Antwoord op vragen van de leden Langkamp en Van Velzen over het veiligheidsbed in justitiële jeugdinrichtingen
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2009D09210, datum: 2009-03-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: N. Albayrak, staatssecretaris van Justitie (Ooit PvdA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2008Z10137:
- Gericht aan: A. Rouvoet, minister voor Jeugd en Gezin
- Gericht aan: N. Albayrak, staatssecretaris van Justitie
- Indiener: M.C. Langkamp, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: K. van Velzen, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
- 2009-01-14 13:00: Aanvang middagvergadering: regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-02-19 13:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Datum 2 maart 2009 Onderwerp Kamervragen over het veiligheidsbed in justitiële jeugdinrichtingen In antwoord op uw brief d.d. 23 december 2008 met kenmerk 2008Z10137/2080908360, deel ik u mede namens de Minister voor Jeugd en Gezin, mee dat de vragen van de leden Langkamp en Van Velzen (beiden SP) over het veiligheidsbed in justitiële jeugdinrichtingen worden beantwoord zoals aangegeven in de bijlage bij deze brief. De Staatssecretaris van Justitie, Antwoorden van de Staatssecretaris van Justitie, mede namens de Minister voor Jeugd en Gezin op vragen van de leden Langkamp en Van Velzen (beiden SP) over het veiligheidsbed in justitiële jeugdinrichtingen (ingezonden 22 december 2008, nr. 2080908360) Vraag 1 Erkent u dat door gebruik te maken van het veiligheidsbed terwijl er geen wettelijke basis voor was, sprake was van een onrechtmatige situatie? Wat is uw oordeel over deze gang van zaken? Antwoord 1 Artikel 38 van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) geeft een wettelijke grondslag voor het gebruik van mechanische middelen. Deze middelen zijn uitgewerkt in de Regeling toepassing mechanische middelen. De aanpassing van deze regeling was noodzakelijk om het gebruik van het veiligheidsbed op de afdeling voor intensieve zorg en -behandeling in De Hartelborgt een formele basis in de regelgeving te geven. In de praktijk is het gebruik van het veiligheidsbed in uitzonderlijke gevallen als noodingreep noodzakelijk en onmisbaar gebleken om jeugdigen tegen zichzelf te beschermen. Idealiter was deze regeling er eerder geweest. Desondanks vind ik - ook achteraf bezien - de toepassing door de inrichting in de betreffende gevallen begrijpelijk. Zie hiervoor mijn antwoorden van 17 december 2008 op uw vorige vragen. Omdat De Hartelborgt bij het incidentele gebruik van het veiligheidsbed altijd strikt de daaraan verboden regels naleeft en altijd melding bij de Inspectie Gezondheidszorg en de Inspectie Jeugdzorg heeft gedaan, ben ik van mening dat het veiligheidsbed, ook vóórdat deze wettelijke basis er was, met de noodzakelijke zorgvuldigheid is gebruikt. Vraag 2 Deelt u de mening dat de stelling in uw beantwoording dat de kern van het advies van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming is gevolgd niet juist is, aangezien de kern van het advies duidelijk is en dat de Raad de mogelijkheid tot toepassing van het zogenaamde veiligheidsbed afwijst als een te extreem middel, dat het veiligheidsbed te extreem van aard is en dat er voor deze problematiek een ander pad bewandeld dient te worden? Antwoord 2 In mijn eerdere beantwoording heb ik naar voren gebracht dat mijn stelling ziet op de mening van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming dat het veiligheidsbed moet verdwijnen en dat dit vanaf 2010 ook daadwerkelijk zal gebeuren in De Hartelborgt. De alternatieven die de Raad aandraagt