[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Pechtold over het bericht dat Europese lidstaten steeds meer grip krijgen op ambtenaren in Brussel

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2009D04260, datum: 2009-02-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2008Z10342:

Preview document (🔗 origineel)


Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen
gesteld door het lid Pechtold over het bericht dat Europese lidstaten
steeds meer grip krijgen op ambtenaren in Brussel. Deze vragen werden
ingezonden op 29 december 2008 met kenmerk 2080908730.

De Staatssecretaris voor Europese Zaken,

Frans Timmermans

	 



Antwoorden van de heer Timmermans, staatssecretaris voor Europese Zaken
op vragen van het lid Pechtold (D66) over het bericht dat  Europese
lidstaten steeds meer grip krijgen op ambtenaren in Brussel.

Vraag 1

Kent u het bericht ‘Meer grip EU-landen op ambtenaren in Brussel’?
1) 

Antwoord

Ja.

 

Vraag 2

Hoe beoordeelt u de uitkomsten van het onderzoek van het Instituut
Clingendael 2), mede in verband met de eerdere adviezen van het ROB 3)
en de Gemengde Commissie Sturing EU-aangelegenheden 4) waarin wordt
geconcludeerd dat de coördinatie van het nationale EU-beleid hapert, en
mijn eerdere vragen hierover? 5) 

Antwoord

In mijn antwoord op uw eerdere vragen van april jl.  naar aanleiding van
de publicatie ‘the new Eurocrats: National Civil Servants in EU
Policy-making’ (nr 2888) ben ik ingegaan op de wijze waarop de
Europese dimensie van het overheidsbeleid wordt ingebed in de
rijksoverheid en op de verbeteringen die zijn doorgevoerd in de
Nederlandse coördinatie (mede n.a.v. de door u genoemde adviezen). Het
is van belang om tijdig onderwerpen te identificeren die van groot
belang zijn voor Nederland, zodat in een vroeg stadium een
beĂŻnvloedingsstrategie kan worden ontwikkeld die is gericht op het
realiseren van een zo goed mogelijk resultaat voor Nederland in de vaak
complexe Brusselse onderhandelingen. 

De betreffende publicatie over twintig jaar ervaring op het gebied van
Europees sociaal beleid van het Instituut Clingendael, die veeleer
bedoeld lijkt als ‘liber amicorum’ dan als diepgaande analyse, geeft
mij geen nieuwe gezichtspunten, op grond waarvan ik het eerder aan u
verkondigde standpunt zou moeten bijstellen. De kracht van de publicatie
zit er vooral in dat een periode van twintig jaar wordt beschreven,
waarin het werk op de Permanente Vertegenwoordiging van de EU drastisch
is veranderd, allereerst omdat de EU in die periode in aantal lidstaten
is toegenomen van 12 naar 27, maar ook vanwege institutionele
wijzigingen (aangepaste verdragskaders waarbinnen wordt gewerkt) en het
voortschrijden van de techniek (e-mail, teleconferencing, blackberries).
Ook de Nederlandse rijksoverheid is in die twintig jaar veranderd;
gaandeweg is de betrokkenheid bij de EU-regelgeving vergroot van een
kleine ‘elite’ op de ministeries die traditioneel veel met de
Gemeenschap te maken had tot een aanzienlijk grotere groep
beleidsmedewerkers op alle ministeries. Dit alles maakt dat de
Nederlandse standpuntbepaling niet minder goed gaat dan voorheen, maar
wel anders.   

Vraag 3

Deelt u de mening dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de
kwaliteit van de wetten en het vaker moeten ingrijpen van het Hof van
Justitie?

Antwoord

Europese wetgeving is in veel gevallen het resultaat van een compromis
na (lange) onderhandelingen tussen 27 lidstaten, de Europese Commissie,
de Raad van de Europese Unie en (in toenemende mate) het Europees
Parlement. Bovendien moet veel Europese wetgeving vervolgens worden
omgezet in nationale wetgeving. 

Deze processen kunnen gevolgen hebben voor de helderheid van wetgeving.
De Europese Commissie voert sinds 2005 een uitgebreid en structureel
wetgevingskwaliteitsbeleid uit, de zogenoemde ‘Better
Regulation’-agenda. In de laatste beoordeling van haar
wetgevingskwaliteitsbeleid in januari 2008 (COM(2008)32) concludeert de
Commissie dat er sprake is van reële en belangrijke vooruitgang, maar
dat het nog altijd beter kan. 

Het kabinet steunt de Commissie in haar aanpak. Ook het kabinet heeft
speciale aandacht voor de kwaliteit van Europese regelgeving. Zo zal
binnenkort de handleiding ‘wetgeving en Europa’ van de
Interdepartementale Commissie Europees Recht (ICER) uitkomen. Deze
handleiding is speciaal bedoeld voor Nederlandse wetgevingsjuristen die
betrokken zijn bij de onderhandelingen over en de implementatie van
Europese regels. Ook is er binnen het Programma Versterking Juridische
Functie Rijk speciale aandacht voor de inzet van wetgevingsjuristen in
Europese dossiers om hen meer en intensiever te betrekken bij de
totstandkoming van Europese regelgeving. 

Ik kan echter de mening dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de
kwaliteit van wetten en het gestelde vaker moeten ‘ingrijpen’ van
het Hof van Justitie niet zonder meer delen. Voor zover de vragen van
nationale rechters betrekking hebben op de uitleg van Europese regels
valt moeilijk te beoordelen of zij in direct verband staan met de
kwaliteit van de desbetreffende maatregel. Ik kan me hiervoor slechts
baseren op de rechtspraak en de statistieken van het Hof van Justitie.
Hierin kunnen geen aanwijzingen worden gevonden dat het Hof van Justitie
vaker moet ingrijpen als gevolg van de kwaliteit van wetten. 

Vraag 4

Beoordeelt u de situatie waarin ambtenaren enge instructies ontvangen
van lidstaten als precair? Zo ja, overweegt u dan aanpassingen in de
coördinatie tussen Den Haag en de Permanente Vertegenwoordiging in
Brussel? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

In mijn reactie op uw vragen van april jl. over de positie van
‘Europa’ op Nederlandse ministeries ben ik reeds ingegaan op de
wijze waarop Nederlandse ambtenaren instructies ontvangen. Daarbij heb
ik aangegeven dat, in navolging van de aanbevelingen van de commissie
van Voorst, in toenemende mate kaderinstructies worden opgesteld,
waarbij de onderhandelaars een kader meekrijgen waarbinnen de
onderhandelingsresultaten moeten worden geboekt. Dit is noodzakelijk
omdat binnen de Unie een gedetailleerde instructie voor sommige dossiers
onvoldoende ruimte biedt om in een complex Europees krachtenveld in
coalitieverband met andere lidstaten tot goede resultaten te komen. 

Een en ander neemt niet weg dat in bepaalde gevallen gedetailleerde
instructies nodig zijn, omdat het zeer technische kwesties betreft
waarvoor de expertise op de departementen nodig is om de onderhandelaars
in Brussel richting te geven. Het betreft dan vaak concept- regelgeving
die ingrijpende gevolgen kan hebben voor de Nederlandse regelgeving.
Overigens wil ‘gedetailleerde instructies’ niet zeggen dat er geen
onderhandelingsruimte wordt geboden. Immers het overgrote deel van de
Brusselse wetgeving wordt bij meerderheid in de Raad besloten. 

Overigens valt op dat de betreffende publicatie van Instituut
Clingendael aangeeft dat ambtenaren enge instructies ontvangen, terwijl
de publicatie “The New Eurocrats” van de Universiteit van Utrecht,
waar uw vorige vragen van april jl. op waren gebaseerd, juist beweert
dat slechts een klein aantal ambtenaren met een helder mandaat naar
Brussel gaat. 

Vraag 5

Vindt u dat de Europese gedachte ondermijnd wordt op het moment dat
onderhandelingen spaak lopen door een zwakke motivatie om compromissen
te sluiten vanuit individuele lidstaten?

Antwoord

Het is niet vreemd dat individuele lidstaten opkomen voor hun eigen
belangen. Dat is altijd zo geweest. Het is wel zo dat de nationale
context de afgelopen jaren op een aantal dossiers steeds belangrijker is
geworden, wat ook te maken heeft met het feit dat de EU zich thans met
beleidsterreinen bezighoudt die dieper ingrijpen in de nationale
rechtsorde dan vroeger het geval was. Dat beĂŻnvloedt ook de wijze van
onderhandelen en het karakter van de instructies uit de hoofdsteden. Het
feit dat het spel anders wordt gespeeld, betekent echter geenszins dat
de Europese gedachte wordt ondermijnd. Dat zou pas het geval zijn
wanneer lidstaten afzien van de bereidheid zaken op Europees niveau te
regelen. En daarvan is zeker geen sprake. 

1) Re.Public, ‘Meer grip EU-landen op ambtenaren in Brussel’
(http://www.republic.nl/nieuws/2008/51/Meer-grip-EU-landen-op-ambtenaren
-in-Brussel.htm)

2) From Bending to Stressing National Interests, the impact of reforms
and enlargements on EU negotiation between 1988 – 2008, Mirte van den
Berge en Adriaan Schout (Instituut Clingendael)

3) Nationale coördinatie van EU-beleid: een politiek en proactief
proces’ (2004)

4) Eindrapport ‘Gemengde Commissie Sturing EU-aangelegenheden’
(2005).

5) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2007-2008, nr. 2888





VERTROUWELIJK	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  2  van 4



	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  2  van 4





Aan de Voorzitter van de

Y Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof Y

Den Haag



Datum	3 februari 2009

Betreft	Beantwoording vragen van het lid Pechtold over het bericht dat
Europese lidstaten steeds meer grip krijgen op ambtenaren in Brussel



	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  1  van 4



Directie Integratie Europa  



  DOCPROPERTY  L_REFERENCE  \* MERGEFORMAT  Onze Referentie 

DIE-138/09











Directie Integratie Europa

Bezuidenhoutseweg 67

2594 AC Den Haag

Postbus 20061

Nederland  IF    DOCPROPERTY "BZ_UseCountry"  N ="Y" "  DOCPROPERTY
"L_HomeCountry"  Nederland " ""  

  DOCPROPERTY  L_HOME_URL  \* MERGEFORMAT  www.minbuza.nl 

 

 

  DOCPROPERTY  L_PROCESSOR  \* MERGEFORMAT  Contactpersoon 

  DOCPROPERTY  SIG_NAME  \* MERGEFORMAT    

T	070 348 4192

F	

yvonne.debetz@minbuza.nl



  DOCPROPERTY  L_REFERENCE  \* MERGEFORMAT  Onze Referentie 

DIE-138/09

  DOCPROPERTY  L_YREFERENCE  \* MERGEFORMAT  Uw Referentie 

2080908730

  DOCPROPERTY  L_ENCLOSURES  \* MERGEFORMAT  Bijlage(n)