[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

31874, bijgewerkt t/m nr. 25 (derde nota van wijziging d.d. 2 juni 2009)

Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van het stelsel van gastouderopvang

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2009D12331, datum: 2009-03-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2009Z03545:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 25 (derde nota van wijziging d.d. 2 juni 2009)



31 874	Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening
van het stelsel van gastouderopvang



	Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de
gastouderopvang op te splitsen in twee nieuwe vormen van kleinschalige
opvang, het toezicht op de kinderopvang te verbeteren, misbruik en
oneigenlijk gebruik terug te dringen en het stelsel van de Wet
kinderopvang toegankelijk en beheersbaar te houden en dat daartoe de Wet
kinderopvang wordt gewijzigd;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Wet kinderopvang wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

	Het eerste lid komt te luiden:

	1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

	beroepskracht:

	1°. de persoon van 18 jaar of ouder die werkzaam is bij een
kindercentrum en is belast met de verzorging en opvoeding van kinderen;

	2°. de persoon van 18 jaar of ouder die werkzaam is bij een
gastouderbureau en is belast met het tot stand brengen en begeleiden van
gastouderopvang;

	beroepskracht in opleiding: degene die de beroepsbegeleidende leerweg
volgt, bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs, en ten behoeve
van beroepspraktijkvorming is belast met de verzorging en opvoeding van
kinderen bij een kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang;

	gastouder: de natuurlijke persoon van 18 jaar of ouder die
gastouderopvang biedt, met uitzondering van de persoon die op hetzelfde
woonadres als de ouder of diens partner staat ingeschreven in de
gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens;

	gastouderbureau: een organisatie die gastouderopvang tot stand brengt
en begeleidt en door tussenkomst van wie de betaling van ouders aan
gastouders geschiedt;

	gastouderopvang: kinderopvang:

	a. die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd
gastouderbureau;

	b. die plaatsvindt in een gezinssituatie door een ander dan degene die
als ouder op grond van artikel 5, eerste lid, aanspraak kan maken op een
kinderopvangtoeslag onderscheidenlijk een tegemoetkoming of diens
partner;

	c. waarbij de houder in totaal niet meer dan één voorziening voor
gastouderopvang exploiteert;

	d. waarbij de opvang plaatsvindt op het woonadres van de gastouder of
op het woonadres van een van de ouders; en

	e. bestaande uit de gelijktijdige opvang van ten hoogste zes kinderen,
waaronder begrepen de bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn
van de gastouder of zijn partner, die in belangrijke mate wordt
onderhouden door de gastouder of zijn partner en op hetzelfde woonadres
als de gastouder staat ingeschreven in de gemeentelijke
basisadministratie persoonsgegevens en de leeftijd van tien jaar nog
niet heeft bereikt. Met een bloedverwant of aanverwant in de neergaande
lijn wordt gelijkgesteld een pleegkind dat de leeftijd van tien jaar nog
niet heeft bereikt;

	GGD: een gemeentelijke gezondheidsdienst als bedoeld in artikel 14 van
de Wet publieke gezondheid;

	houder: de rechtspersoon of natuurlijke persoon van 18 jaar of ouder
die een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een
gastouderbureau exploiteert;	kindercentrum: een voorziening waar
kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang;

	kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen en
opvoeden van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het
voortgezet onderwijs voor die kinderen begint;

	kinderopvangtoeslag: een tegemoetkoming van het Rijk als bedoeld in
artikel 2, eerste lid, onder j, van de Algemene wet inkomensafhankelijke
regelingen in de kosten van kinderopvang;

	Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

	ouder: de bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de pleegouder van
een kind op wie de kinderopvang betrekking heeft, met dien verstande dat
bij de beoordeling of sprake is van pleegouderschap een subsidie op
grond van de Wet op de jeugdzorg buiten beschouwing blijft;

	oudercommissie: de commissie, bedoeld in artikel 58;

	overheidswerkgever: de werkgever, bedoeld in artikel 1, onderdeel r,
van de Wet financiering sociale verzekeringen;

	overheidswerknemer: de werknemer, bedoeld in artikel 1, onderdeel p,
van de Wet financiering sociale verzekeringen;

	register kinderopvang: het register kinderopvang, bedoeld in artikel
47a;

	Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen: het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

	uitvoeringskosten:  de kosten die door een gastouderbureau in rekening
worden gebracht bij de ouder of de gastouder, niet zijnde de kosten van
gastouderopvang;

	werkgever: de werkgever, bedoeld in artikel 1, onderdeel q, van de Wet
financiering sociale verzekeringen;

	werknemer: de werknemer, bedoeld in artikel 1, onderdeel o, van de Wet
financiering sociale verzekeringen.

