[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van de leden Poppe en Eijsink over wachtdelicten in Afghanistan

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2009D09197, datum: 2009-02-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2009Z00252:

Onderdeel van zaak 2009Z00300:

Preview document (🔗 origineel)


Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Justitie, de antwoorden
aan op de vragen van de leden Poppe (SP) en Eijsink (PvdA) over
wachtdelicten in Afghanistan (nr. 2009Z00252 / 2080909270 en nr.
2009Z00300 / 2080909340, ingezonden 12 en 13 februari 2009).

DE MINISTER VAN DEFENSIE



E. van Middelkoop



Vragen van het lid Poppe (SP) aan de minister van Defensie over
wachtincidenten door hoge werkdruk in Uruzgan (ingezonden 12 januari
2009 met kenmerk 2009Z00252 / 2080909270).

 

1

Kent u het bericht "Door werkdruk niet wakker tijdens wacht"? 1) Kloppen
de gestelde gegevens? 

Het bericht is bekend. Inderdaad wordt een militair vervolgd voor slapen
tijdens een 24-uurs wachtdienst ten behoeve van de bewaking van een
detainee. 

2

Hoe vaak komen zulke wachtincidenten voor, en in welke perioden? 

Wachtincidenten komen met wisselende frequentie voor, gemiddeld enkele
malen per jaar.

Zie voor uitgebreidere cijfers en informatie over de afdoening het
antwoord op vraag 2 van het Lid Eijsink (d.d. 13 januari 2009, nummer
2009Z00300 / 2080909340).

3

Is het waar dat er in Uruzgan wachtroosters van 24 uur worden gemaakt
waardoor personeel 24-uursdiensten moeten draaien zelfs als ze al 24 uur
in touw zijn? 

EĂ©nmalig is, als gevolg van een op dat moment krappe personele
bezetting van de eenheid, een 24-uursdienst ingesteld. De betrokken
militairen waren de enige aanwezige functionarissen die voor de hun
opgelegde taak waren opgeleid. Het instellen van de 24-uursdienst betrof
een tijdelijke maatregel. Voorafgaand aan de ingestelde 24-uursdienst is
voor het betrokken personeel een rustperiode in acht genomen. 

4

Hoeveel militairen hebben tijdens de missie in Uruzgan wachten van 24
uur moeten draaien? 

Vier militairen hebben een 24-uurs wachtdienst verricht. 

5

Acht u wachtroosters van 24 uur onder gevaarlijke en vermoeiende
omstandigheden verantwoord? 

6

Was u op de hoogte van de 24-uurs wachtroosters? Zo ja, wat heeft u
gedaan om dit te voorkomen? 

7

Acht u 24-uurs wachtroosters in gevaarlijke omstandigheden passen bij
een professioneel leger? Zo nee, is een dergelijke onverantwoorde
werkdruk na deze vragen afgelopen? Zo nee, waarom niet? 

9

Is een dergelijk onverantwoord 24-uurs wachtrooster geen
verantwoordelijkheid van de militaire leiding? Zo ja, welke maatregelen
worden er, of zijn er tegen de militaire leiding genomen? Zo nee, waarom
niet?

12

Zijn de in het artikel vermelde werkomstandigheden u bekend? Zo ja, wat
gaat u hieraan doen?

De commandant ter plaatse maakt onder operationele omstandigheden de
afweging tussen het belang van de uitvoering van de verschillende taken
en de belasting voor het personeel. Daarbij wordt ook de uitvoering op
langere termijn betrokken. De 24-uursdienst betrof in dit geval een
eenmalige en tijdelijke maatregel. 

8

Is het militairen volledig aan te rekenen als ze onder een dergelijk
wachtrooster in slaap sukkelen? Zo ja, waarom? 

Of een feit een militair is aan te rekenen, wordt van geval tot geval
beoordeeld.

10

Is er naar aanleiding van een wachtincident om deze reden oneervol
ontslag verleent? Zo ja, beseft u welk een impact en belemmering zo'n
maatregel kan hebben op de carriĂšremogelijkheden van betrokkene
zeker wanneer zulke wachtincidenten zo makkelijk plaatsvinden?

