Nader rapport inzake Wijziging van enkele bijzondere wetten in verband met de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen
Wijziging van enkele bijzondere wetten in verband met de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen
Nader rapport
Nummer: 2009D03903, datum: 2009-01-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: G. ter Horst, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Onderdeel van zaak 2009Z01574:
- Indiener: G. ter Horst, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Volgcommissie: vaste commissie voor Justitie (2008-2010)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2008-2010)
- 2009-02-03 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-02-05 13:00: Aanvang middagvergadering: regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-02-19 10:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2008-2010)
- 2009-03-18 12:00: Wijziging van enkele bijzondere wetten in verband met de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2008-2010)
- 2009-06-11 10:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2008-2010)
- 2009-06-24 15:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-09-23 18:00: Wijz. van enkele bijzondere wetten in verband met de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen (31 844) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2009-09-29 15:45: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 5 november 2008, kenmerk 08.003167, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het voorstel van wet tot wijziging van enkele bijzondere wetten in verband met de inwerkingtreding van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 11 december 2008, nr. W04.08.0470/I, bied ik U hierbij aan. Naar aanleiding van het advies wordt het volgende opgemerkt. 1. De suggestie van de Raad om in het wetsvoorstel beter tot uitdrukking te brengen dat de verruiming van de wettelijke beslistermijnen in artikel 69 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en in artikel 102 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen van tijdelijke aard is, is overgenomen. 2. De door de Raad genoemde afwijking van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is minder principieel dan de Raad suggereert en slechts van tijdelijke aard. De beleidsregels worden niet in hun geheel gelijkgesteld aan wettelijke voorschriften. Uitsluitend de daarbij vastgestelde termijnen worden bij deze wet aangemerkt als bij wettelijk voorschrift bepaalde termijnen. De bijzondere motivering die de memorie van toelichting daarvoor geeft is onder meer dat de termijnen deels ook betrekking hebben op de toekenning van nadeelcompensatie waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is. Er bestaat in die gevallen thans geen wettelijke regeling waarin ook de termijnen bepaald zouden kunnen worden. Een dergelijke wettelijke regeling is meeromvattend en aanstaand. De toelichting geeft aan dat het hier een tijdelijke voorziening betreft in afwachting van de indiening in 2009 van het wetsvoorstel van de Minister van Justitie tot aanvulling van de Awb met een regeling inzake schadevergoeding en nadeelcompensatie. Daarin zal ook een wettelijke beslistermijn voor nadeelcompensatieverzoeken worden opgenomen, zoals de Raad adviseert. 3. De wettelijke termijnen die in het door de Raad genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer worden genoemd, hoeven niet te worden gewijzigd. Wat betreft de bulkaanvragen in het onderwijs kan worden opgemerkt dat de verwerking van aanvragen in het onderwijs in de loop van de afgelopen jaren in hoge mate is geautomatiseerd. Het gaat met name om aanvragen van scholen en onderwijsinstellingen in het kader van bekostiging en subsidie en bij de behandeling van dergelijke aanvragen en de daarbij horende berekeningen is, dankzij geavanceerde programma's en slimme