Aansluitbeleid elektriciteit
Voorzienings- en leveringszekerheid energie
Lijst van vragen
Nummer: 2009D05242, datum: 2009-02-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.J.A. van der Hoeven, minister van Economische Zaken (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2008Z09546:
- Indiener: M.J.A. van der Hoeven, minister van Economische Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken (2008-2010)
Onderdeel van zaak 2009Z01563:
- Indiener: M.J.A. van der Hoeven, minister van Economische Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken (2008-2010)
- 2008-12-16 16:00: Procedurevergadering Economische Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken (2008-2010)
- 2008-12-17 10:00: Verzamel overleg energieonderwerpen (Algemeen overleg), vaste commissie voor Economische Zaken (2008-2010)
- 2009-01-13 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-01-14 16:15: Aansluitbeleid elektriciteit (tijdstip gewijzigd: was van 16.00 - 18.00 uur) (Algemeen overleg), vaste commissie voor Economische Zaken (2008-2010)
- 2009-01-20 16:00: Procedurevergadering Economische Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken (2008-2010)
- 2009-02-03 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-02-05 13:00: Aanvang middagvergadering: regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-02-05 18:00: Aansluitbeleid elektriciteit (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Economische Zaken (2008-2010)
- 2009-02-17 16:00: Procedurevergadering Economische Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken (2008-2010)
- 2009-04-02 14:00: Aanvang middagvergadering: regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (š origineel)
29 023 Aansluitbeleid elektriciteit en standpunt NMa inzake ministeriĆ«le regeling ābetere benutting transportcapaciteitā Nr. Verslag van een schriftelijk overleg Vastgesteld 6 februari 2009 Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken hebben enkele fracties de behoefte om over de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 16 december 2008 over het aansluitbeleid elektriciteit (29 023, nr. 65), alsmede over de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 30 januari 2009 betreffende het Standpunt van de Nederlandse Mededingingsautoriteit inzake de ministeriĆ«le regeling ābetere benutting transportcapaciteit (29023, nr. 67), enkele vragen en opmerkingen voor te leggen. De vragen en opmerkingen zijn op 6 februari 2009 aan de minister van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van [datum] zijn ze (door ā¦) beantwoord. Inhoudsopgave .I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties: Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de ChristenUnie Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SGP II. Reactie van de minister van Economische Zaken VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES Fractie van de PvdA De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid hebben met belangstelling kennisgenomen van het de brieven van de minister over het aansluitbeleid elektriciteit en het standpunt van de NMa inzake de ministeriĆ«le regeling 'betere benutting transportcapaciteit'. Deze leden hebben nog een aantal vragen. Welke conclusie moet worden verbonden aan het oordeel van de NMa dat de handhaafbaarheid grotendeels zal worden bepaald door de uitwerking in de Technische Codes? Wanneer worden deze Technische Codes verwacht? Waarom was er in het Gebruikersplatform elektriciteits- en gasnetten geen draagvlak bij de representatieve organisaties voor het congestiemanagement systeem zoals ontworpen door TenneT? Waar zat precies het probleem? Is het waar dat het niet doorgaan van de ministeriĆ«le regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit ertoe kan leiden dat productie-eenheden voor groene stroom niet op het net aangesloten kunnen worden? Welk signaal wordt hiermee afgegeven in de richting van de groene producenten? Om hoeveel projecten gaat het, op het niveau van TenneT en op het niveau van de regionale netbeheerders? Kan de minister ingaan op overweging nummer 51 van de NMa, waarin staat dat het niet doorgaan van de ministeriĆ«le regeling vooral in het nadeel is van de kleine projecten? Hoe vaak zal naar verwachting daadwerkelijk congestie voorkomen? Is dat in minder dan 2% van de tijd? Is het waar dat de betekenis van de ministeriĆ«le regeling vooral ligt in het kunnen aansluiten van nieuwe producenten, en veel minder in de gang van zaken bij zeldzame daadwerkelijke congestie? Is het waar dat de contracthouders, die zijn aangesloten onder beperkende voorwaarden, na inwerkingtreding van de ministeriĆ«le regeling