B

	Artikel 5 wordt vervangen door:

Artikel 5

	1. Een ouder heeft aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem
of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk onderscheidenlijk
aanspraak op een tegemoetkoming in de door hem of zijn partner te
betalen kosten van kinderopvang jegens de gemeente of jegens het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, indien het betreft:

	a. kinderopvang in een geregistreerd kindercentrum; of

	b. gastouderopvang in een geregistreerde voorziening voor
gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd
gastouderbureau.

	2. Een ouder en diens partner die tevens ouder is worden voor de
toepassing van deze wet geacht gezamenlijk één aanspraak te hebben.

	3. Indien een gastouderbureau uit het register kinderopvang, bedoeld in
artikel 47a, wordt verwijderd, geldt de in het eerste lid, onderdeel b,
bedoelde voorwaarde van registratie van het gastouderbureau niet,
gedurende een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen
uitlooptermijn waarbinnen de voorziening voor gastouderopvang op grond
van artikel 47a, tweede lid, onderdeel c, in het register kinderopvang
ingeschreven blijft.

C

	In artikel 7 wordt onder vernummering van het derde en vierde lid tot
vierde en vijfde lid een lid ingevoegd, luidende:

	3. Het aantal uren kinderopvang dat in aanmerking wordt genomen bij de
hoogte van de kinderopvangtoeslag, bedoeld in het eerste lid, gaat een
bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen maximum, dat per
soort kinderopvang verschillend kan worden vastgesteld, niet te boven.

D

	In artikel 8, vierde lid, wordt “artikel 7, tweede lid,” vervangen
door: artikel 7, tweede en derde lid,.

E

	Artikel 24, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

	b. voor een ouder als bedoeld in artikel 22, eerste lid, onder c, voor
zover de ouder een persoon is als bedoeld in artikel 6, eerste lid,
onder d, g, j, k of l, een derde deel van de kosten van kinderopvang,
bedoeld in artikel 7, eerste lid.

F

	In artikel 41, eerste lid, onderdeel a, vervalt: of gastouders.

Fa

	In het opschrift van hoofdstuk 3, paragraaf 1, wordt “Melding”
vervangen door: Aanvraag.

G

	De artikelen 45 tot en met 47 komen te luiden:

Artikel 45

	1. Degene die voornemens is een kindercentrum of gastouderbureau in
exploitatie te nemen, doet daarvoor een aanvraag bij het college van
burgemeester en wethouders van de gemeente van vestiging.

	2. De houder van een gastouderbureau dient een aanvraag in voor degene
die door zijn tussenkomst voornemens is gastouderopvang te bieden. De
aanvraag, bedoeld in de eerste volzin, wordt namens de gastouder gedaan
bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van
vestiging van de voorziening voor gastouderopvang.

	3. Een kindercentrum, een gastouderbureau of een voorziening voor
gastouderopvang wordt niet in exploitatie genomen voordat een onderzoek
als bedoeld in artikel 62 heeft plaatsgevonden, waaruit blijkt dat de
exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met het
bepaalde bij of krachtens de paragrafen 2 en 3 van dit hoofdstuk.

	4. Bij algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven over
de gegevens die worden verstrekt bij de aanvraag, bedoeld in het eerste
en tweede lid, en over de wijze van verstrekking van deze gegevens,
waaronder voorschriften over de verstrekking van het burgerservicenummer
of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer. 

	5. In de gevallen waarin het burgerservicenummer of, bij het ontbreken
daarvan, het sociaal-fiscaalnummer, dient te worden verstrekt, is degene
ten behoeve van wie een aanvraag als bedoeld in het tweede lid wordt
gedaan gehouden dat nummer te verstrekken aan degenen, bedoeld in het
tweede lid.