Er zijn geen gevallen bekend van oneervol ontslag naar aanleiding van
een wachtincident. 

11

Kent u het bericht "Nachtmerrie van 15 maanden na kort tukje"? 2)
Kloppen de gestelde gegevens? 

Het bericht is bekend. Een onderofficier is vrijgesproken ten aanzien
van een wachtdelict. Het is niet waar dat repatriëring onderdeel is van
een standaardstraf voor een wachtdelict.

13

Vindt u het niet vreemd dat een wachtcommandant na een wachtincident
vervolgens zijn wacht hervat, vervolgens op patrouille gaat, en daarna
pas wordt aangeklaagd? Vindt u het niet vreemd dat na de aanklacht en
zending naar een ander kamp deze militair vervolgens aansluit bij andere
eenheden en ook daarmee op patrouille gaat, en daarna pas wordt
gerepatrieerd (waardoor hij uitzendvergoeding mis loopt), en vervolgens
in Nederland wordt voorgeleid aan het Openbaar Ministerie?

De strafrechtelijke afdoening van een wachtdelict staat los van de
beslissing van de commandant om een militair al dan niet te
repatriëren. Een militair die wordt verdacht van het plegen van een
wachtdelict kan worden ingezet voor verdere werkzaamheden in het
missiegebied. Het is aan de commandant om te bepalen of de betrokken
militair bepaalde taken in het uitzendgebied kan uitvoeren. De
commandant hoeft met het nemen van eventuele rechtspositionele
maatregelen het verloop van het strafrechtelijke traject niet af te
wachten.

De commandant ter plaatse heeft het desbetreffende incident gemeld aan
de Koninklijke Marechaussee en heeft geoordeeld dat er geen extra risico
werd gelopen indien deze persoon niet op non-actief werd gesteld. Ik heb
geen reden dit oordeel in twijfel te trekken. 

14

Bent u van mening dat het repatriëren, en het in feite uit de groep
halen na een wachtincident, een onnodige maatregel is wanneer na een
rechtszaak in Nederland een taakstraf wordt opgelegd, die ook in het
missiegebied had kunnen worden opgelegd en uitgevoerd door de militaire
leiding en marechaussee conform het tuchtrecht?

Het voltooien van een taakstraf ter voorkoming van verdere
strafvervolging vindt na terugkeer van de militair in Nederland plaats.
Het tenuitvoerleggen van een taakstraf, het uitvoeren van onbetaalde
arbeid ten algemenen nutte, is niet praktisch of zinvol in het
missiegebied. 

Tegen tuchtrechtelijke afdoening van een wachtdelict door de commandant
bestaat in algemene zin geen bezwaar. Indien sprake is van een
wachtdelict in het uitzendgebied is al snel sprake van een strafbaar
feit, daar er op grond van de gedraging veelal sprake is van het
zogenaamde ‘gevaarscriterium’ als bedoeld in de artikelen 107 en 108
van het Wetboek Militair Strafrecht  Het ‘gevaarscriterium’ doet
zich voor indien:

schade ontstaat of te duchten is voor de gereedheid tot het
daadwerkelijk uitvoeren van een operatie; of

levensgevaar voor een ander ontstaat of is te duchten; of

gevaar voor goederen ontstaat of is te duchten.

Is aan het ‘gevaarscriterium’ voldaan, dan is de commandant
wettelijk verplicht om aangifte te doen van dit strafbaar feit en is
tuchtrechtelijke afdoening niet mogelijk.

15

Bent u, van mening dat het direct opleggen en uitvoeren van straffen in
het uitzendgebied er voor kan zorgen dat militairen minder gefrustreerd
raken, beter ingezet kunnen blijven worden in het missiegebied, en
langer verbonden blijven aan de krijgsmacht als werkgever (in plaats van
gefrustreerd na repatriëring en rechtszaak ontslag aanvragen)? Zo ja,
welke actie gaat u hierin ondernemen?