en de nieuwe Netcode een ander, beter contract krijgen? Is het waar dat zij weer een ander, slechter contract zouden kunnen krijgen nadat het wetsvoorstel is aangenomen dat duurzame energie voorrang geeft? Op welke manier kunnen aan TenneT en aan de regionale netbeheerders, prikkels worden toegediend om te zorgen voor voldoende netcapaciteit? Fractie van de SP De leden van de fractie van de SP hebben de onderstaande vragen aan de minister. Wat is de reden van ontstaan van de structurele schaarsteproblematiek waarover de NMa spreekt (onder andere randnummers 1 en 53)? Is die structurele schaarsteproblematiek naar het oordeel van de minister een structurele overtreding door netbeheerders van hun primaire wettelijke taken om voldoende transport capaciteit te plannen, aan te leggen of uit te breiden (onder andere Elektriciteitswet artikel, 16 lid 1, sub c) en om voldoende reserve capaciteit voor transport van elektriciteit aan te houden (onder andere Elektriciteitswet artikel 16, lid 1, sub d)? Zo ja wat zijn daarvan de consequenties? Zo nee, waarom niet? Waarom gaat de NMa in haar visie geheel voorbij aan deze hoofdtaken van netbeheerders? Acht de minister dit ook een tekortkoming van de visie? Zo ja, waarom en met welke consequenties? Zo nee, waarom niet? Op welke wijze heeft de EnergieKamer en haar voorgangers uitvoering gegeven aan haar wettelijke taak om eenmaal in de twee jaar te beoordelen of de netbeheerders in voldoende mate en op doelmatige wijze in de totale behoefte aan transportcapaciteit kunnen voorzien, aan de hand van de door de netbeheerders ingediende ramingen van de behoefte aan transportcapaciteit (onder andere Elektriciteitswet, artikel 21, lid 8)? Wat zijn de resulterende oordelen van de EnergieKamer over de laatste zes jaar, respectievelijk drie maal? Is de minister van deze oordelen op de hoogte gebracht conform artikel 22, lid 1 van de Elektriciteitswet? Hebben deze oordelen de minster tot handelen aangezet? Zo ja, tot welk handelen? Zo nee, waarom niet? Heeft de minister de Kamer geĆÆnformeerd? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet? Waarom wordt de (administratieve) congestie problematiek in randnummer 20 ānijpendā genoemd? Hoe verhoudt zich dat tot de brief van TenneT van 15 december 2008 waaruit blijkt dat in 2009 alleen een mogelijk, beperkt congestie probleem zal kunnen optreden in Noord-Nederland ten gevolge van onderhoudswerkzaamheden en de verwachting dat de wet voorrang voor duurzaam per 1 januari 2010 in werking zal zijn? Hoe beoordeelt de minister die nijpendheid in het licht van de reeds sinds 2001 respectievelijk 2005 bestaande garanties en voorrangrechten voor duurzame energie en WKK? Is invoering daarvan, door middel van de wet voorrang voor duurzaam, niet veel nijpender in het licht van het beleid uit āSchoon en Zuinigā? Waarom is volgens de NMa in randnummer 31 gebrek aan transport capaciteit relatief nieuw? Wie wordt bedoeld wanneer de NMa in randnummer 31 zegt dat āvoorheen werd geen rekening gehouden met de mogelijkheid van schaarste aan transport capaciteit op het elektriciteit netā? Hoe verhoudt zich die constatering met de meerjarige inspanningen van TenneT en andere netbeheerders om netten uit te breiden teneinde schaarste te voorkomen? Hoe verhoudt dit zich onder andere met het al in jaren 90 voorbereidde Randstad 380 project, dat in 2001 een aanvang nam? Hoe verhoudt die opmerking zich tot het door TenneT aanbieden van transport contracten met beperkende voorwaarden aan een aantal concrete partijen? (de runback contracten). Hoe leidt die door de NMa veronderstelde veronachtzaamheid tot de noodzaak van een andere afweging omtrent efficiency? Wat is het eerste moment van congestie in de verwachte congestiegebieden (kwartaal en jaartal)? Wat is de maximaal mogelijke omvang (in MWe), de maximaal mogelijke frequentie (aantal keren per jaar) en de maximaal mogelijke duur (in uren) van de congesties op het elektriciteitsnet in de periode 1 mei 2009 tot 1 januari 2011? Wat is de oorzaak van deze congestie(s)? Wordt bij de inschattingen van de minister zoals hiervoor gevraagd ook rekening gehouden met de groei van de toekomstige productie uit duurzame bronnen en hoogrenderende WKK? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet? Op welke netvlakken, uitgesplitst naar de volgende typen producenten, verwacht de minister in de komende vijf jaar congestie te weten 380, 220, 150 of 110 kV? Grote centrales op de Maasvlakte Grote centrales in de Eemshaven Windmolens / windmolenparken WKK Micro-WKK Zon-PV Wat is de verwachte omvang van daadwerkelijke fysieke congestie per type producent (zoals hierboven aangegeven) in de periode tot 1 januari 2011? Wat is het antwoord op deze vraag voor contractuele congestie? Wat is de verwachte geografische begrenzing van de reeds verwachte congestiegebieden (Maasvlakte, Noord Nederland), uitgedrukt in vierkante kilometer? Voor welke netvlakken wordt binnen deze gebieden congestie verwacht (380 kV, 220 kV, 150 kV, 110 kV etc)? In hoeverre worden de problemen op regionale netten veroorzaakt door problemen bij de afstemming tussen regionale netbeheerders en de landelijke netbeheerder? Waarom hebben regionale netbeheerders niet de beschikking over voldoende transportcapaciteit op het net van de landelijke netbeheerder? In haar advies inzake aansluit beleid van 17 december 2007 schrijft de NMa aan de minister dat āop de Maasvlakte en Eemshaven is volgens TenneT op korte termijn geen enkele capaciteit beschikbaar voor nieuwe aansluitingenā. Een aantal marktpartijen met vergevorderde investeringsplannen voor nieuwe grootschalige elektriciteitsproductie heeft dit eind 2006 bij DTe gemeld en overweegt een formele klacht hierover in te dienen. Deze marktpartijen zijn ontevreden over de wijze waarop TenneT de aansluitprocedure toepast.ā Hoe staat het nu met deze mogelijke klachten? Welke klachten zijn er? Zijn er (dreigingen van) financiĆ«le claims? Van wie en hoe groot zijn deze? Spelen die een rol bij de afwegingen van de NMa of van de minister? Zo ja, waarom en op welke wijze? Bestaande aangeslotenen stellen dat hun bestaande wettelijke rechten op transport vergaand en onacceptabel aangetast worden door de ministeriĆ«le regeling. Deelt de minister deze mening? Waarom waren bestaande rechten van bestaande aangeslotene in de brief van 20 december 2007 voor de minister wel argument om bepaalde opties uit te sluiten en wordt dit argument nu niet meer genoemd? Zijn er al, of worden deze verwacht, klachten en/of claims van bestaande aangeslotenen? Wat is uw mening over de realiseerbaarheid daarvan en waarom? Stelt u een financiĆ«le compensatie voor? Zo ja, om van welk bedrag? Zo nee, waarom niet? Hoe worden (mogelijke) claims van bestaande aangeslotenen afgewogen tegen of naast (mogelijke) claims van nieuw aan te sluiten partijen? Hoe is het effect hiervan op het wel of niet bestaan van runback beperkingen hierbij ingeschat? Wat betekent het goedkeuren van de ministeriĆ«le regeling voor de wettelijke positie van een aanvrager van transportcapaciteit die onder beperkende voorwaarden zoals runback is verleend? Wordt dat bepaald door het oorspronkelijke moment van aanvraag van transport bij de betreffende netbeheerder, de ondertekening van de transportcontracten onder beperkende voorwaarden of het moment dat de ministeriĆ«le regeling in werking is getreden? Waarop rust de bewering (onder andere randnummers 34, 51, 52) dat het opleggen van transportbeperkingen bij nieuwe aangeslotenen discriminerend zou zijn? Uit welke wetsartikelen blijkt dat? Ontslaat artikel 24, lid 2, van de Elektriciteitswet de netbeheerder niet van zijn transportverplichting indien die redelijkerwijs voor transport geen capaciteit ter beschikking heeft, zoals thans het geval lijkt? Waarom geeft de NMa de door TenneT gevraagde ontheffingen die runback mogelijk maken niet? Waarom heeft de NMa ontwerpbesluit 102690 van 6 november 2007, strekkende het verlenen van de voor runback benodigde ontheffingen, niet genomen? Op welke gronden heeft de NMA haar toenmalige, positieve, argumenten voor runback gewijzigd? Zijn daarvoor juridische argumenten? Welke zijn dat? Hoe weerleggen die de vele argumenten die de NMa zelf ten faveure van runback aanvoert? Zijn er andere argumenten of omstandigheden en zo ja welke zijn dat? Welke alternatieven, naast congestiemanagement, heeft de minister overwogen? Met welke criteria werden die beoordeeld? Indien de NMa volhardt in de weigering aan TenneT de door haar gevraagde ontheffingen voor runback te geven wat is dan de status van de door TenneT afgesloten runback contracten? Zijn die nietig? Of zijn het volwaardige contracten zonder transport beperkingen? Welke invloed heeft vervolgens het aannemen van de ministeriĆ«le regeling op de status van de runback contracten? Vervallen de beperkingen? Wordt het wegvallen van de runback beperkingen door de ministeriĆ«le regeling gelegaliseerd? Is de situatie van het opleggen van transportbeperkingen aan de door TenneT in haar brief van 15 december 2008 genoemde zes partijen omkeerbaar bij invoering van de wet voorrang voor Duurzaam? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet? In de regulering van netten wordt onderscheid gemaakt tussen aansluitingen groter dan 10 MVA, en kleiner dan 10 MVA. Artikel 27, lid 2, sub d van de Elektriciteitswet luidt als volgt ā iedere afnemer heeft het recht te worden aangesloten op het dichtstbijzijnde punt in het net met een bij zijn aansluiting behorend spanningsniveau, met dien verstande dat een afnemer die een aansluiting op het net wenst met een aansluitwaarde groter dan 10 MVA, wordt aangesloten op het dichtstbijzijnde punt in het net waar voldoende netcapaciteit beschikbaar isā. Hieruit volgt dat aansluitingen groter dan 10 MVA met het net worden verbonden op een locatie waar voldoende netcapaciteit beschikbaar is. En dus niet daar waar onvoldoende netcapaciteit is. Zou volgens de minister bij toepassing van artikel 27, lid 2, sub d van de Elektriciteitswet op aansluitingen groter dan 10 MVA niet een situatie moeten ontstaan waarbij congestie onmogelijk is? Deze worden toch immers alleen daar aangesloten waar voldoende netcapaciteit beschikbaar is? Waarom wordt dit artikel niet toegepast bij de centrales op de Maasvlakte en Eemshaven? In hoeverre kan de te verwachten congestie al opgevangen worden door TenneT door de door de NMa in haar visie omschreven meer dynamische handhaving van de enkelvoudige storingsreserve op basis van de huidige bepalingen in de wet- en regelgeving met name daar waar de NMa schrijft dat āook op dit moment de in paragraaf 5.1.1 van de Netcode genoemde middelen naar het oordeel van de NMa reeds bepaalde mogelijkheden bieden om tot een efficiĆ«ntere benutting van de bestaande capaciteit te komenā? Klopt het dat onderhoud aan het net binnen de kaders van de handhaving van de enkelvoudige storingsreserve geen transportproblemen oplevert? Is gezien het voorgaande de ministeriĆ«le regeling nodig om congestiemanagement te kunnen toepassen? Zo nee, wat zijn dan nog de expliciete voordelen van de ministeriĆ«le regeling? EU richtlijnen verplichten netbeheerders voor elektriciteit uit hernieuwbare bronnen (en van WKK op basis van de Europese WKK-richtlijn) transport en distributie te garanderen. Daarnaast moeten zij zorgen dat zulke duurzame elektriciteit voorrang heeft op, dan wel gewaarborgde toegang heeft tot het net en voorrang heeft bij ādispatchingā (transport). Waarom gaat de minister en de NMa geheel voorbij aan deze relevante en geldige Europese richtlijnen? Beseft de minister dat vanwege deze bindende EU richtlijnen de juridische context die de NMa schetst (onder andere in randnummer 23) onvolledig en (wellicht) onjuist is? Wat en wanneer denkt de minister hieraan tijdig te doen? Waarom geeft de minister aan dat zij de bevoegdheid heeft om regels te stellen over congestie management in een ministeriĆ«le regeling, nu over dit belangrijke onderwerp in de wet zelf niets geregeld is? Is het volgens de minister niet noodzakelijk eerst artikel 31 van de Elektriciteitswet aan te passen, zodat het parlement, door goedkeuring van deze wetswijziging, aan haar bevoegdheid toekomt om een wettelijke grondslag te bieden om regels te stellen op basis van artikel 26b van de Elektriciteitswet? Zo nee, waarom niet? Hoe voorkomt de minister dat bij de invoering van congestiemanagement de netbeheerders bij klant A verwijst naar artikel 27, lid 2, sub d met de opmerking dat alleen een aansluiting gemaakt wordt daar waar voldoende netcapaciteit beschikbaar is, en bij klant B een aansluiting maakt op een locatie waar niet voldoende netcapaciteit beschikbaar is, in combinatie met congestiemanagement? Hoe gaat de minister discriminatie tussen klant A en klant B voorkomen? Kan de minister bij invoering van congestiemanagement voorkomen dat netbeheerders zich bij klanten groter dan 10 MVA (zowel producenten als afnemers) beroepen op artikel 27, lid 2, sub d? Waarom gaat de NMa bij behandeling van het ājuridisch kaderā in paragraaf IV.2 van haar Visiedocument niet in op het relevante reguleringskader dat volgt uit artikel 27 lid 2 sub d van de Elektriciteitswet? Uitgangspunt van de Elektriciteitswet is dat er voldoende netcapaciteit beschikbaar is voor transport en aansluiting voor eenieder die daarom vraagt. Indien, na inzet van alle beschikbare middelen, onvoldoende transportcapaciteit beschikbaar is, wordt een transportbeperking opgelegd door de netbeheerder, zoals de NMa in randnummer 41 beargumenteert. Hoe verhoudt zich dit met hetgeen over non-discriminatie gesteld wordt in onder meer randnummer 51? Acht de minister de huidige Elektriciteitswet nog adequaat voor de thans ontstane (markt-)situatie die de NMa in randnummers 31 en 39 noemt? Zo ja waarom? Zo nee, wat zijn de mancoās en acties tot herstel? Hoe beoordelen de NMa en de minister het remmend effect dat de sterk verhoogde en uitgebreide plichten tot