Artikel 46

	1. Uiterlijk tien weken na de aanvraag, bedoeld in artikel 45, eerste
of tweede lid, geeft het college van burgemeester en wethouders, bedoeld
in artikel 45, eerste of tweede lid, een beschikking af aan de houder
van een kindercentrum of gastouderbureau. 

	2. Indien na een aanvraag als bedoeld in artikel 45, eerste of tweede
lid, uit het onderzoek, bedoeld in artikel 62, is gebleken dat de
exploitatie van het kindercentrum, het gastouderbureau onderscheidenlijk
de voorziening voor gastouderopvang redelijkerwijs zal plaatsvinden in
overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de paragrafen 2 en 3
van dit hoofdstuk, draagt het college van burgemeester en wethouders van
de gemeente van vestiging zorg voor de onverwijlde inschrijving van het
kindercentrum, het gastouderbureau of de voorziening voor
gastouderopvang in het register kinderopvang. 

	3. Het college van burgemeester en wethouders deelt de houder van het
kindercentrum of gastouderbureau schriftelijk mee dat inschrijving van
het kindercentrum, het gastouderbureau  onderscheidenlijk de voorziening
voor gastouderopvang in het register kinderopvang heeft plaatsgevonden.

	4. De houder van het gastouderbureau deelt de gastouder schriftelijk
mee dat inschrijving van de voorziening voor gastouderopvang in het
register kinderopvang heeft plaatsgevonden. 

	5. Bij een inschrijving als bedoeld in het tweede lid, doet het college
van burgemeester en wethouders opgave van de gegevens die ingevolge
artikel 45, vierde lid, zijn verstrekt. 

	6. Het register kinderopvang is bij de gemeentesecretarie kosteloos te
raadplegen.

Artikel 47

	1. De houder van een kindercentrum of gastouderbureau doet van
wijzigingen in de gegevens die bij de aanvraag, bedoeld in artikel 45,
eerste of tweede lid, zijn verstrekt, onverwijld mededeling aan het
college van burgemeester en wethouders. Het college draagt er zorg voor
dat deze wijzigingen worden doorgevoerd in het register kinderopvang.

	2. Het college van burgemeester en wethouders deelt de houder van het
kindercentrum of gastouderbureau schriftelijk mee dat de wijziging in
het register kinderopvang heeft plaatsgevonden.

	3. De houder van het gastouderbureau deelt de gastouder schriftelijk
mee dat de wijziging in het register kinderopvang heeft plaatsgevonden.

H

	Na artikel 47 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 47a

	1. Onze Minister draagt zorg voor de inrichting van een register
kinderopvang ten behoeve van de waarborging van de kwaliteit en de
rechtszekerheid van de kinderopvang en gastouderopvang alsmede ten
behoeve van het toezicht op en de handhaving van de bij of krachtens
hoofdstuk 3 gestelde regels.

	2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
gesteld omtrent het register kinderopvang. Deze regels hebben in ieder
geval betrekking op:

	a. de vorm van het register;

	b. de in het register op te nemen gegevens;

	c. de vastlegging van gegevens in het register en de verwijdering van
gegevens daaruit;

	d. de wijze waarop verbetering van onjuistheden in het register
plaatsvindt;

	e. de verstrekking van gegevens;

	f. de openbaarheid van gegevens;

	g. de verantwoordelijkheden van degenen die gegevens aanleveren ten
behoeve van het register.

I

	Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Onze Minister kan een buiten Nederland gevestigd kindercentrum, een
buiten Nederland gevestigde voorziening voor gastouderopvang of een
buiten Nederland gevestigd gastouderbureau gelijkstellen met een
geregistreerd kindercentrum, een geregistreerde voorziening voor
gastouderopvang of een geregistreerd gastouderbureau, door opneming
ervan in een door hem bij te houden register buitenlandse kinderopvang.

	2. Het tweede lid komt te luiden:

	2. Indien een ouder voornemens is gebruik te maken van een
kindercentrum of een voorziening voor gastouderopvang door tussenkomst
van een gastouderbureau buiten Nederland, doet hij bij Onze Minister een
aanvraag om opneming van dat centrum, die crèche of dat bureau in het
register buitenlandse kinderopvang. Opname in dat register vindt slechts
plaats, indien aannemelijk is gemaakt dat de kwaliteit ervan naar aard
en strekking overeenkomt met de op grond van deze wet gestelde regels. 