Het direct opleggen van een straf in het uitzendgebied schept
duidelijkheid voor zowel de betrokkene als de commandant. 

Enkel indien de aard van het feit dat toelaat en de toedracht eenvoudig
van aard is, wordt een snelrechtprocedure toegepast. De beslissing
hierover is voorbehouden aan het Openbaar Ministerie.

16

Kent u het bericht “Commandant durft niet zelf te straffen”? 3)
Kloppen de gestelde gegevens? 

Het bericht is bekend. Ik herken mij niet in het beeld van een sterke
juridisering van de militaire praktijk.

17

Valt hieruit te concluderen dat er vaak te snel aangifte wordt gedaan
door commandanten van een wachtincident, en dat commandanten hiertoe
worden opgedragen door hun leidinggevenden c.q. dat de meldplicht te
strak wordt gehanteerd?

18

Is het waar dat vooral onervaren commandanten te vlug overgaan tot het
melden van incidenten en daarmee de marechaussee extra (onnodig) werk
bezorgen in plaats van het zelf oplossen van incidenten? Wordt hieraan
aandacht besteed binnen de behandeling van het militair recht tijdens de
opleiding en in het uitzendgebied?

19

Wat vindt u van het plan voor een “moment van bezinning” 3) tussen
de aangifte en repatriëring?

De keuze tussen het doen van aangifte en het tuchtrechtelijk afdoen van
een (wacht)delict wordt bepaald door de vraag of er sprake is van een
strafbaar feit. Op grond van artikel 78 Wet Militair Tuchtrecht is de
commandant verplicht onverwijld aangifte te doen indien hij van oordeel
is dat een hem ter kennis gekomen gedraging een strafbaar feit betreft.
Indien sprake is van een wachtdelict in het uitzendgebied is al snel
sprake van een strafbaar feit daar er op grond van de gedraging veelal
sprake is van het zogenaamde ‘gevaarscriterium’ als bedoeld in de
artikelen 107 en 108 van het Wetboek Militair Strafrecht. 

Of sprake is van een strafbaar feit is ter beoordeling aan het Openbaar
Ministerie en (bij vervolging) aan de strafrechter.

In de praktijk blijkt dat de beoordeling of sprake is van gevaarzetting,
en derhalve van een strafbaar feit, enige tijd vergt. Het is daarom niet
in alle gevallen raadzaam een moment van bezinning tussen de aangifte en
de repatriëring in te voeren. De verdenking van een strafbaar feit kan
de werkzaamheden van de betrokken militair en zijn/haar eenheid negatief
beĂŻnvloeden. De commandant ter plaatse kan, afhankelijk van de
omstandigheden, besluiten of een verdachte direct of pas na enige
periode wordt gerepatrieerd. 

1) Brabants Dagblad, 4 januari 2009 en de GPD-kranten, 5 januari 2009:
“Door werkdruk niet wakker tijdens wacht”

2) BN/ De Stem, 5 januari 2009: “Nachtmerrie van 15 maanden na kort
tukje”

3) Nederlands Dagblad, 6 januari 2009: “Commandant durft niet zelf te
straffen”

Vragen van het lid Eijsink (PvdA) aan de minister van Defensie over
wachtdelicten en toepassing van het militair tuchtrecht (ingezonden 13
januari 2009 met kenmerk 2009Z00300 / 2080909340).

1

Kent u de artikelen “Vijftien ‘wachtdelicten’ in Uruzgan” 1) en
“Commandant moet meer zelf oplossen”? 2)

Ja

2

Hoe vaak zijn in de jaren 2003, 2004, 2005, 2006, 2007 en 2008
militairen straf- of tuchtrechtelijk aangeklaagd in verband met een
zogenoemd ‘wachtdelict’ (incident waarbij militairen, wanneer zij
geacht worden waakzaam te zijn, zitten te knikkebollen of in slaap zijn
gevallen) tijdens uitgezonden missie in Afghanistan? Kunt u in uw
antwoord per kalenderjaar aangeven hoeveel van deze aanklachten
tuchtrechtelijk danwel strafrechtelijk zijn afgedaan en wat daarbij de
gemiddelde opgelegde tucht- en strafmaatregelen waren? 

