Kamerstukken EK 2008/09, 31 704, 31 705 en 31
717, D, bladzijde 5) zal onderzocht worden welke instellingen onder
welke voorwaarden in aanmerking kunnen komen voor fiscale
tegemoetkomingen in de Successiewet. De uitkomsten van dit onderzoek
zullen in de eerste helft van het jaar 2009 bij het wetsvoorstel tot
herziening van de Successiewet gepresenteerd worden. Uiteraard is het
kabinet bereid in het kader van het onderzoek in overleg te treden met
landelijke organisaties die de vrijwilligersorganisaties
vertegenwoordigen. 

Vraag 6

Onder welke omstandigheden wordt de vrijwilligersverklaring geaccepteerd
als gift en onder welke omstandigheden niet, gelet op het feit dat
belastinginspecteurs hier verschillend mee omgaan? 2)

Antwoord 6

Om de hoogte van de giften op te voeren, zijn sommige organisaties
overgegaan tot het opmaken van zogenoemde vrijwilligersverklaringen.
Met een dergelijke verklaring probeert men te bereiken dat de
vrijwilligers de niet-ontvangen vrijwilligersvergoeding als gift kunnen
aftrekken. In bepaalde gevallen wordt in de verklaring ook vastgelegd
dat de vrijwilliger het hierdoor behaalde belastingvoordeel zal afstaan
aan de ANBI. Deze handelwijze zal echter niet tot de beoogde gevolgen
kunnen leiden als de vrijwilliger in feite geen recht heeft
op uitbetaling van de vergoeding. Bij deze mogelijkheid is het van
belang dat de vrijwilliger de vergoeding ook krijgt indien hij niet
bereid is deze vergoeding terug te storten. Er moet dus daadwerkelijk
sprake zijn van het afzien van de vergoeding. De inspecteur van de
Belastingdienst is bevoegd hierover een standpunt in te nemen.  

Vraag 7

Neemt Nederland actief deel aan het vergelijkbaar maken van de
hoeveelheid vrijwilligerswerk zodat landen van elkaar en van elkaars
data kunnen leren? Zo ja, op welke wijze gebeurt dit?

Antwoord 7

Ja. Nederland is actief in het onderling vergelijkbaar maken van de
resultaten van onderzoek naar vrijwilligerswerk in de lidstaten van de
EU. Eurostat heeft in samenwerking met een groep
tijdbestedingsonderzoekers uit verschillende Europese landen, waaronder
uit Nederland, een uniforme onderzoeksmethodiek ontwikkeld, de
zogenaamde Harmonised European Time Use Survey (HETUS) richtlijnen. Een
uniforme onderzoeksmethode is een primaire voorwaarde voor het
verkrijgen van internationaal vergelijkbare gegevens. Lidstaten zijn
niet verplicht hun tijdbestedingsonderzoek volgens deze
HETUS-richtlijnen uit te voeren, maar sinds eind jaren negentig hebben
al zo’n 16 van de 27 lidstaten dit gedaan (enige
uitvoeringsverschillen daar gelaten). Ook Nederland heeft in 2006 voor
het eerst een tijdbestedingsonderzoek op deze manier uitgevoerd. Op dit
moment is het dus mogelijk om de Nederlandse data omtrent
vrijwilligerswerk met andere Europese landen te vergelijken. Over deze
en vele andere vormen van tijdbesteding verwacht het SCP nog voor de
zomer een publicatie uit te brengen waarin de Nederlandse gegevens
worden vergeleken met die van andere Europese landen.

1) John Hopkins Comparative Nonprofit Sector Project,  HYPERLINK
"http://www.jhu.edu/~cnp/research/compdata.html"
http://www.jhu.edu/~cnp/research/compdata.html 

2)  HYPERLINK
"http://www.vrijwilligersbaarn.nl/voor_vrijwilligers/informatie_en_docum
entatie/artikelen_voor_vrijwilligers/2"
http://www.vrijwilligersbaarn.nl/voor_vrijwilligers/informatie_en_docume
ntatie/artikelen_voor_vrijwilligers/2 

  IF   REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT     = " " "

" "

  REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT  Test  

"   

 

Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties

Directie Sanctie- en Preventiebeleid

Projectbureau Kansspelen

Datum

27 januari 2009

Ons kenmerk

5582513/09/DSP

  REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT    	Pagina   PAGE \*
MERGEFORMAT  2  van   SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT  5  



Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties

Directie Sanctie- en Preventiebeleid

Projectbureau Kansspelen

Forum

Kalvermarkt 53

2511 CB  Den Haag

Postbus 20301

2500 EH  Den Haag

www.justitie.nl

Ons kenmerk

5582513/09/DSP

Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden.

Wilt u slechts Ă©Ă©n zaak in uw brief behandelen.

 	  IF   SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT  5 > 1"Pagina   PAGE \* MERGEFORMAT
 1  van   SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT  5  " " "  Pagina 1 van 5   



> Retouradres Postbus 20301 2500 EH  Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer 

der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA DEN HAAG