	3. In het derde lid wordt “onderscheidenlijk het gastouderbureau”
vervangen door ”, de voorziening voor gastouderopvang
onderscheidenlijk het gastouderbureau” en wordt “het centrale
register” vervangen door “het register buitenlandse kinderopvang”.

	4. In het vierde, vijfde, zesde en zevende lid, wordt “het centrale
register” telkens vervangen door: het register buitenlandse
kinderopvang.

	5. Het achtste lid, eerste volzin, vervalt.

	6. In het negende lid, onderdeel a, wordt “of gastouderbureau”
vervangen door: , voorziening voor gastouderopvang of gastouderbureau.

	7. In het tiende lid wordt “of gastouderbureau” telkens vervangen
door: , de voorziening voor gastouderopvang of het gastouderbureau.

J

	Artikel 48a komt te luiden:

Artikel 48a

	1. Bij regeling van Onze Minister kunnen categorieën van buiten
Nederland gevestigde kindercentra, voorzieningen voor gastouderopvang of
gastouderbureaus worden aangewezen die worden gelijkgesteld met
geregistreerde kindercentra, geregistreerde voorzieningen voor
gastouderopvang of geregistreerde gastouderbureaus, indien deze
kindercentra, voorzieningen voor gastouderopvang of gastouderbureaus
voldoen aan de in het land van vestiging geldende regels met betrekking
tot de kwaliteit en deze regels naar aard en naar strekking overeenkomen
met de bij of krachtens deze wet gestelde regels.

	2. Artikel 48 is niet van toepassing op kindercentra, voorzieningen
voor gastouderopvang en gastouderbureaus als bedoeld in het eerste lid.

K

	Artikel 49, tweede lid, wordt vervangen door:

	2. Een gastouder biedt verantwoorde gastouderopvang aan waaronder wordt
verstaan opvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van
het kind in een veilige en gezonde omgeving.

	3. Een houder van een gastouderbureau draagt zorg voor een verantwoorde
uitvoering van de werkzaamheden van het bureau, waaronder wordt
verstaan: 

	a. het tot stand brengen en begeleiden van gastouderopvang die
bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een
veilige en gezonde omgeving;

	b. het doorgeleiden van de betalingen van ouders aan gastouders.

L

	Artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde
tot en met vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

	2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld omtrent de kwaliteit van de kinderopvang bij een
kindercentrum. Deze regels kunnen betrekking hebben op:

	a. de veiligheid en de gezondheid;

	b. de opleidingseisen waaraan de beroepskrachten voldoen;

	c. de inzet van beroepskrachten in opleiding;

	d. het aantal beroepskrachten in relatie tot het aantal kinderen per
leeftijdscategorie;

	e. de groepsgrootte;

	f. de accommodatie en de inrichting van de ruimte die bestemd is voor
kinderopvang;

	g. de beschikbare ruimte voor kinderen;

	h. het pedagogisch beleid en de pedagogische praktijk.

	1a. In het derde lid (nieuw) wordt “Personen werkzaam bij een
kindercentrum” vervangen door: De houder van een kindercentrum en de
personen werkzaam bij een kindercentrum.

	2. In het vierde lid (nieuw) wordt “bedoeld in het tweede lid”
telkens vervangen door: bedoeld in het derde lid.

	3. In het vijfde lid (nieuw) wordt “als bedoeld in het tweede lid”
vervangen door: als bedoeld in het derde lid.

M

	Artikel 52 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

	2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

	2. De overeenkomst bevat geen beding dat de ouder verplicht tot afname
en betaling van een hoger aantal uren dan een bij regeling van Onze
Minister vastgesteld aantal uren per dag.

	3. Het aantal uren, bedoeld in het tweede lid, kan per soort
kinderopvang verschillend worden vastgesteld.

N

	Artikel 56 wordt vervangen door:

Artikel 56

	1. De houder van een gastouderbureau organiseert zijn werkzaamheden op
zodanige wijze, voorziet het bureau zowel kwalitatief als kwantitatief
zodanig van personeel en materieel, draagt zorg voor een zodanige
verantwoordelijkheidstoedeling en voert een zodanig beleid, dat een en
ander leidt of redelijkerwijs moet leiden tot verantwoorde uitvoering
van die werkzaamheden.