2003: 3 tuchtrechtelijke vergrijpen

2004: noch strafrechtelijke feiten noch tuchtrechtelijke vergrijpen

2005: 4 strafrechtelijk feiten en 1 tuchtrechtelijk vergrijp

2006: noch strafrechtelijke feiten noch tuchtrechtelijke vergrijpen

2007: 7 strafrechtelijke feiten en 5 tuchtrechtelijke vergrijpen 

2008: 4 strafrechtelijke en 9 tuchtrechtelijke vergrijpen 

De tuchtrechtelijke afdoening van bovengenoemde wachtdelicten heeft in
tien gevallen tot strafdienst, in zes gevallen tot een tuchtrechtelijke
boete en in twee gevallen tot vrijspraak geleid.

De afdoening van wachtdelicten die strafrechtelijk worden afgedaan
resulteert doorgaans in een transactievoorstel aan de betrokken
militair. Dit was in elf zaken het geval. De mate van verwijtbaarheid en
de uit de nalatigheid voortvloeiende directe gevaarzetting of schade aan
de operatie zijn bepalend voor de hoogte van het transactievoorstel. 

Bij geldboetes kan dit variĂ«ren van € 200,00 tot € 750,00. Bij
werkstraffen ligt het aantal te werken uren tussen de 40 en de 120. Drie
zaken zijn voorgelegd aan de strafrechter. In Ă©Ă©n zaak is een
werkstraf opgelegd, beide andere zaken zijn nog in behandeling.

3

Kunt u een causaal verband tussen de hoge werkdruk en het aantal
‘wachtdelicten’ bevestigen? Zo nee, op welke gronden?

Een verband tussen de werkdruk en het aantal ‘wachtdelicten’ kan
niet worden vastgesteld. Er zijn geen gegevens bekend waaruit dit
verband zou blijken.

4

Op welke wijze kunt u adequate beveiliging en/of bewaking uitgevoerd
door wachtpelotons blijven garanderen, wanneer zou blijken dat de
kwaliteit van hun werk lijdt onder de hoge werkdruk?

Het Opleidings- en Trainingsprogramma van militairen, aangevuld met de
Missie Gerichte Opleiding, garandeert dat het personeel zijn taken onder
operationele omstandigheden naar behoren kan uitvoeren, waaronder
beveiliging en/of bewaking. De commandant ter plaatse beoordeelt de
uitvoering van dergelijke taken en kan indien nodig maatregelen nemen om
de taakuitvoering te optimaliseren. 

5

Deelt u de analyse van Luitenant-kolonel Van Tussenbroek dat er te
weinig mensen en middelen zijn en er onvoldoende mandaat is om te komen
tot voldoende slaapmanagement en recuperatie voor de militairen in
Uruzgan? Zo nee, op welke gronden niet?

6

Indien u de analyse van genoemde Luitenant-kolonel Van Tussenbroek
deelt, hoe verhoudt zich deze analyse dan tot uw stelling dat er voor de
uitvoering van de ISAF-missie in Uruzgan voldoende mensen en middelen
beschikbaar zijn?

De commandant ter plaatse beziet continu hoe hij de middelen die hij ter
beschikking heeft, inzet voor de uit te voeren taken. 

Slaap en recuperatie zijn hierbij belangrijke aandachtspunten. Op dit
moment zijn de slaap- en recuperatieperioden geen reden om de personele
omvang van de missie in Uruzgan te herzien. 

7

Heeft u het optreden van advocaat Reitsma in het televisieprogramma
‘Goedemorgen Nederland’ gezien? 3)

De inhoud is mij bekend. 