informatielevering en het beschikbaar stellen van reservecapaciteit zal hebben op de gewenste ontwikkeling van kleinschalige en decentrale energie opwekking? Betekent de stelling van de NMa in haar zienswijze dat āalle partijen toegang dienen te krijgen tot het net, totdat het punt is bereikt waarop het net ook met inzet van de beschikbare middelen in de bedrijfsvoering niet meer binnen de gestelde eisen kan worden bedrevenā dat ook toepassing van congestiemanagement haar grenzen heeft en dus dat de wettelijke positie van een aanvrager van transportcapaciteit van groot belang is voor die betreffende aanvragers? Wat bedoelt de minister in concrete zin met de bepaling in de ministeriĆ«le regeling dat āpartijen aangesproken kunnen worden op hun verantwoordelijkheidā als het gaat om het naleven van ingediende transportprognoses door aangeslotenen in een congestiegebied? Leidt het niet naleven van transportprognoses na invoering van de ministeriĆ«le regeling tot boetes of andere kosten voor aangeslotenen? Zo ja, hoe hoog zijn die boetes en kosten? Waar doelt de NMa op als zij schrijft dat bestaande aangeslotenen steeds meer onzekerheden ondervinden bij het verkrijgen van toegang tot het net en tot transportcapaciteit? Wat is de maximale omvang van de verwachte congestie in de komende vijf jaar, uitgedrukt in MW per congestiegebied? Wat is de maximale tijdsduur van de congestie per jaar in de komende vijf jaar, uitgedrukt in uren per jaar per congestiegebied? Wat is in de komende vijf jaar, per jaar, het maximale prijsverschil tussen de prijs die betaald wordt om buiten het congestiegebied productie op te regelen en ontvangen wordt om binnen het congestiegebied eenheden af te regelen, uitgedrukt in ā¬/MWh? Wat zijn op basis van de antwoorden op deze vragen (omvang, tijdsduur en prijzen) de komende vijf jaar, per jaar, de maximale kosten van congestiemanagement per congestiegebied? Wat is het verschil in waarde (ā¬/jaar) voor grote producenten tussen oplossing A waarbij zij voor hun centrales vaste transportrechten krijgen en oplossing B waarbij zij voor een tijdelijke periode (totdat er voldoende transportcapaciteit is) een runback contract krijgen? Kan de minister met een berekening aangeven hoe dit zou kunnen uitpakken voor een hypothetische producent die nu op de Maasvlakte of Eemshaven een runback contract heeft? Waarop doelt de NMa zij schrijft dat ābinnen congestiegebieden andere regels gelden dan in de rest van Nederlandā en āde invloed op de markt wordt daarmee beperkt tot deze gebiedenā? Wordt de elektriciteitsmarkt met deze ministeriĆ«le regeling in verschillende delen opgedeeld? Waarop doelt de NMa als zij schrijft dat āmet de ministeriĆ«le regeling naast de grootschalige productie ook de kleinschalige producenten in de regionale netten kunnen worden aangeslotenā? In hoeverre kan de ministeriĆ«le regeling een bijdrage leveren aan congestieproblemen in regionale netten op midden- en laagspanningsniveau? In haar aanbiedingsbrief van 29 december 2009 spreekt de NMa van haar voornemen het Visiedocument vast te stellen. Is dit dan niet gebeurd? Wat is de status van het visiedocument nu? Is het de taak van de NMa om wet- en regelgeving te interpreteren? Op welke wettelijke taak van de NMa rust zoān interpretatie? Wat is status dan wel rechtskracht van de visie van de NMa? Hoe verhoudt zich dat tot interpretatie en toetsing door de rechter? Is de landsadvocaat geraadpleegd en zo ja, wat is zijn mening? Wat is de mening van de minister over de visie van de NMa? Worden alle punten van de visie onderschreven? Is de visie van de NMa evenwichtig? Welke belangen, naast die van netbeheerders, zijn gewogen? Hoe is die afweging gemaakt? Zijn bestaande en potentiĆ«le aangeslotenen geraadpleegd? Is hun mening over een conceptvisie gevraagd? Zo ja, wat was hun mening? Zo nee, waarom werd die mening niet gevraagd? Waarom refereert de NMa in haar visie niet Ć©Ć©n maal aan ingebrachte relevante standpunten en brieven van bijvoorbeeld TenneT of anderen? Heeft de minister de minister van VROM geconsulteerd? Wat is haar mening over de NMa visie, de ministeriĆ«le regeling en de thans ontstane situatie? Komen alle bepalingen in de ministeriĆ«le regeling volledig te vervallen en worden deze vervangen door nieuwe bepalingen in de nieuwe ministeriĆ«le regeling waarbij de Kamer te zijner tijd volledig de ruimte heeft voor een nieuwe invulling? Zo nee, welke bepalingen in de nu voorgehangen ministeriĆ«le regeling blijven volledig en onverminderd van kracht in de nieuwe ministeriĆ«le regeling? Waar wordt dit door veroorzaakt? Hoe verhoudt zich dit tot de passage in de toelichting bij de ministeriĆ«le regeling waar de minister schrijft dat āde verplichtingen in de ministeriĆ«le regeling voor bestaande producenten, die deze producenten overigens ook krijgen bij het systeem van congestiemanagement dat nodig is om duurzame elektriciteit met voorrang te transporteren, in goede verhouding staan tot de transportmogelijkheden die door de ministeriĆ«le regeling aan nieuwe producenten worden gebodenā? Fractie van de VVD De leden van de fractie van de VVD leggen de minister de volgende vragen voor: Waarom heeft de NMa tot op heden geen ontheffing verleend voor de zogenaamde runback contracten? Waarom heeft het zo lang geduurd en zal de NMa alsnog tot ontheffing overgaan? Wat zijn de juridische consequenties van het niet verlenen van ontheffing door de NMa, bijvoorbeeld als het gaat om claims van partijen met een runback contract? Wat zijn de juridische risicoās van de voorliggende ministeriĆ«le regeling, bijvoorbeeld als het gaat om claims van partijen die al een aansluiting op het net hebben onder de huidige condities? Is het mogelijk om een vorm van congestiemanagement in te voeren waarbij partijen ongelijke contractvormen hebben, de Ć©Ć©n bijvoorbeeld een runback contract en de ander een volwaardig contract? Waarom is dit wel of niet mogelijk? Indien een vorm van congestiemanagement met ongelijke contractvormen mogelijk is, is het dan zo dat alle partijen die nu nog geen contract voor aansluiting op het netwerk hebben per definitie een runback contract dienen te krijgen omdat anders de partijen die nu een runback contract hebben vanuit juridisch oogpunt onjuist behandeld worden en dus grote claims kunnen indienen? Waar in de huidige regelgeving zitten precies de belemmeringen waardoor het niet mogelijk is om effectiever gebruik te maken van het netwerk? Welke partijen kunnen tot de inwerkingtreding van de wet āvoorrang duurzaamā naar verwachting wel op het netwerk aangesloten worden terwijl ze dat niet kunnen als de voorliggende ministeriĆ«le regeling niet wordt goedgekeurd? Welke impact heeft het eventueel niet goedkeuren van de ministeriĆ«le regeling op andere partijen die ook in de wacht rij staan of een run back contract hebben? Treden er voor partijen die nu in de wacht rij staan op enigerlei wijze voordelen op als de ministeriĆ«le regeling op dit moment, dus los van de wet āvoorrang duurzaamā wordt goedgekeurd? Zo ja, welke voordelen zijn dat? Zo nee, kunt u dat onderbouwen? Wat is het maximale productievermogen dat op het netwerk kan worden aangesloten bij een goed werkend systeem van congestiemanagement? Momenteel is dat minder dan 100% van de netwerkcapaciteit, waar ligt het omslagpunt als we de ministeriĆ«le regeling goedkeuren; 120%, 140%, 200% of iets anders? Hoeveel extra productiecapaciteit verwacht de minister dat door de ministeriĆ«le regeling op het netwerk aangesloten zal worden en hoeveel netwerkcapaciteit blijft er dan nog beschikbaar voor nieuwe aanbieders tot 2012, 2015 en 2020? Fractie van de ChristenUnie Aangezien gezamenlijke behandeling van de ministeriĆ«le regeling en de wet voorrang voor duurzaam voor de hand ligt, vraagt de fractie van de ChristenUnie naar de urgentie van de invoering van de ministeriĆ«le regeling. Daarbij wordt rekening gehouden met de ingangsdatum van de wet voorrang voor duurzaam op 1 januari 2010. Wat is de verwachte omvang van de fysieke congestie en de door de NMa geschetste contractuele congestie op korte en lange termijn? In welke gebieden wordt nog in 2009 congestie verwacht? In welke gebieden treedt nog in 2009 capaciteitsschaarste op het net op in verband met nieuw toetredende partijen? Er bestaat nog onduidelijkheid over de kosten en baten van het invoeren van een systeem van congestiemanagement. Met name is de vraag interessant in hoeverre de verwachte voordelen van toegenomen concurrentie op de markt opwegen tegen de kosten van congestiemanagement. De fractie van de ChristenUnie vraagt van de minister een onderbouwde inschatting van de kosten en baten van het invoeren van de ministeriĆ«le regeling, zowel op korte als op lange termijn. Daarbij is het van belang ook rekening te houden met te verwachten voor- en nadelen voor de consument. Het Gebruikersplatform Elektriciteitsnetten heeft een voorstel gedaan voor een wijziging van de Technische Codes ten behoeve van congestiemanagement, aangereikt door EnergieNed. Op basis van dit voorstel zal een wijzigingsvoorstel voor de Technische Codes worden opgesteld en aan de Energiekamer worden aangereikt. Ook de NMa wijst op een meer dynamische handhaving van de enkelvoudige reserve. Het is volgens de marktpartijen kennelijk ook zonder de ministeriĆ«le regeling mogelijk