	2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden
gesteld omtrent de kwaliteit van gastouderbureaus, waaronder regels
omtrent de opleidingseisen waaraan de beroepskrachten voldoen.

	3. Op de houder van een gastouderbureau en personen, werkzaam bij een
gastouderbureau, is artikel 50, derde, vierde en vijfde lid, van
overeenkomstige toepassing. 

	4. Gastouderopvang geschiedt op basis van een schriftelijke
overeenkomst tussen de houder van het gastouderbureau en de ouder. Bij
regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld met betrekking
tot de inhoud van de overeenkomst. 

	5. Bij regeling van Onze Minister kan worden bepaald dat de
uitvoeringskosten een bij die regeling vast te stellen maximum per nader
te bepalen soort kosten niet te boven gaan.

	6. Bij regeling van Onze Minister kunnen ten behoeve van een goede
uitvoering van deze wet regels worden gesteld omtrent:

	a. de administratie van gegevens bij gastouderbureaus;

	b. het betalingsverkeer tussen gastouders, het gastouderbureau en
vraagouders.

	7. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld omtrent
de verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal
gastouders.

O

	Na artikel 56 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 56a

	De houder van een gastouderbureau maakt ten behoeve van een goede
uitvoering van de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde regels gebruik
van het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, van het
sociaal-fiscaalnummer.

Artikel 56b

	1. De gastouder beschikt over een zodanige deskundigheid, organiseert
de gastouderopvang op zodanige wijze, voorziet de voorziening voor
gastouderopvang zodanig van materieel en voert een zodanig pedagogisch
beleid, dat een en ander leidt of redelijkerwijs moet leiden tot
verantwoorde gastouderopvang.

	2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld omtrent de kwaliteit van de gastouderopvang. Deze regels
kunnen betrekking hebben op:

	a. de veiligheid en de gezondheid;

	b. de deskundigheidseisen waaraan de houder voldoet;

	c. de groepsgrootte;

	d. de accommodatie en de inrichting van de ruimte die bestemd is voor
gastouderopvang;

	e. de beschikbare ruimte voor kinderen;

	f. het pedagogisch beleid en de pedagogische praktijk.

	3. De gastouder en andere personen van 18 jaar of ouder die op
hetzelfde woonadres als de houder hun hoofdverblijf hebben, zijn in het
bezit van een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet
justitiële en strafvorderlijke gegevens.

	4. De verklaringen, bedoeld in het derde lid, worden door de gastouder
aan de houder van het gastouderbureau overgelegd, voordat de gastouder
zijn werkzaamheden aanvangt. De verklaringen zijn op het moment dat zij
worden overgelegd, niet ouder dan twee maanden.

	5. Indien de toezichthouder redelijkerwijs mag vermoeden dat een
persoon als bedoeld in het derde lid niet langer voldoet aan de eisen
voor het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag, verlangt de
toezichthouder dat die persoon opnieuw een verklaring omtrent het gedrag
overlegt die niet ouder is dan twee maanden. De desbetreffende persoon
legt de verklaring over binnen een door de toezichthouder vast te
stellen termijn.

	6. De artikelen 51, 53, 54 en 55 zijn van overeenkomstige toepassing op
de gastouder.

P

	In artikel 57 wordt “artikel 50, tweede, derde en vierde lid,”
vervangen door: artikel 50, tweede tot en met vijfde lid,.

Q

	In artikel 57a, eerste lid, wordt “49, 50, 51 en 56” vervangen
door: 49, 50, eerste, derde, vierde en vijfde lid, 51, 56, eerste en
derde lid, en 56b, eerste, derde, vierde, vijfde en zesde lid, voor
zover dat laatste lid betrekking heeft op artikel 51.

R

	In artikel 59, eerste lid, wordt “De houder stelt binnen zes maanden
na de melding” vervangen door: De houder van een kindercentrum of een
gastouderbureau stelt binnen zes maanden na de aanvraag.

S

	In artikel 60, eerste lid, aanhef, wordt “De houder” vervangen
door: De houder van een kindercentrum of een gastouderbureau.