in het advies en de alternatieven die de GGZ-instellingen mogelijk aan deze categorie jeugdigen kunnen bieden, worden door de Minister voor Jeugd en Gezin nog bezien. Vraag 3 Is het waar dat de Foba-afdeling in de gesloten jeugdzorginstelling Harreveld sector Alexandra, in tegenstelling tot de Foba- afdeling van justitiële jeugdinrichting De Hartelborgt geen gebruik maakt van het veiligheidsbed? Zo ja, hoe komt het dat de Foba-afdeling op Harreveld geen gebruik maakt van dit middel en de Foba-afdeling van justitiële jeugdinrichting De Hartelborgt wel? Antwoord 3 De Foba-afdeling van Harreveld, sector Alexandra maakt deel uit van de gesloten jeugdzorg. Binnen het wettelijk regime voor de gesloten jeugdzorg is het niet toegestaan een veiligheidsbed te gebruiken. De Hartelborgt en Harreveld hebben de afspraak gemaakt dat jongeren onderling, soms tijdelijk, overgeplaatst kunnen worden als dit noodzakelijk blijkt te zijn, bijvoorbeeld ter ontlasting van het personeel. Een enkele keer komt dit daadwerkelijk voor. In 2007 is het eenmaal voorgekomen dat bij een jeugdige die was overgeplaatst uit Harreveld het veiligheidsbed is toegepast. Vraag 4 Wat is het verschil in behandeling en begeleiding van de civielrechtelijk geplaatste jongeren in de Foba-afdeling van Harreveld sector Alexandra in tegenstelling tot de Foba- afdeling van de Hartelborgt? Hoe verhoudt zich dit tot het gebruik van het veiligheidsbed? Antwoord 4 Er is geen verschil in zorgvraag tussen de civielrechtelijk geplaatste jongeren in de Foba-afdelingen van Harreveld, sector Alexandra en de Hartelborgt. De behandeling en begeleiding hebben daarom grote overeenkomsten en richten zich op het opheffen of verminderen van de gedragsstoornis. Er is wel een verschil in wettelijke regimes. Voor de Hartelborgt geldt het regime van de Bjj. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 1 geeft artikel 38 van de Bjj een wettelijke grondslag voor het gebruik van mechanische middelen. Toepassing van het veiligheidsbed is geregeld in de tijdelijke Regeling toepassing mechanische middelen. De Foba-afdeling van Harreveld, sector Alexandra, valt onder het regime van de Wet op de jeugdzorg. De Wet op de jeugdzorg geeft geen wettelijke basis voor het gebruik van een veiligheidsbed. De Wet op de jeugdzorg maakt het wel mogelijk om (andere) beperkende maatregelen toe te passen als jongeren een gevaar voor zichzelf en/of anderen of hun omgeving opleveren. Deze maatregelen worden in Harreveld, sector Alexandra toegepast. Het gaat hier dan vooral om het vastpakken en vasthouden van jongeren, het afzonderen van jongeren. In zeer uitzonderlijke gevallen is het mogelijk om, onder zeer strikte randvoorwaarden, jongeren dwangmedicatie toe te dienen. Dit is overigens ook toegestaan op grond van de Bjj in de justitiële jeugdinrichtingen. Vraag 5 Heeft u naast het zoeken naar een ander mechanisch middel voor het veiligheidsbed ook andere mogelijkheden gezocht bijvoorbeeld in de begeleiding en behandeling van deze jongeren, zodat het veiligheidsbed niet ingezet hoeft te worden? Zo ja, kunt u hiervan verslag doen? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te onderzoeken? Antwoord 5 Ja, voor het verslag verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen van 17 december 2008, waaruit blijkt dat eerst alle bestaande mogelijkheden van begeleiding en behandeling worden benut voordat gebruik van het veiligheidsbed wordt overgegaan. Tevens is, en wordt er nog steeds, gekeken naar alternatieven voor het veiligheidsbed. Vraag 6 Waarom wordt voor deze civiel rechtelijk geplaatste jongeren nu wel het veiligheidsbed toegepast en per 2010 niet meer? Antwoord 