8

Herkent u het beeld dat advocaat Reitsma schetst, waarin hij beschrijft
hoe de afgelopen jaren ‘lage’ commandanten verantwoordelijkheden,
waaronder het opleggen van disciplinaire (tucht)maatregelen, steeds
vaker zijn gaan doorschuiven naar ‘hogere’ commandanten of de
marechaussee? Zo nee, op welke gronden niet?

Er zijn mij geen gegevens bekend die een dergelijk beeld ondersteunen.

9

Deelt u de opvatting dat voorkomen zou moeten worden dat militairen
strafrechtelijk vervolgd worden voor misstanden waarvoor een
(disciplinaire) straf opgelegd op grond van het tuchtrecht zou volstaan?
Zo nee, waarom niet?

Sinds de herziening van het militaire straf- en tuchtrecht in 1991 is op
grond van artikel 78 Wet Militair Tuchtrecht de commandant verplicht
aangifte te doen indien hij van oordeel is dat een hem ter kennis
gekomen gedraging een strafbaar feit betreft. Indien sprake is van een
wachtdelict in het uitzendgebied is al snel sprake van een strafbaar
feit, daar er op grond van de gedraging sprake is van het zogenaamde
‘gevaarscriterium’ als bedoeld in de artikelen 107 en 108 van het
Wetboek Militair Strafrecht. Het ‘gevaarscriterium’ doet zich voor
indien:

schade ontstaat of te duchten is voor de gereedheid tot het
daadwerkelijk uitvoeren van een operatie; of

levensgevaar voor een ander ontstaat of is te duchten; of

gevaar voor goederen ontstaat of is te duchten.

Is het ‘gevaarscriterium’ in het geding, dan is de commandant
wettelijk verplicht om aangifte te doen van dit strafbare feit en is
tuchtrechtelijke afdoening niet mogelijk. Of vervolgens daadwerkelijk
wordt vervolgd, bepaalt het Openbaar Ministerie.

Gezien de veiligheidssituatie in Uruzgan zal een wachtdelict eerder een
strafbaar feit opleveren dan bij missies waar de dreiging lager is.
Aangifte van een wachtdelict levert daardoor sneller het vermoeden van
een strafbaar feit op. De beoordeling of sprake is van gevaarzetting en
derhalve een strafbaar feit is aan de Officier van Justitie. Die kan in
bepaalde gevallen op basis van artikel 79 van het Wetboek van Militair
Tuchtrecht een zaak van relatief geringe ernst terugverwijzen naar de
commandant ter tuchtrechtelijke afdoening. Dit geldt echter voor een
beperkt aantal strafbare feiten. Wachtdelicten vallen hier niet onder.

10

Hoe beoordeelt u de suggestie van advocaat Reitsma om bij kleine
incidenten te komen tot procedurele veranderingen voor militairen, in
casu betrekking hebbende op de procedure van het aflossen van de wacht,
in plaats van hen straf- dan wel tuchtrechtelijk te vervolgen?

De procedures met betrekking tot het aflossen van de wacht zijn
duidelijk. Het niet volgen van de procedure in het geval van de
onderofficier die werd vervolgd voor een wachtdelict geeft geen
aanleiding om de procedures aan te passen.

1) Dagblad van het Noorden, 5 januari 2009

2) De Telegraaf, 8 januari 2009

3) Goedemorgen Nederland, 7 januari 2009





Ministerie van Defensie



 PAGE    



Pagina    PAGE  \* MERGEFORMAT  11 /  SECTIONPAGES  \* MERGEFORMAT  11 



Aan	de Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Plein 2

2511 CR Den Haag

Datum	27 februari 2009

Ons kenmerk	HDAB/2009002611

Onderwerp	Antwoorden op de vragen van de leden Poppe (SP) 

en Eijsink (PvdA) aan de minister van Defensie over wachtdelicten (nr.
2009Z00252 / 2080909270 





 

 

 

 

 

   

Ministerie van Defensie



Postbus 20701

2500 ES Den Haag

Telefoon (070) 318 81 88

Fax (070) 318 78 88





Pagina    PAGE  \* MERGEFORMAT  1 /  SECTIONPAGES  \* MERGEFORMAT  11