Antwoord op vragen van het lid Biskop inzake vragen over het effect van ‘Nijntje-taal’ op zwakke lezers
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2009D08240, datum: 2009-02-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2009Z01941:
- Gericht aan: J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Indiener: J.J.G.M. Biskop, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Hierbij zend ik u, het antwoord op de vragen van het Kamerlid Biskop (CDA) van uw Kamer inzake vragen over het effect van ‘Nijntje-taal’ op zwakke lezers (Ingezonden 5 februari 2009). De vragen werden mij toegezonden bij uw bovenaangehaalde brief met kenmerk 2009Z01941/2080912220 De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart Antwoorden op de schriftelijke vragen van het Kamerlid Biskop (CDA) van de Tweede Kamer der Staten-Generaal aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ingezonden d.d.05-02-2009, kenmerk 2009Z01941/2080912220) Vraag: Bent u bekend met het artikel ‘Nijntje-taal voor vmbo blijkt juist onbegrijpelijk’ en het dissertatieonderzoek ‘Zwakke lezers, sterke teksten’ , waar in het artikel aan gerefereerd wordt? Antwoord: Ik heb kennisgenomen van het recent gepubliceerde resultaat van het experimentele leesonderzoek en het betreffende proefschrift. Vraag: Deelt u de mening van de onderzoeker dat de taal in de boeken voor vmbo-leerlingen te gemakkelijk is en averechts werkt? Antwoord: Uit het onderzoek zijn een aantal stijlkenmerken van teksten in lesboeken naar voren gekomen, die bijdragen aan een optimaal tekstbegrip en tekstwaardering van een grote groep vmbo-ers. De richtlijnen die de betreffende taalwetenschapster heeft ontwikkeld, kunnen benut worden voor het bevorderen van tekstbegrip en tekstwaardering van de leerlingen. Ik ben van mening dat dit soort bevindingen bijdraagt aan de permanente verbetering van lesmaterialen door de uitgeverijen en wellicht ook een positieve rol kan spelen bij het keuzeproces van scholen voor studieboeken. Tegelijkertijd wordt ook geconstateerd dat de onderlinge verschillen tussen vmbo-ers groot zijn en dat het daardoor bijna onmogelijk is om tekstboeken te schrijven die voor alle leerlingen geschikt zijn. Ik ga ervan uit dat de bevindingen beoordeeld en zo mogelijk ook benut worden door de Uitgeverijen om de bestaande tekstboeken te verbeteren. Binnenkort heb ik overleg met de Gemeenschappelijke Uitgeverijen en zal ik de resultaten van dit onderzoek onder de aandacht brengen van de uitgeverijen. 3. Vraag: Indien dit het geval is, wat betekent dit voor de doelstelling om doorlopende leerlijnen taal in het onderwijs te realiseren? Antwoord: De constateringen van de onderzoekster geven aan dat er mogelijkheden in het onderwijs zijn om te komen tot verbeteringen van het taalonderwijs en dat er ook mogelijkheden zijn om vanuit een doorlopende leerlijn taal het onderwijs te verbeteren. Ik ben voornemens vijf pilots te starten in het primair – en voortgezet onderwijs met als doel het optimaliseren van een doorlopende leerlijn taal. In de pilots worden uiteraard deze en andere relevante onderzoeksresultaten benut. 4. Vraag: Indien u niet de mening deelt zoals weegegeven in vraag 2, op welke wijze kunt u dit onderbouwen en bent u bereid om samen met het veld en de uitgevers nader onderzoek in te stellen naar de effecten van lesmateriaal op de doorlopende leerlijnen van vmbo-leerlingen op het gebied van taal? Antwoord: Zie mijn antwoord op vraag 2 5. Vraag: Bent u bereid in overleg met het veld en uitgevers te waarborgen dat het lesmateriaal voor vmbo-leerlingen niet bijdraagt aan een achterstand op de doorlopende taalontwikkeling? Zo ja, op welke wijze gaat u dit waarborgen? Zo nee, kunt u motiveren waarom niet? Antwoord: Zoals ik reeds heb aangegeven zal ik de Gemeenschappelijke Uitgeverijen binnenkort attenderen op dit onderzoek. Het is echter niet mijn taak de ontwikkeling, de vorm en of de inhoud van studieboeken en lesmaterialen te sturen en of te controleren. De door u gevraagde waarborg kan ik dan ook niet geven. Wel ben ik ervan overtuigd dat de professionals in de scholen zeer goed in staat zijn om adequaat en passende onderwijsmateriaal te kiezen voor hun leerlingen. Het is aan de uitgeverijen om tegemoet te komen aan de kwalitatieve vragen van scholen en zorg te dragen voor de verwerking van nieuwe pedagogische en didactische inzichten in hun materialen. blad PAGE 3 / NUMPAGES 3 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70 - 4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl Den Haag DOCPROPERTY _onskenmerk Ons kenmerk DOCPROPERTY onskenmerk vo/ok 102376 DOCPROPERTY _uwbriefvan Uw brief van DOCPROPERTY uwbriefvan 9 februari 2009 DOCPROPERTY _uwkenmerk Uw kenmerk DOCPROPERTY uwkenmerk 2009z01941/2080912220 23 februari 2009 Onderwerp DOCPROPERTY _bijlagen DOCPROPERTY bijlagen DOCPROPERTY onderwerp Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70-4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl DOCPROPERTY adres De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag DOCPROPERTY docnr OCW 11446