6 Op dit moment is de capaciteit van gesloten jeugdzorg nog in opbouw. Dat betekent dat jeugdigen met een machtiging gesloten jeugdzorg nog tot 1 januari 2010 in de justitiële jeugdinrichtingen kunnen worden geplaatst. Vanaf 1 januari 2010 verblijven jeugdigen met een machtiging gesloten jeugdzorg, behoudens de uitzondering van het zogenaamde ventiel in artikel 29k Wet op de jeugdzorg, niet meer in justitiële jeugdinrichtingen. In de jji’s en de gesloten jeugdzorg gelden twee verschillende regimes. Zoals ik u heb laten weten in mijn antwoorden op de kamervragen van 17 december, is in de praktijk gebleken dat het in justitiële jeugdinrichting De Hartelborgt in uitzonderlijke situaties nodig is om de jeugdige tegen zichzelf te beschermen. Om die reden heb ik ervoor gekozen om tijdelijk een wettelijke basis voor het gebruik van het veiligheidsbed in de jji’s te creëren. Met de introductie van de gesloten jeugdzorg per 1 januari 2008 is tevens gekozen voor een ander wettelijk regime voor jeugdigen die op niet-strafrechtelijke titel een behandeling in gesloten setting nodig hebben. Vraag 7 Kunt u garanderen dat er voor alle civielrechtelijk geplaatste jongeren met psychiatrische problematiek, waarbij onberekenbare (agressieve) impulsdoorbraken kunnen voorkomen, straks een behandelmogelijkheid is in 2010? Zo ja, waar kunnen deze jongeren vanaf 2010 terecht? Zo nee, waarom niet? Vraag 8 Is het waar dat deze civielrechtelijk geplaatste jongeren met psychiatrische problematiek waarbij onberekenbare (agressieve) impulsdoorbraken kunnen voorkomen, vanaf 2010 allemaal in een gesloten jeugdzorginstelling geplaatst worden? Zo ja, moet het aantal Foba- afdelingen dan niet uitgebreid worden? Zo nee, waarom niet? Vraag 9 Deelt u de mening dat deze jongeren met zeer ernstige psychiatrische problematiek eigenlijk in de GGZ thuis horen? Zo ja, waarom worden deze jongeren dan nu (vaak) geweigerd door de GGZ? Zo nee, waarom niet? Vraag 10 Bent u bereid te onderzoeken hoe deze jongeren met zeer ernstige psychiatrische problematiek toch de juiste psychiatrische zorg kunnen ontvangen in de GGZ? Zo ja, wanneer kan de Kamer dit onderzoek verwachten? Zo nee, waarom niet? Antwoorden 7, 8, 9 en 10 Bij jeugdigen die zowel psychiatrische, als opvoed- en opgroeiproblematiek hebben, zal op het moment van indicatiestelling bekeken moeten worden wat de dominante zorgvraag is. Als de opvoed- en opgroeiproblematiek voorop staat, dan krijgt de jeugdige een indicatiebesluit jeugdzorg en kan het bureau jeugdzorg een machtiging gesloten jeugdzorg aan de kinderrechter vragen. Als de psychiatrische problematiek op de voorgrond ligt, dan wordt de jeugdige geïndiceerd voor de jeugd-ggz. Zowel nu als vanaf 2010 hangt het dan ook in de eerste plaats af van het indicatiebesluit of een jeugdige in de gesloten jeugdzorg (of tot 1 januari 2010 mogelijkerwijs nog in een jji) of in een jeugd-ggz instelling terecht komt. De gesloten jeugdzorginstellingen werken met een trajectmatige aanpak. Daarbij is intersectoraal zorgaanbod beschikbaar, waarin naast behandeling voor opvoed- en opgroeiproblematiek, ook aandacht is voor bijkomende psychische problematiek. Een aantal gesloten jeugdzorginstellingen (Jeugdformaat Jutters Combinatie, De Koppeling) heeft ook jeugd-ggz zorg binnen de instelling gerealiseerd. Andere gesloten jeugdzorgaanbieders werken samen met jeugd-ggz partners. Ditzelfde geldt ook voor de justitiële jeugdinrichtingen. De FOBA-afdeling van Harreveld is bedoeld voor jongeren met comorbide problematiek, waarbij de kans op zelfbeschadiging en/of beschadiging van hun omgeving (inclusief ouders en andere opvoeders) zo groot is