om een systeem van congestiemanagement in te voeren. De fractie van de ChristenUnie wil graag een reactie van de minister op dit alternatief. Wat is de status van de huidige runback contracten? Wat zou het invoeren van de ministeriĆ«le regeling tot gevolg hebben voor de huidige runback contracten? Hoe worden transportbeperkingen voor niet-duurzame producenten na invoering van de wet voorrang voor duurzaam vastgelegd? Tot welke juridische consequenties kan het eventueel niet doorzetten van de ministeriĆ«le regeling leiden? Welke juridische consequenties verwacht de minister na invoering van de ministeriĆ«le regeling? Hoe kijkt de minister aan tegen het standpunt van bestaande aangeslotenen dat hun bestaande wettelijke rechten op transport worden aangetast? Welk claimgedrag verwacht de minister? Welke afweging is er tussen mogelijke claims van bestaande aangeslotenen tegenover mogelijke claims van nieuwkomers? Hoe groot is de kans dat financiĆ«le compensatie moet worden gegeven en zijn er al dreigingen van financiĆ«le claims? Een goed werkend systeem van congestiemanagement functioneert niet zonder scherp toezicht en controle. Hoe wordt misbruik in het systeem van congestiemanagement voorkomen? Hoe wordt bijvoorbeeld voorkomen dat aangeslotenen gaan āgamenā door met opzet te hoge prognoses aan de netbeheerder door te geven? Aan de andere kant bestaat er een risico voor aangeslotenen op aansprakelijkheid bij congestieschade. Wat betekent dit voor met name de kleinere aangeslotenen? Wat betekent de toegenomen plicht om prognoses te leveren voor de administratieve lasten van de kleinschalige energieopwekking? De NMa en ook de minister geven aan dat investeren de hoofdlijn moet zijn. Voor die investeringen moeten wel middelen beschikbaar zijn. Op welke wijze worden de netbeheerders financieel in staat gesteld om de investeringen te plegen, met als doel om (onder meer duurzame) energieopwekking van capaciteit te voorzien? Wanneer wordt de in het Energierapport aangekondigde en daarna herhaalde toezegging van de minister inzake de āheroverweging van het reguleringskaderā gestart om te komen tot een structurele oplossing? In het verlengde van de voorgaande vraag is het belangrijk dat de minister een langetermijnvisie geeft op capaciteitsuitbreiding voor transport van elektriciteit en op congestiemanagement. De NMa stelt dat alle partijen toegang dienen te krijgen op het net, totdat de grenzen van beschikbare middelen zijn bereikt. Wanneer houdt het bijbouwen van infrastructuur en het daarbij toepassen van congestiemanagement op? Hoe ver gaan we met het voor honderden miljoenen euroās netten bouwen en met congestie managen? Hoe wordt tot de invoering van de wet voorrang voor duurzaam gegarandeerd dat deze duurzame energie voorrang op āgrijsā heeft? Betekent voorrang voor duurzaam in het wetsvoorstel zowel voorrang voor duurzaam bij transport, alsook voorrang voor duurzaam bij aansluiten? Fractie van de SGP De fractie van de SGP heeft met belangstelling kennisgenomen van het visiedocument van de NMa over transportschaarste. Naar aanleiding van dit visiedocument en de opstelling van de minister is deze fractie benieuwd naar de mening van de minister over de inbreng van de NMa en willen zij nog enkele vragen voorleggen. De fractie van de SGP hecht grote waarde aan het stimuleren van duurzame energieproductie. Een belangrijk deel van de duurzame elektriciteitsproductie (āgroenā) gebeurt decentraal en op kleine schaal, bijvoorbeeld middels WKK en windmolens. Bestaande en nieuwe producenten die opteren voor duurzame elektriciteitsproductie moeten zo min mogelijk hinder ondervinden van congestie op het net en voorrang krijgen op producenten van grijze stroom. Dit is in lijn met de EU-richtlijnen voor duurzame energie en WKK, al van kracht zijn. Deze richtlijnen zullen middels het wetsvoorstel āvoorrang voor duurzaamā in de Nederlandse wetgeving geĆÆmplementeerd worden. Met de voorgestelde wijziging van de āRegeling inzake tariefstructuren en voorwaarden electriciteitā worden enkele onomkeerbare stappen gezet, voordat het genoemde wetsvoorstel in behandeling is genomen. De NMa bevestigt dit in haar visiedocument. Naar de mening van de leden van de SGP-fractie wordt hiermee afbreuk gedaan aan met name de positie van bestaande decentrale elektriciteitsproducenten. De ministeriĆ«le regeling legt verplichtingen en risicoās op aan producenten en afnemers in congestiegebieden, als bijvoorbeeld het verplicht naleven van transportprognoses, die onevenredig neerslaan bij kleine en duurzame producenten. De leden vrezen dat de ministeriĆ«le regeling duurzame en decentrale energieopwekking