T

	In artikel 60a, eerste volzin, wordt “De houder” vervangen door: De
houder van een kindercentrum of een gastouderbureau.

U

	Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid, tweede volzin, wordt vervangen door: Het college van
burgemeester en wethouders wijst de directeur van de GGD aan als
toezichthouder.

	2. Onder vernummering van het derde lid tot tweede lid vervalt het
tweede lid.

	3. In het (vernummerde)tweede lid wordt “of een gastouderbureau”
vervangen door: een voorziening voor gastouderopvang of een
gastouderbureau.

V

	Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “De toezichthouder onderzoekt na een
melding als bedoeld in artikel 45, eerste lid,” vervangen door: De
toezichthouder onderzoekt na een aanvraag als bedoeld in artikel 45,
eerste of tweede lid,.

	2. In het tweede lid, wordt “of gastouderbureau” vervangen door: ,
elke voorziening voor gastouderopvang of elk gastouderbureau.

W

	In artikel 63, eerste lid, wordt “of een gastouderbureau” vervangen
door: , een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau.

X

	Artikel 65 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “of een gastouderbureau” vervangen door:
, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau.

	2. Het derde lid komt te luiden:

	3. De toezichthouder kan een schriftelijk bevel geven aan een
kindercentrum, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang
indien hij oordeelt:

	a. dat de kwaliteit van de kinderopvang bij een kindercentrum of een
voorziening voor gastouderopvang zodanig tekortschiet dat het nemen van
maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden; of

	b. dat de kwaliteit van een gastouderbureau zodanig tekort schiet, en
daardoor het risico bestaat dat ook de kwaliteit van de gastouderopvang
in gevaar komt,  dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen
uitstel kan lijden.

	3. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt een lid
ingevoegd, luidende:

	4. Het bevel, bedoeld in het derde lid, heeft een geldigheidsduur van
zeven dagen, welke door het college van burgemeester en wethouders kan
worden verlengd.

Y

	Artikel 66 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “of gastouderbureau” vervangen door: ,
een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau.

	2. In het tweede lid wordt “of het gastouderbureau” vervangen door
“, de voorziening voor gastouderopvang of het gastouderbureau” en
wordt na “dat kindercentrum” ingevoegd “, die voorziening voor
gastouderopvang of dat gastouderbureau”.

Ya

	In artikel 68, eerste en derde lid, wordt "bij of krachtens dit
hoofdstuk" telkens vervangen door: bij of krachtens hoofdstuk 3,
paragraaf 1, hoofdstuk 4.

Z

	Artikel 69, eerste lid, komt te luiden:

	1. Het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad
verstrekken Onze Minister alle gegevens en inlichtingen die hij voor het
toezicht nodig heeft.

AA

	In artikel 78 wordt “van een ingevolge artikel 61 aangewezen
ambtenaar” vervangen door: de directeur van de GGD.

AB

	In artikel 87, eerste lid, tweede volzin, wordt “artikel 1, eerste
lid, onder c en e,” vervangen door: artikel 1, eerste lid, wat betreft
de begrippen gastouderbureau en gastouderopvang,.

AC

Vervallen

AD

	Artikel 90 wordt vervangen door twee nieuwe artikelen, luidend:

Artikel 90

	1. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van
vestiging draagt er zorg voor dat kindercentra en gastouderbureaus die
op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen G en H,
van de wet van ……………… tot wijziging van de Wet kinderopvang
in verband met een herziening van het stelsel van gastouderopvang (Stb.
…………) zijn opgenomen in het register kinderopvang, bedoeld in
artikel 46, zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van
voornoemde wijzigingswet, voor 1 juli van het eerste kalenderjaar waarop
voornoemde wijzigingswet betrekking heeft, worden ingeschreven in het
register kinderopvang, bedoeld in artikel 47a. Artikel 46, derde en
vijfde lid, alsmede artikel 47, eerste en tweede lid, zijn van
toepassing.

	2. Indien de overheveling naar het register kinderopvang, bedoeld in
het eerste lid, nog niet volledig heeft plaatsgevonden blijft artikel
46, zoals dat luidde de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de
in het eerste lid genoemde wijzigingswet,  tot 1 juli van het eerste
kalenderjaar waarop voornoemde wijzigingswet betrekking heeft van
toepassing op het college van burgemeester en wethouders van de
desbetreffende gemeente.

