Het gebrek aan kennis over effectiviteit van de behandelingen in de jeugdzorg en de justitiële Jeugdinrichtingen
Schriftelijke vragen
Nummer: 2009D06428, datum: 2009-02-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: I. Dezentjé Hamming-Bluemink, Tweede Kamerlid (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van zaak 2009Z02519:
- Gericht aan: A. Rouvoet, minister voor Jeugd en Gezin
- Gericht aan: N. Albayrak, staatssecretaris van Justitie
- Indiener: I. Dezentjé Hamming-Bluemink, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
2009Z02519 / 2080913320 Vragen van het lid Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD) aan de staatssecretaris van Justitie en de minister voor Jeugd en Gezin over het gebrek aan kennis over effectiviteit van de behandelingen in de jeugdzorg en de justitiële Jeugdinrichtingen. (Ingezonden 13 februari 2009) 1 Herinnert u zich uw antwoord op schriftelijke vragen waarin u mededeelt dat de onderzoekspopulatie relatief klein is in vergelijking met bijvoorbeeld die in onderzoeken in de medische sector? Hoe komt u aan die cijfers en kunt u die cijfers inzichtelijk maken? 1) 2 Verstaat u onder erkende gedragsinterventies, die interventies waaraan wetenschappelijk onderzoek vooraf is gegaan en waarvan daadwerkelijk is gebleken dat de aanpak in de praktijk bewezen effectief is? Zo ja, waarom is dit dan van geen enkele van de erkende interventies voor residentiële justitiële jeugdbehandelingen en zelfs ook de gesloten jeugdzorg het geval? 3 Deelt u de mening dat een gedragsmaatregel slechts van nut is als de gedragsinterventies bewezen effectief zijn? 4 Waarom mag er dan, zoals uit uw antwoord blijkt, van erkende gedragsinterventies slechts ‘verwacht’ worden dat zij recidive verminderen of voorkomen? 5 Van hoeveel erkende interventies heeft er evaluatieonderzoek plaatsgevonden? Van hoeveel van die evaluatieonderzoeken is gebleken dat de interventie in praktijk daadwerkelijk bewezen effectief is? 6 Hoe rijmt u de bewering dat de 80 interventies in de databank van het Nederlands Jeugdinstituut effectief zijn terwijl er van minder dan één op de tien behandelingen in de jeugdzorginstellingen en in de Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI’s) bekend is of de aanpak effectief is? 7 Hoe kan het dat van minder dan één op de tien behandelingen de effectiviteit van de aanpak bekend is, terwijl er een Erkenningscommissie is die de effectiviteit van gedragsprogramma’s en behandelingen beoordeelt? 8 Van welke buitenlandse onderzoeken maakt de Erkenningscommissie gebruik? Hoe bent u ervan verzekerd dat de informatie uit die onderzoeken ook op onze populatie en binnen ons systeem van toepassing is? 9 Hoeveel van de 33 miljoen euro die ZonMw voor onderzoek heeft ontvangen, is beschikbaar gesteld voor de forensische en de gesloten jeugdzorgpopulatie? 10 Waarom laat u de onderzoeken niet faciliteren door geschikte behandelinginrichtingen die al een onderzoeksafdeling bezitten, zoals Justitiële Jeugdinrichting Het Keerpunt en gesloten jeugdzorginstelling Icarus? 11 Welke wetenschappelijke onderzoeken op het gebied van de strafrechtelijke interventies heeft het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) tot nu toe heeft gepubliceerd? 12 Hoe verklaart u dat 400.000 euro voor onderzoek naar effectieve interventies voor jongeren voldoende is, gezien het feit dat één assistent in opleiding 50.000 euro per jaar kost? 13 Er is oplopend tot 2013, 48 miljoen aan de justitiebegroting toegevoegd in het kader van de verbeterplannen van de Justitiële Jeugdinrichtingen. Wie bepaalt hoe de gelden worden besteed die binnen de justitiebegroting oplopend tot 48 miljoen in 2003 zijn vrijgemaakt voor de verbetermaatregelen binnen de Justitiële Jeugdinrichtingen? 14 Bent u bereid de vragen uiterlijk 3 maart om 12.00 uur te beantwoorden in verband met het algemeen overleg van Justitiële Jeugdinrichtingen op 4 maart 2009? 1) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008-2009, nr. 1417