rekenmodellen, inmiddels een forse slag geslagen in het bekorten van de behandelduur. Ten aanzien van de bezwaarschriftenprocedure kan worden opgemerkt dat het ministerie van OCW op 1 januari 2008 is begonnen met een nieuwe behandelmethode van bezwaarschriften. Veel bezwaarschriften worden thans ambtelijk afgedaan, zodat de onafhankelijke bezwaarschriftencommissie zich meer kan concentreren op die geschillen die ook meer aandacht rechtvaardigen. Ook zijn de termijnen flink aangescherpt. De eerste resultaten zijn veelbelovend. Zoals in de memorie van toelichting reeds is opgemerkt, wordt de Monumentenwet 1988 momenteel reeds herzien in een breed project waarin de VNG en andere partijen uitdrukkelijk zijn betrokken. Bovendien zal te zijner tijd een deel van de Monumentenwet opgaan in de Wabo. Tegen deze achtergrond en gelet op het feit dat deze trajecten binnen afzienbare tijd hun beslag zullen krijgen is het op dit moment dan ook niet prudent om, vooruitlopend hierop, in het kader van het voorliggende wetsvoorstel noodverbanden aan te leggen, die mogelijk achteraf op basis van voortschrijdend inzicht als ondoordacht zouden moeten worden aangemerkt. De Wet op de architectentitel is gewijzigd, nadat het rapport van de Algemene Rekenkamer is uitgebracht. Door deze wijzigingen zijn de ingevolge deze wet bepaalde termijnen als realistische termijnen aan te merken. De in het rapport van de Algemene Rekenkamer onrealistische genoemde termijnen hadden betrekking op de validering van buitenlandse diploma’s waarbij het opvragen van informatie uit het buitenland veel tijd kost. De richtlijn erkenning beroepskwalificaties (2005/36/EG) is ondertussen geïmplementeerd in de Wet op de architectentitel. Deze richtlijn vervangt enkele oudere richtlijnen waardoor de procedures van een verzoek om inschrijving in het architectenregister en van de beslissing op aanvraag om erkenning van een diploma zijn gestroomlijnd. Wanneer het aanvragen en verzoeken betreft waarop de regels ter implementatie van richtlijn 2005/36/EG in de Wet op de architectentitel van toepassing zijn, geldt de termijn van drie maanden met een verlengingsmogelijkheid van ten hoogste één maand. De termijn van drie maanden loopt bovendien door zolang niet alle stukken zijn ontvangen. Om die reden is de termijn thans als realistisch aan te merken. Indien het aanvragen en verzoeken betreft waarop de regels ter implementatie van richtlijn 2005/36/EG in de Wet op de architectentitel niet van toepassing zijn, stelt de Wet op de architectentitel thans geen termijnen meer waardoor de termijnen van de Awb van toepassing zijn. De mogelijkheden voor een zorgvuldige behandeling binnen een daarvoor noodzakelijke realistische termijn zijn daardoor voldoende gewaarborgd. Een wijziging van de Wet op de architectentitel is daarom niet noodzakelijk. Handhavingsverzoeken op grond van de toenmalige Wet milieugevaarlijke stoffen worden op grond van hoofdstuk 18 van de Wet milieubeheer gedaan. Voor handhavingsverzoeken op grond van de Wet milieugevaarlijke stoffen gold voor de intrekking van de wet reeds de termijn van vier weken uit artikel 18.16 van de Wet milieubeheer. Met artikel XIX, onderdeel C, van het voorliggende wetsvoorstel komt deze termijn te vervallen en worden de termijnen van de Awb van toepassing voor deze handhavingsverzoeken. De mogelijkheden voor een zorgvuldige behandeling binnen een daarvoor noodzakelijke realistische termijn zijn daardoor voldoende gewaarborgd. Handhavingsverzoeken met betrekking tot de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen worden ook gedaan op grond van hoofdstuk 18 van de Wet milieubeheer. Hiervoor geldt eveneens dat met artikel XIX, onderdeel C, van het voorliggende wetsvoorstel de beslistermijn uit artikel 18.16 van de Wet milieubeheer zal komen te vervallen en zal worden aangesloten bij de termijnen van de