dat een hoog specialistische interventie gewenst is. Deze jongeren zijn in de meer reguliere voorzieningen van jeugdzorg, jeugd-geestelijke gezondheidszorg en ook justitiële jeugdinrichtingen, tijdelijk niet meer hanteerbaar. Uitbreiding van het aantal plaatsen op de Foba-afdeling van Harreveld is niet aan de orde. Tot op heden was het aantal bestaande plekken namelijk altijd voldoende. Soms is het lastig te bepalen welke problematiek bij de jeugdige dominant is en vanuit welke sector in eerste instantie moet worden behandeld. Wanneer bij jeugdigen ernstige psychiatrische problematiek op de voorgrond ligt, moet behandeling vanuit de geestelijke gezondheidszorg plaatsvinden. Op dit moment is het zo dat jeugdigen met ernstige gedragsproblemen en psychiatrische stoornissen meestal nog niet in jeugd-ggz terecht kunnen. Bovendien is de gesloten jeugdzorg in opbouw. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, wordt het aantal plaatsen orthopsychiatrie in de jeugd-ggz, de komende jaren uitgebreid met 180 plaatsen. Bij de bepaling van dit aantal is rekening gehouden met de verwachte capaciteitsbehoefte waarbij een extra marge voor verdere groei is gehanteerd (50 extra plaatsen boven de eerder uitgevoerde behoefteraming). Op dit moment zijn 100 extra plekken gerealiseerd. De komende jaren komen de overige 80 plekken beschikbaar. Wanneer deze plaatsen zijn gerealiseerd zal moeten blijken of hiermee voldoende capaciteit beschikbaar is. Daarnaast werkt de minister voor Jeugd en Gezin aan de harmonisatie van de rechtspositie van jeugdigen met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen in de jeugd-ggz, de jeugd-lvg en de gesloten jeugdzorg. Deze harmonisatie moet ervoor zorgen dat alle jeugdigen met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen dezelfde rechtspositie krijgen en dat dezelfde beperkende maatregelen kunnen worden toegepast. Zie het antwoord van staatssecretaris van Justitie en de minister voor Jeugd en Gezin op vragen van de leden Langkamp en van Velzen over de invoering van het veiligheidsbed in justitiële jeugdinrichtingen. (vraagnummer: 2080905270) Zie het antwoord 10 van 17 december 2008 Staatscourant 2008 nr. 523, van 10 november 2008. "Tijdelijke regeling van de Staatssecretaris van Justitie van 7 oktober 2008, nummer 5536756, houdende wijziging van Regeling toepassing mechanische middelen jeugdigen in verband met de mogelijkheid tot gebruik van het veiligheidsbed In verband met verbouwingsactiviteiten in De Hartelborgt ten behoeve van de brandveiligheid, is de Foba-afdeling tijdelijk verhuisd naar JJI Teijlingereind te Sassenheim. De verwachting is dat deze verhuizing maximaal 6 weken duurt. IF REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT = " " " " " REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT Test " Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties Directie Justitieel Jeugdbeleid Straf Datum 11 februari 2009 Ons kenmerk REF dvRefGegevensOnsKenmerk \* MERGEFORMAT 5584491/09/DJJ REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 2 van SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 6 Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties Directie Justitieel Jeugdbeleid Straf Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.justitie.nl Ons kenmerk 5584491/09/DJJ Uw kenmerk 2080908360 Bijlagen 1 Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen. IF SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 6 > 1"Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 1 van SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 6 " " " Pagina 1 van 6 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG