[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van de leden Joldersma, De Nerée tot Babberich en Van Haersma Buma inzake het opzeggen van betaalrekeningen aan coffeeshops

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2009D11177, datum: 2009-03-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2009Z02179:

Onderdeel van zaak 2009Z02180:

Preview document (🔗 origineel)


Hierbij doe ik u toekomen, mede namens de minister van Justitie, de
antwoorden op vragen van de leden Joldersma, De Nerée tot Babberich en
Van Haersma Buma (allen CDA) inzake het opzeggen van betaalrekeningen
aan coffeeshops (nr. 2080912690, 10 februari 2009), alsmede de vragen
van het lid Van der Ham (D66) inzake het weigeren van bepaalde klanten
door banken en het opzeggen van rekeningen (nr. 2080912580, 10 februari
2009).  

De Minister van Financiën,

Wouter Bos

Antwoorden van de ministers van Financiën en Justitie op de vragen van
de leden Joldersma, De Nerée tot Babberich en Van Haersma Buma (allen
CDA) over het opzeggen van betaalrekeningen aan coffeeshops (kenmerk
2009Z02180/2080912690, ingezonden 10 februari 2009)

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht dat banken geen betaalrekening aan
coffeeshops mogen weigeren?

Antwoord vraag 1

Ja.

Vraag 2

Is er wet- en regelgeving die banken dwingt om coffeeshops als klant te
hebben en te houden en zo nee, waarop is dan de uitspraak gebaseerd dat
banken geen betaalrekening aan coffeeshops mogen weigeren?

Vraag 3

Is de vrees voor crimineel gedrag van coffeeshops, voor zover deze al
niet zijn betrokken in criminele activiteiten, een legitieme reden om
banken te verplichten een betaalrekening aan coffeeshops te bieden?

Antwoord vragen 2 en 3

Opgemerkt kan worden dat in de Nederlandse nationale rechtsorde geen
uitdrukkelijk tot banken gerichte verplichting is opgenomen die ertoe
strekt dat zij zakelijke relaties met coffeeshops moeten aangaan of
dienen voort te zetten. Uitgangspunt bij een bancaire relatie is de
contractvrijheid tussen partijen. Banken staat het binnen de grenzen van
de wet derhalve vrij om al dan niet een zakelijke relatie met een
natuurlijk persoon of rechtspersoon aan te gaan of voort te zetten. In
mijn antwoord op de kamervragen van 16 januari jl. (Aanhangsel
Handelingen II, 2008-2009, nr. 1461) heb ik dan ook nergens opgemerkt
dat een bank verplicht is om met iedereen die zich bij haar aandient een
bancaire relatie aan te gaan. Doel en strekking van mijn antwoord was
dat – vanwege de door mij geschetste risico’s, zoals de toevlucht
van coffeeshops tot het niet-officiële circuit van bankieren –
voorkomen dient te worden dat alle coffeeshops van iedere vorm van
bancaire dienstverlening worden uitgesloten. 

Vraag 4

Zijn meer voorbeelden van rechtspersonen die vanwege hun gedoogstatus of
hun betrokkenheid bij criminele activiteiten een betaalrekening is
onthouden dan wel van wie een betaalrekening is opgezegd? In hoeverre
benutten de banken daarbij momenteel de ruimte die de wetgeving biedt?

Antwoord vraag 4

Ja, er zijn mij andere voorbeelden bekend van rechtspersonen waarvan,
vanwege de door hen ontplooide legale, illegale activiteiten of in het
schemergebied daartussen, de betaalrekeningen zijn onthouden dan wel
zijn opgezegd. Of de desbetreffende bank in al die gevallen geoorloofd
was om al dan niet een bancaire relatie te verbreken, wordt niet alleen
beheerst door het publiekrecht, in het bijzonder de Wet op het
financieel toezicht (Wft) en de Wet ter voorkoming van witwassen en het
financieren van terrorisme (WWFT), maar ook door het civiele recht en
meer in het bijzonder door hetgeen partijen daaromtrent zijn
overeengekomen. Bij de beëindiging van een bancaire relatie zal veelal
sprake zijn van de uitoefening van een door partijen overeengekomen
beëindigingsbevoegdheid. Indien een dergelijke bevoegdheid niet is
overeengekomen, is de bank gerechtigd haar relatie met een klant te
beëindigen wanneer deze illegale activiteiten ontplooit op grond van
het bepaalde in artikel 6:248 lid 2 BW (derogerende werking van de
redelijkheid en billijkheid). Indien de cliënt uitsluitend legale dan
wel door de Nederlandse overheid gedoogde activiteiten ontplooit, ligt
de zaak – zoals blijkt uit de relevante jurisprudentie –
gecompliceerder. Uiteindelijk zal de onafhankelijke (civiele) rechter
het belang van de bank op beëindiging van de relatie en het belang van
de cliënt op voortzetting van de relatie tegen elkaar (moeten) afwegen.
Hij zal moeten beoordelen of de bank gelet op de omstandigheden van het
geval gerechtigd was de relatie te beëindigen dan wel dat de
beëindiging strijdig was met de redelijkheid en billijkheid.

Of een bank klanten in bepaalde gevallen de betaalrekening mocht
onthouden verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 3.

Vraag 5

Waarom is het nodig dat de minister van Financiën over betaalrekeningen
aan coffeeshops in overleg treedt met de Nederlandse Vereniging van
Banken en heeft dergelijk overleg al vaker plaatsgevonden over
soortgelijke situaties?

Antwoord vraag 5

In mijn antwoord op de op 16 januari 2009 ingezonden kamervragen
(Aanhangsel Handelingen II, 2008-2009, nr. 1461) heb ik aangegeven
waarom ik het raadzaam vind om over het onderhavige onderwerp in overleg
te treden met de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) en andere
betrokkenen. Mijns inziens moet worden voorkomen dat coffeeshops, die
binnen de kaders van de Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie
opereren, praktisch worden uitgesloten van deelname aan het reguliere
betalingsverkeer. Een zodanige uitsluiting kan ongewenst of zelfs
crimineel gedrag, zoals het gebruik maken van bankrekeningen van
zogenoemde katvangers of ‘ondergronds’ bankieren, tot gevolg hebben.
In de eerdere toezegging van 25 maart 2008 (Aanhangsel Handelingen II,
2007-2008, nr. 1761) werd immers opgemerkt dat indien in de toekomst
mocht blijken dat coffeeshops geheel zouden worden uitgesloten van
bancaire dienstverlening, in overleg met de NVB en andere betrokkenen
naar een gepaste oplossing voor dat probleem gezocht zou worden. Wat
betreft het laatste element van uw vraag merk ik op dat mijn ambtenaren
regelmatig gesprekken voeren met (medewerkers van) de NVB. Tijdens
verschillende van die gesprekken is het onderhavige onderwerp aan bod
gekomen.

Vraag 6

Is bij coffeeshops vanwege de illegaliteit van de voorraad niet per
definitie sprake van criminele activiteiten zoals witwassen en heeft u
de indruk dat banken momenteel (kunnen) voldoen aan hun verplichting tot
het melden van alle verdachte transacties rond coffeeshops?

Antwoord vraag 6

Coffeeshops nemen een bijzondere positie in, omdat het gaat om het
gedogen van strafbaar handelen. De handel in softdrugs is een strafbaar
feit en wordt onder bepaalde voorwaarden (minimaal de AHOJG-criteria)
door de Nederlandse overheid gedoogd. Het gaat hierbij om onder andere
de verkoop van kleine hoeveelheden cannabis en een handelsvoorraad van
maximaal 500 gram. Zolang een coffeeshop zich aan de gedoogcriteria
houdt wordt strafrechtelijk niet opgespoord of vervolgd. Als
coffeeshophouders daarentegen de gedoogcriteria van bijvoorbeeld een
handelsvoorraad van 500 gram overtreden, is dat voldoende grond om
strafrechtelijk op te treden. 

Vraag 7

Is het vanwege de directe of indirecte betrokkenheid van coffeeshops bij
criminele activiteiten juist niet wenselijk dat banken de
dienstverlening aan coffeeshops kunnen opzeggen, mede met het oog op de
daadkrachtige aanpak van de verwevenheid van de onderwereld en de
bovenwereld?

Antwoord vraag 7

De reden waarom ik het wenselijk acht dat coffeeshops niet van iedere
vorm van bancaire dienstverlening worden uitgesloten, heb ik in mijn
antwoord op de kamervragen van 16 januari jl. reeds aangegeven. Een
zodanige uitsluiting zal verder onwenselijk of zelfs crimineel gedrag in
de hand werken. Voor zoveel mogelijk dient te worden voorkomen dat
coffeeshops ondergronds gaan bankieren of gebruik gaan maken van
bankrekeningen van zogenoemde katvangers en dat als gevolg daarvan
vrijwel ieder zicht op de geldstromen van en naar de coffeeshops
verdwijnt.

Antwoorden van de Minister van Financiën op de vragen van het lid Van
der Ham (D66) over het weigeren van bepaalde klanten door banken en het
opzeggen van rekeningen (kenmerk 2009Z02179/2080912680, ingezonden 10
februari 2009)

Vraag 1

Wat is uw reactie op de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 11
december 2008 (m.n. 4.6.3 en 4.6.4) waarin de vordering van een
coffeeshophouder tot voortzetting van een door de SNS Bank eenzijdig
opgezegde bancaire relatie werd toegewezen, in het licht van uw antwoord
op vragen van de leden Tang, Vos en Bouwmeester dat banken hun beleid
ten aanzien van coffeeshops baseren op de gevoeligheid voor fraude en
het witwassen van gelden?

Antwoord vraag 1

De aangehaalde uitspraak van de rechtbank Zwolle van 11 december 2008 is
in Nederland niet de eerste coffeeshop die een proces tegen een bank
aanspande. Er zijn inmiddels een aantal uitspraken geweest in een zaak
tussen een Nederlandse bank en een coffeeshop (LJN: BG6475, LJN: BD5292,
LJN: BG7108). Aangezien in de onderhavige zaak de SNS bank beroep heeft
ingesteld tegen de beslissing van de Zwolse rechtbank van 11 december
jl. en de zaak derhalve nog bij de rechter ligt, past het mij niet om
een inhoudelijk oordeel uit te spreken over die beslissing.

Vraag 2

Herinnert u zich uw antwoorden op de vragen over het weigeren van een
zakelijke rekening-courant aan de Jonge Republikeinen door ABN Amro?

Vraag 3

Wat is uw reactie op het bericht dat ING weigert een rekening toe te
kennen aan de Populistische Omroep Nederland?

Antwoord vragen 2 en 3

Ja. Wat betreft de weigering van ING een rekening toe te kennen aan de
Populistische Omroep Nederland (PON) heb ik van ING begrepen dat sprake
was van een inschattingsfout en dat de bank inmiddels aan de PON heeft
laten weten dat de omroep als klant welkom is. 

Vraag 4

Wat is uw reactie op het bericht dat bonafide leden van de Verenigde
Exploitanten Relaxbedrijven (VER) door een aantal banken, waaronder
Fortis ABN Amro, ING, SNS en de Rabobank rekeningen worden geweigerd of
dat deze worden opgezegd?

Antwoord vraag 4

Banken zijn – zoals ik in mijn antwoorden op de kamervragen van de
leden Joldersma, De Nerée tot Babberich en Van Haersma Buma heb
toegelicht – niet verplicht om zakelijke relaties met klanten aan te
gaan of voort te zetten. Uitgangspunt bij een bancaire relatie is de
contractvrijheid tussen partijen. Banken kunnen derhalve de relatie met
hun klant verbreken in verband met een door hen gemaakte
risico-inschatting: zij kunnen daarom besluiten om geen bancaire relatie
met leden van de VER aan te gaan dan wel om een zodanige relatie te
beëindigen. Daarnaast dienen banken op grond van publiekrechtelijke
regelgeving, in het bijzonder de Wet op het financieel toezicht (Wft) en
de Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme
(WWFT), beleid te voeren waarbij zij kritisch dienen te kijken naar
integriteitsrisico’s rond de dienstverlening aan bepaalde
(potentiële) cliënten. Hierdoor kan de bank beslissen om geen relatie
met een bepaalde cliënt aan te gaan, dan wel een (bestaande) relatie op
te zeggen of te weigeren bepaalde bancaire diensten te verlenen, indien
die relatie of dienstverlening een voor haar onaanvaardbaar risico (kan)
opleveren, als het gaat om aantasting van haar integriteit en/of haar
reputatie. 

Vraag 5

Zijn u gevallen bekend waarin erotische sauna’s of parenclubs
rekeningen werden geweigerd of opgezegd?

Antwoord vraag 5

Nee.

Vraag 6 

Deelt u de mening dat er een trend lijkt te zijn om rekeningen te
weigeren dan wel op te zeggen aan ondernemingen die buiten de
‘mainstream’ vallen? Zo ja, hoe beoordeelt u deze trend? Zo nee, hoe
duidt u deze reeks incidenten?

Vraag 9 

Kunt u aangeven welke invloed het feit dat de staat een grotere rol in
de bancaire sector is gaan spelen naar uw mening heeft, en zou moeten
hebben, op deze trend?

Antwoord vragen 6 en 9

Ik begrijp het door u gehanteerde begrip ‘mainstream’ zodanig dat u
doelt op de situatie dat verschillende (Nederlandse) banken de
beslissing hebben genomen om in bepaalde gevallen geen bancaire relatie
aan te gaan of (bestaande) relaties te beëindigen met bijvoorbeeld
coffeeshophouders en exploitanten van relaxbedrijven. Verschillende
banken voeren sedert verschillende jaren een terughoudend beleid met
betrekking tot het onderhouden van relaties met de seksindustrie en
softdrugshandel. Dit beleid kan onder meer worden teruggevoerd op de
internationale en nationale regelgeving, in het bijzonder de Wet op het
financieel toezicht (Wft) en de Wet ter voorkoming van witwassen en
financieren van terrorisme (WWFT). Banken zijn gehouden om aan deze
publiekrechtelijke verplichtingen uitvoering te geven. 

Vraag 7

Deelt u de mening dat het onwenselijk is als bedrijven hun toevlucht
moeten zoeken tot het niet-officiële circuit om te bankieren omdat zij
bij bonafide banken geen rekening kunnen krijgen? Zo ja, kunt u aangeven
hoe u wil voorkomen dat dit toch gebeurt?

Antwoord vraag 7

Ik deel uw mening dat het niet wenselijk is bedrijven van iedere vorm
van bancaire dienstverlening uit te sluiten en crimineel gedrag, zoals
het ‘ondergronds’ bankieren, in de hand te werken.

Zoals ik in mijn antwoorden op de kamervragen 7 en 8 van 16 januari 2009
(Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008-2009, nr. 1461) heb
aangegeven, zal ik op korte termijn in overleg treden met de NVB en
andere betrokkenen om te bewerkstellingen dat banken aan coffeeshops een
pakket aan primaire betaaldiensten aanbieden. Verder zijn er mij geen
voorbeelden bekend van relaxbedrijven die bij een (civiele) rechter een
vordering hebben ingediend die ertoe strekt dat een relatie dient te
worden aangegaan dan wel dat de bancaire dienstverlening dient te worden
voortgezet. Het lijkt mij daarom gepast af te wachten op de
ontwikkelingen in de jurisprudentie.

Vraag 8

Kunt u het wettelijk kader schetsen dat geldt voor het beoordelen van de
toelaatbaarheid van het opzeggen dan wel weigeren van een rekening door
een bank en wanneer sprake zou zijn van ontoelaatbare discriminatie?

Antwoord vraag 8

Wat betreft de situatie dat een bank weigert om een relatie met een
bepaalde (potentiële) cliënt aan te gaan, dient te worden opgemerkt
dat in de Nederlandse situatie sprake is van contractvrijheid en dat er
geen afdwingbaar recht op bancaire dienstverlening is. De wijze waarop
en de omstandigheden waaronder een bank haar relatie met een bestaande
cliënt kan beëindigen, wordt beheerst door hetgeen beide partijen
daaromtrent zijn overeengekomen. Op de rechtsverhouding tussen een
(Nederlandse) bank en haar cliënt zijn veelal de zogenoemde Algemene
bankvoorwaarden van toepassing. Hierin is bepaald dat beide partijen
bevoegd zijn om op te zeggen, waarbij de vrijheid om van deze
opzeggingsbevoegdheid gebruik te maken wordt beperkt door de eisen van
redelijkheid en billijkheid. 

 ANP, 5 februari 2009

 Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008-2009, nr. 1461

 LJN: BG7108

 Antwoord van 27 november 2008, nr. 793

 Dagblad van het Noorden, “ING weigert rechtse omroep rekening”, 2
januari 2009

 ANP, 30 december 2008

Directie Financiële Markten



Ons kenmerk

FM/2009/320 U







	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  2  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  7 



Directie Financiële Markten 

Korte Voorhout 7

2511 CW  Den Haag

Postbus 20201

2500 EE  Den Haag 

  HYPERLINK "http://www.minfin.nl"  www.minfin.nl 



Ons kenmerk

FM/2009/320 U

Uw brief (kenmerk)

2009Z02180 en 2009Z02179

Bijlagen

> Retouradres Postbus 20201 2500 EE  Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal

Postbus 20018

2500 EA Den Haag



Datum	10 maart 2009

Betreft	Beantwoording kamervragen dienstverlening coffeehops 



	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  1  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  7