Awb. Ervaring leert dat de in de Wet veiligheidsonderzoeken genoemde beslistermijn voornamelijk problematisch is wanneer informatie uit het buitenland nodig is voor het nemen van een beslissing. De Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen biedt echter een mogelijkheid tot opschorting wanneer informatie aan een buitenlandse instantie moet worden gevraagd (artikel 4:15, eerste lid, onderdeel b, Awb). Daarom is er op dit moment geen aanleiding de termijn in de Wet veiligheidsonderzoeken te verlengen. Het wetsvoorstel tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet openbaarheid van bestuur en enkele andere wetten in verband met de inwerkingtreding van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissing (Kamerstukken II 2008-2009, 31 751, nr. 2) stelt voor de termijn voor het behandelen van verzoeken in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur en de termijn in de Awb voor de behandeling van bezwaarschriften te verlengen. In de praktijk blijkt namelijk dat de in dit wetsvoorstel genoemde termijnen niet haalbaar zijn. Door de beslistermijn te verlengen tot een realistische beslistermijn wordt termijnoverschrijding zoveel mogelijk tegen gegaan. 4. De redactionele kanttekeningen zijn overgenomen. 5. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt enkele wettelijke bepalingen te schrappen waarin is voorzien in een ruimere beslistermijn in het geval van in het buitenland op te vragen informatie. Voor deze situaties biedt de in de Wet dwangsom bij niet tijdig beslissen opgenomen wijziging van artikel 4:15, eerste lid, onder b, van de Awb een voorziening. Voorts is in artikel XIX, onderdeel C, een technische verbetering aangebracht. Ik moge U, mede namens mijn ambtgenoten van Justitie, van Economische Zaken, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Verkeer en Waterstaat en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden. DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES, Mevrouw dr. G. ter Horst DOCPROPERTY Datum_kop \* MERGEFORMAT Datum DOCPROPERTY Datum \* MERGEFORMAT 22 januari 2009 DOCPROPERTY Kenmerk_kop \* MERGEFORMAT Kenmerk DOCPROPERTY Kenmerk \* MERGEFORMAT 2008-0000619429 DOCPROPERTY Rubricering \* MERGEFORMAT DOCPROPERTY Rubricering \* MERGEFORMAT Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 2 van NUMPAGES \* MERGEFORMAT 4 DOCPROPERTY Directie \* MERGEFORMAT Constitutionele Zaken en Wetgeving DOCPROPERTY Onderdeel \* MERGEFORMAT Wetgeving Staatsinrichting en grondrechten DOCPROPERTY Bezoekadres \* MERGEFORMAT Herengracht 17 2511 EG Den Haag DOCPROPERTY Postadres \* MERGEFORMAT Postbus 20011 2500 EA Den Haag DOCPROPERTY InternetAdres \* MERGEFORMAT www.minbzk.nl DOCPROPERTY Contactpersoon_kop \* MERGEFORMAT Contactpersoon DOCPROPERTY CPNaam \* MERGEFORMAT mr. Breunese DOCPROPERTY T_kop \* MERGEFORMAT T DOCPROPERTY CPTel \* MERGEFORMAT (070) 426 7671 DOCPROPERTY CPEmail \* MERGEFORMAT henk.breunese@minbzk.nl DOCPROPERTY Kenmerk_kop \* MERGEFORMAT Kenmerk DOCPROPERTY Kenmerk \* MERGEFORMAT 2008-0000619429 DOCPROPERTY UwKenmerk_kop \* MERGEFORMAT DOCPROPERTY UwKenmerk \* MERGEFORMAT DOCPROPERTY Bijlagen_kop \* MERGEFORMAT DOCPROPERTY AantalBijl \* MERGEFORMAT DOCPROPERTY Retouradres_kop \* MERGEFORMAT > Retouradres DOCPROPERTY Retouradres \* MERGEFORMAT Postbus 20011 2500 EA Den Haag DOCPROPERTY Rubricering \* MERGEFORMAT DOCPROPERTY Aan \* MERGEFORMAT Aan de Koningin DOCPROPERTY Datum_kop \* MERGEFORMAT Datum DOCPROPERTY Datum \* MERGEFORMAT 22 januari 2009 DOCPROPERTY Onderwerp_kop \* MERGEFORMAT Betreft DOCPROPERTY Onderwerp \* MERGEFORMAT Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van enkele bijzondere wetten in verband met de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen DOCPROPERTY Rubricering \* MERGEFORMAT Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 1 van NUMPAGES \* MERGEFORMAT 4