	3. Een houder van een kindercentrum of gastouderbureau als bedoeld in
het eerste lid, verstrekt desgevraagd aan het college de gegevens,
bedoeld in artikel 45, vierde lid.

	4. De in het eerste lid bedoelde inschrijving in het register
kinderopvang van gastouderbureaus betreft een voorlopige inschrijving,
welke voortduurt tot en met uiterlijk 31 december van het eerste
kalenderjaar waarop de in het eerste lid genoemde wijzigingswet
betrekking heeft.

	5. De in het vierde lid bedoelde inschrijving wordt definitief indien
uiterlijk op de in dat lid genoemde datum uit het onderzoek, bedoeld in
artikel 62, is gebleken dat de exploitatie van het gastouderbureau zal
plaatsvinden in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de
paragrafen 2 en 3 van hoofdstuk 3.

Artikel 90a

	1. Ter uitvoering van artikel 49, derde lid, onderdeel a, is het
gastouderbureau gedurende het eerste kalenderjaar na inwerkingtreding
van de wet van … tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met
een herziening van het stelstel van gastouderopvang (Stb….)
verantwoordelijk voor de beoordeling of de gastouderopvang naar
verwachting voor 1 september van genoemd kalenderjaar redelijkerwijs zal
plaatsvinden in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de
paragrafen 2 en 3 van hoofdstuk 3.

	2. Het gastouderbureau stelt de ouders die gebruikmaken van de diensten
van de gastouder in kennis van zijn in het eerste lid bedoelde
beoordeling. 

	3. Het gastouderbureau stelt de in het tweede lid bedoelde ouders voor
de aanvang van het in het eerste lid bedoelde eerste kalenderjaar in
kennis van zijn oordeel over de verwachtingen met betrekking tot het
tijdig kunnen voldoen aan de in het eerste lid bedoelde eisen door de
gastouder. 

	4. Voor de toepassing van het eerste en derde lid baseert het
gastouderbureau zich op geobjectiveerde redelijke maatstaven die
aantoonbaar zijn afgeleid van de in het eerste lid bedoelde eisen. 

	5. Het gastouderbureau stelt zich regelmatig op de hoogte van de
inspanningen van de gastouder om voor 1 september van het in het eerste
lid bedoelde kalenderjaar overeenkomstig de in het eerste lid bedoelde
beoordeling door het gastouderbureau te voldoen aan het bepaalde bij of
krachtens de paragrafen 2 en 3 van hoofdstuk 3. 

	6. De gastouder verstrekt aan het gastouderbureau de benodigde
informatie met het oog op toepassing van het tweede en derde lid. 

	7. Ingeval het gastouderbureau redelijkerwijs mag vermoeden dat de in
het vijfde lid bedoelde inspanningen van de gastouder tekortschieten,
stelt het gastouderbureau de ouder daarvan onverwijld in kennis en
bevordert het gastouderbureau dat de ouder gebruik kan maken van de
diensten van een gastouder die gastouderopvang aanbiedt die naar het
oordeel van het gastouderbureau naar verwachting voor 1 september van de
in het eerste lid bedoelde kalenderjaar zal plaatsvinden in
overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de paragrafen 2 en 3
van hoofdstuk 3.

	8. Indien de gastouder uiterlijk op 31 december van het in het eerste
lid bedoelde kalenderjaar niet is ingeschreven in het register
kinderopvang, bedoeld in artikel 47a, is de ouder aan het
gastouderbureau geen uitvoeringskosten verschuldigd. 

	9. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met
betrekking tot de toepassing van dit artikel.

AE

	De artikelen 91 en 92 worden vervangen door vier nieuwe artikelen,
luidende:

Artikel 91

	1. Personen die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van
artikel I, onderdelen B en G, van de wet van ……………… tot
wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van het
stelsel van gastouderopvang (Stb. ……………) werkzaam waren als
gastouder als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van deze wet, zoals dat
luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van dat artikel I,
onderdelen B en G, worden door het college van burgemeester en
wethouders in het register kinderopvang, bedoeld in artikel 47a,
ingeschreven als voorziening voor gastouderopvang indien op het moment
van inschrijving na een aanvraag als bedoeld in artikel 45, tweede lid,
uit het onderzoek, bedoeld in artikel 62, eerste lid, is gebleken dat
exploitatie van de voorziening voor gastouderopvang redelijkerwijs zal
plaatsvinden in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de
paragrafen 2 en 3 van hoofdstuk 3. 