daarom belemmert in plaats van stimuleert. De leden van de SGP-fractie pleiten daarom voor het gelijktijdig en in samenhang behandelen van de voorgestelde ministeriĆ«le regeling en het wetsvoorstel āvoorrang voor duurzaamā. Indien minister en Kamer een andere route kiezen, vragen de leden of het mogelijk is om kleine en duurzame elektriciteitsproducenten uit te zonderen van enkele voor hen zwaarwegende verplichtingen in de ministeriĆ«le regeling. Hoewel de NMa in haar visiedocument herhaaldelijk wijst op het non-discriminatie beginsel in de Elektriciteitswet, willen de leden van de SGP-fractie wijzen op de genoemde EU-richtlijnen, die ook van kracht zijn, waarin duurzame elektriciteitsproductie een voorrangspositie heeft gekregen. Indien de minister de genoemde vrijstelling onwenselijk acht, vragen de leden of de minister bereid is financiĆ«le compensatie te bieden. Verwacht zij claims van bestaande aangeslotenen, omdat deze in hun bestaande wettelijke rechten op transport aangetast worden? De NMa geeft in haar visiedocument aan dat door omvangrijke investeringen in productiecapaciteit van elektriciteit in enkele gevallen onvoldoende transportcapaciteit beschikbaar is op het regionale net. Hierbij wordt gedoeld op de Maasvlakte, het Westland en Noord-Nederland. Daarnaast geeft zij aan dat de toename van decentrale productie er in bepaalde regionale netten voor zorgt dat de productie groter wordt dan de afname, terwijl transport over het landelijke net niet mogelijk is vanwege capaciteitsproblemen. De leden van de SGP-fractie vragen hoe groot de laatst genoemde problematiek is. Om welke gebieden met toenemende decentrale productie gaat het hier? In hoeverre worden de problemen op de regionale netten veroorzaakt door problemen bij de afstemming tussen regionale netbeheerders en de landelijke netbeheerder? De leden vragen hierbij in hoeverre de ministeriĆ«le regeling een bijdrage kan leveren aan congestieproblemen in regionale netten op midden- en laagspanningsniveau. De leden van de SGP-fractie hebben voorts enkele vragen over de visie van de NMa op de runback contracten. Waarom geeft de NMa de door TenneT gevraagde ontheffingen die runback contracten mogelijk maken niet? Waarom heeft de NMa ontwerpbesluit 102690 van 6 november 2007 niet genomen? In dit ontwerpbesluit werden genoemde ontheffingen wel verleend. Op welke gronden heeft de NMa haar toenmalige positieve argumenten voor runback contracten gewijzigd? Hoe weegt de minister de juridische argumenten die hier in het geding zijn? Zijn er andere argumenten of omstandigheden? Zo ja, welke? Wat is nu de status van de door TenneT afgesloten runback contracten? Worden het volwaardige contracten zonder transportbeperkingen? Welke invloed heeft de ministeriĆ«le regeling vervolgens op de status van de runback contracten? Vervallen de beperkingen? Is de situatie van het opleggen van transportbeperkingen in de afgesloten runback contracten omkeerbaar bij invoering van de wet āvoorrang voor duurzaamā? Artikel 27, lid 2, sub d van de Elektriciteitswet maakt ten aanzien van de regulering van netten onderscheid tussen aansluitingen groter dan 10 MVA en kleiner dan 10 MVA. Uit dit artikel volgt dat aansluitingen groter dan 10 MVA met het net worden verbonden op een locatie waar voldoende netcapaciteit beschikbaar is, en niet waar onvoldoende netcapaciteit is. Erkent de minister met de leden van de SGP-fractie dat van congestie in dat geval geen sprake kan zijn? Waarom wordt dit artikel niet toegepast bij de centrales op de Maasvlakte en de Eemshaven? De NMa geeft in haar visiedocument aan dat āook op dit moment de in paragraaf 5.1.1 van de Netcode genoemde middelen naar het oordeel van de NMa reeds bepaalde mogelijkheden bieden om tot een efficiĆ«ntere benutting van de bestaande capaciteit te komenā. In hoeverre kan de te verwachten congestie op deze wijze opgevangen worden? Is de ministeriĆ«le regeling nog noodzakelijk om op korte termijn congestiemanagement te kunnen toepassen? Zo ja, waarom? De leden van de SGP-fractie vragen wat de minister bedoelt met de in de ministeriĆ«le regeling opgenomen bepaling dat āpartijen aangesproken kunnen worden op hun verantwoordelijkheidā als het gaat om het naleven van ingediende transportprognoses door aangeslotenen in een congestiegebied. Welke consequenties heeft het niet naleven van deze prognoses? Leidt het niet naleven van transportprognoses na invoering van de ministeriĆ«le regeling tot boetes of andere kosten voor aangeslotenen? REACTIE VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN De voorzitter van de commissie, Tichelaar De griffier van de commissie, Franke PAGE PAGE 12