[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Jasper van Dijk over de mislukte aanpak van schooluitval

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2009D03969, datum: 2009-01-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2008Z10355:

Preview document (🔗 origineel)




  DOCPROPERTY adres  De voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA Den Haag

 

 



	  DOCPROPERTY plaats  Den Haag 	  DOCPROPERTY _onskenmerk  Ons kenmerk 
  DOCPROPERTY _uwbriefvan  Uw brief van 	  DOCPROPERTY _uwkenmerk  Uw
kenmerk 

30 januari 2009	  DOCPROPERTY onskenmerk  VSV/ 94506	  DOCPROPERTY
uwbriefvan  31 december 2008 	  DOCPROPERTY uwkenmerk  2008Z10355 /
2080908750 



  DOCPROPERTY _onderwerp  Onderwerp 	  DOCPROPERTY _bijlage   

  DOCPROPERTY onderwerp_fmt  Vragen van het lid Van Dijk inzake de
aanpak van schooluitval 	  DOCPROPERTY bijlage_fmt   



Hierbij zend ik u het antwoord op de vragen van het Kamerlid Van Dijk
van uw Kamer over de aanpak van schooluitval.   

De vragen werden mij toegezonden bij uw bovenaangehaalde brief met
kenmerk 2008Z10355 / 2080908750. 

  

de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart



Antwoorden op de vragen van het lid Jasper van Dijk (SP) aan de
staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mw. Van
Bijsterveldt-Vliegenthart, over de mislukte aanpak van schooluitval.
(Ingezonden 30 december 2008)

1

Vraag: 

Wat is uw oordeel over de publicatie van het Centraal Planbureau (CPB),
waaruit blijkt dat de aanpak tegen schooluitval met behulp van regionale
convenanten nauwelijks tot resultaat heeft geleid? 1)

Antwoord:  

Het CPB heeft een uitvoerige en zorgvuldige analyse verricht op de
bestanden van de IB-Groep. In deze bestanden ontbreekt echter informatie
die nodig is om een totaaloordeel te vellen over de effectiviteit van de
14 ‘oude’ convenanten uit 2006 . 

De oude convenanten, die in 2006 met 14 contactgemeenten van
RMC-regio’s (Regionale Meld- en Coördinatiefunctie voortijdig
schoolverlaten) zijn afgesloten, hadden als doel een reductie van
minimaal 10% van het totaal aantal schooluitvallers in het schooljaar
2006-2007 ten opzichte van het schooljaar 2004-2005. Deze reductie kon
bereikt worden door vermindering van het aantal nieuwe uitvallers
(preventie) en door het herplaatsen naar school, zorg of werk van nieuwe
uitvallers (die gedurende het schooljaar 2006-2007 uitvielen) en van
oude uitvallers (die al in eerdere schooljaren waren uitgevallen).
Meting van de resultaten vond plaats via de reguliere
RMC-effectrapportage (het basisregister onderwijs was er destijds nog
niet). Uit de evaluatie van deze 14 convenanten die door OCW zelf is
uitgevoerd, blijkt dat gemeenten met name hebben ingezet op het
herplaatsen naar school, zorg of werk van reeds uitgevallen leerlingen.
In de convenanten lag met andere woorden de nadruk op de curatieve
aanpak van de schooluitval.  

Het CPB heeft iets anders onderzocht, namelijk de kans op nieuwe
schooluitvallers per RMC-regio in het schooljaar 2006-2007 ten opzichte
van het schooljaar 2005-2006 op basis van het basisregister onderwijs
(Bron) en het effect van de convenanten op herplaatsing van recente
uitvallers naar onderwijs. Het CPB constateert dat de statistische kans
op nieuwe schooluitvallers in het schooljaar 2006-2007 significant is
verminderd, maar dat deze vermindering nagenoeg even groot is in de 14
convenantsregio’s als in de RMC-regio’s die niet aan de convenanten
hebben deelgenomen. Op basis hiervan concludeert het CPB dat de
convenanten geen meerwaarde hebben gehad. 

Het CPB vindt via de Bron-analyse geen significant verschil tussen de
convenantregio’s en de niet deelnemende regio’s in de kans op nieuwe
voortijdig schoolverlaters, inclusief de herplaatsing van nieuwe
uitvallers naar onderwijs. Op basis daarvan trekt het CPB zijn conclusie
over de effectiviteit van de 14 convenanten. De oude convenanten hadden
echter een breder doel: ook de herplaatsingen naar zorg en werk telden
mee. In het Bron is geen informatie opgenomen over herplaatsingen naar
werk of zorg en over herplaatsingen van oude uitvallers. Daardoor
ontbreekt In de analyse van het CPB een belangrijk deel van het plaatje
(de nadruk lag in de oude convenanten immers juist op de curatieve
aanpak: de herplaatsingen). Omdat herplaatsing naar zorg en werk
expliciet was opgenomen in de oude convenanten en omdat dit element in
de Bron-analyse van het CPB ontbreekt is geen eenduidige conclusie over
de effectiviteit van de 14 convenanten te trekken. 

2

Vraag:  

Is het waar dat de daling van de schooluitval in de regio's met een
convenant niet verschilt van de regio's zonder convenant en dat de
daling die er was, niets te maken heeft met het beleid? Zo nee, met wat
voor cijfers kunt u de conclusies van het CPB bestrijden? 2)

Antwoord: 

De daling van de statistische kans op nieuwe uitvallers in de
convenantsregio’s wijkt volgens de analyse van CPB niet af van de
daling in de overige regio’s. Het CPB verbindt hieraan de conclusie
dat de convenanten niet effectief zijn geweest. Zoals ik in de
beantwoording van vraag 1 heb aangegeven, is deze conclusie niet
eenduidig te trekken, omdat een deel van de noodzakelijke informatie
ontbreekt. 

3

Vraag:

Bent u bereid te erkennen dat de convenanten tegen schooluitval hebben
gefaald? Zo nee, hoe verklaart u dat er geen verschil is met de regio's
waar geen beleid werd gevoerd?

Antwoord: 

Nee. Zie beantwoording vraag 1. 

4

Vraag: 

Hoe gaat u de uitgaven van 16 miljoen euro - 2000 euro per
schooluitvaller minder - voor deze aanpak nog verantwoorden?

Antwoord: 

Met de 14 convenantsgemeenten zijn van tevoren afspraken gemaakt over de
bekostiging: 2000 Euro per schooluitvaller minder ten opzichte van
schooljaar 2004-2005, zoals gemeten op basis van de RMC-effectrapportage
(de enige informatiebron die ons in 2006 ter beschikking stond). Op
basis van de vastgestelde reducties in het aantal schooluitvallers zijn
deze gelden uitgekeerd. Hierover is in het jaarverslag 2007
verantwoording afgelegd (TK 2007-2008, 31444 VIII, nr.1).

5

Vraag: 

Bent u vanwege de schokkende conclusies van het CPB bereid om de nieuwe
afspraken - convenanten voor alle regio's voor vier jaar met een budget
tot 117 miljoen euro - te heroverwegen? Zo nee, waarom neemt u het
aanzienlijke risico dat dit bedrag straks evenmin fatsoenlijk valt te
verantwoorden?

Antwoord: 

Op basis van onze eigen kwantitatieve en kwalitatieve evaluatie van de
14 convenanten heb ik in een eerder stadium al besloten om de nieuwe
convenanten te richten op preventie van uitval en daarom fundamenteel
anders in te richten:

Doel van de nieuwe convenanten is preventie ipv curatie: gericht op
reductie van het jaarlijks aantal nieuwe uitvallers. 

Daarom in de nieuwe convenanten no cure/no pay prestatieafspraken met de
scholen in plaats van met de gemeenten: de school dient bij uitstek
uitval te voorkomen en ontvangt bij behaalde reductie de gelden. 

Meting en afrekening vindt plaats op basis van jaarlijkse nieuwe
uitvallers volgens Bron (IB-Groep), niet meer op basis van de
RMC-effectrapportage.

Gelden worden alleen uitbetaald voor zover er daadwerkelijk reductie van
het aantal nieuwe VSV-ers wordt behaald, zoals gemeten op basis van het
(ook volgens CPB) betrouwbare Bron-cijfer. Herplaatsingen naar werk en
zorg tellen hierin dus niet meer mee. Een rechtmatige verantwoording is
op die manier uitstekend mogelijk. Ik heb u al eerder bij brief op de
hoogte gesteld van deze nieuwe convenantsaanpak (TK 2006-2007, 26 695,
nr. 44).

De nieuwe convenanten, die inmiddels voor 4 jaar met alle regio’s zijn
afgesloten, zijn dus fundamenteel anders ingericht dan de oude 14
convenanten in 2006. De bevindingen van het CPB over de oude 14
convenanten zijn onvoldoende basis om daarmee voorspellingen te doen
over de effectiviteit van de nieuwe convenanten. Het onderzoek van het
CPB geeft mij nu dan ook geen aanleiding om deze nieuwe aanpak te
heroverwegen. 

Dat laat onverlet dat de resultaten van de nieuwe convenanten periodiek
gevolgd worden. Als uit deze monitor blijkt dat de resultaten tegen
zouden vallen, kan bijstelling nodig zijn. Dit samen met scholen en
contactgemeenten. Ook vindt overleg plaats met TIER (Top Institute for
Evidence Based Education Research, waarin ook CPB vertegenwoordigd is)
om een effect-evaluatie van de nieuwe convenanten op touw te zetten. 

6

Vraag: 

Deelt u de mening dat de studie van het CPB aanleiding geeft om het
beleid tegen schooluitval te heroverwegen? Zo nee, waarom gaat u voorbij
aan de harde conclusies van het CPB? Zo ja, wanneer komt u met
voorstellen?

Antwoord: 

Nee, die mening deel ik niet. De bevindingen van CPB geven mij nu geen
aanleiding om het beleid tegen schooluitval (dat overigens meer omvat
dan convenanten) aan te passen. Zoals in het antwoord op vraag 5 heb
aangegeven, wordt de ontwikkeling van het aantal vsv-ers nauwlettend
gevolgd en zal ik maatregelen heroverwegen als dat noodzakelijk is.

7

Vraag: 

Bent u bereid onderzoek te doen naar een aanpak tegen schooluitval die
wél werkt? Wilt u daarbij klassenverkleining en het niveau van de
leerkracht betrekken? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

Er wordt op dit moment al onderzoek verricht naar succesvolle manieren
om schooluitval tegen te gaan. Voorbeelden zijn de experimenten die op
dit moment worden uitgevoerd met de doorlopende leerlijn tussen VMBO en
MBO, de aanpak van het schoolverzuim (onder andere door de invoering van
het electronisch verzuimloket), onderzoek naar loopbaanoriëntatie en
-begeleiding (LOB) en kosten/batenonderzoeken naar diverse maatregelen
die worden ingezet om uitval tegen te gaan. Het zoeken van effectieve
interventies blijft hoog op de agenda staan. Daarbij is het streven om
vooral evidence based te werk te gaan. 

Over de invloed van klassenverkleining op leerprestaties en uitval is al
het nodige bekend. In Kansrijk kennisbeleid (2006) concludeert het CPB
op basis van een studie van de onderzoeksliteratuur dat effecten ervan
over het algemeen gering zijn. In diverse studies wordt wel een verband
aangetoond tussen de kwaliteit van leraren en leerprestaties. Gezien de
al beschikbare evidentie zie ik op dit moment geen aanleiding om op deze
punten nieuw onderzoek in te zetten. 

1) CPB, 18 december 2008, document 177, “Did the 2006 convenants
reduce school dropout in the Netherlands”?

2) de Volkskrant, 23 december 2008

 

  DOCPROPERTY _pagina  blad    PAGE  2 /  SECTIONPAGES   \* MERGEFORMAT 
2 

  DOCPROPERTY e_organisatienaam  Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap 

  DOCPROPERTY v_adres  Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den
Haag  T   DOCPROPERTY e_telefoon_org  +31-70-412 3456  F   DOCPROPERTY
e_fax_org  +31-70-412 3450  W   DOCPROPERTY e_website_org  www.minocw.nl


  DOCPROPERTY v_contactpersoon  Contactpersoon: S. Boorsma  T  
DOCPROPERTY v_telnr  +31-70-412 3318    DOCPROPERTY a_internepostcode 
IPC 7700     DOCPROPERTY a_email_afdeling  s.boorsma@minocw.nl 

  DOCPROPERTY _pagina  blad    PAGE  5 /  SECTIONPAGES   \* MERGEFORMAT 
5