	2. Indien de inschrijving, bedoeld in het eerste lid, plaatsvindt
uiterlijk op 31 december van het eerste kalenderjaar waarop artikel I,
onderdelen B en G, van de in het eerste lid genoemde wijzigingswet
betrekking heeft, werkt de inschrijving, onder voorwaarde dat de
aanvraag, bedoeld in artikel 45, tweede lid, voor 1 september van
genoemd kalenderjaar plaatsvindt, terug tot en met 1 januari van dat
kalenderjaar. 

	3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op
voorzieningen voor gastouderopvang die hun exploitatie aanvangen in het
eerste kalenderjaar waarop artikel I, onderdelen B en G, van de in het
eerste lid genoemde wijzigingswet betrekking heeft.

Artikel 92

	1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 45, tweede lid, die is gedaan
ten hoogste twee maanden voorafgaande aan de inwerkingtreding van
artikel I, onderdelen B en G, van de wet van ……………………
tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van
het stelsel van gastouderopvang (Stb. …………………), geldt als
aanvraag gedaan op de eerste dag van inwerkingtreding van dat artikel I,
onderdelen B en G.

	2. Een oordeel van de toezichthouder als bedoeld in artikel 63,
inhoudende dat de exploitatie van een voorziening voor gastouderopvang
redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met het bepaalde bij
of krachtens de paragrafen 2 en 3 van hoofdstuk 3 van deze wet zoals
luidend na inwerkingtreding van de in het eerste lid genoemde
wijzigingswet, dat is gegeven ten hoogste twee maanden voorafgaande aan
de inwerkingtreding van genoemd artikel I, onderdelen B en G, geldt als
oordeel gegeven op de eerste dag van laatstbedoeld tijdstip van 
inwerkingtreding.

Artikel 92a

	Aan het bepaalde in de artikelen 90, 91 en 92 kan bij ministeriële
regeling met het oog op  een goede invoering van de wet
van…………… tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met
een herziening van het stelsel van gastouderopvang (Stb.
……………) in het eerste kalenderjaar waarop deze wet betrekking
heeft, zo nodig een andere uitvoering worden gegeven.

Artikel 92b

	De artikelen 90 tot en met 92b vervallen drie jaar na inwerkingtreding
van de wet van……………… tot wijziging van de Wet kinderopvang
in verband met een herziening van het stelsel van gastouderopvang (Stb.
………………). 

AF

Vervallen

AG

	De artikelen 99 tot en met 112 en 114 vervallen.

ARTIKEL IA

A

	Indien artikel I, onderdeel H, op een later tijdstip in werking treedt
dan artikel I, onderdelen B en G, gelden tot dat latere tijdstip met
ingang van het tijdstip waarop artikel I, onderdelen B en G, in werking
treden, de volgende voorschriften:

	1. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van
vestiging houdt een register bij van op grond van artikel 45, eerste en
tweede lid, van de Wet kinderopvang gemelde kindercentra,
gastouderbureaus en voorzieningen voor gastouderopvang. In het register
worden na de melding onverwijld opgenomen:

	a. de gegevens, bedoeld in paragraaf 3, van de Regeling Wet
kinderopvang, zoals die paragraaf luidde op de dag voorafgaand aan de
inwerkingtreding van artikel I, onderdelen B en G;

	b. de gegevens met betrekking tot gastouders, bedoeld in artikel 45,
tweede lid, van de Wet kinderopvang.

	2. Bij ministeriële regeling van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap kunnen nadere regels worden gesteld over de op te nemen
gegevens, bedoeld onder 1 sub b. 

	3. Het college van burgemeester en wethouders deelt de houder, bedoeld
in artikel 1, eerste lid, van de Wet kinderopvang schriftelijk mede dat
inschrijving van het kindercentrum, het gastouderbureau
onderscheidenlijk de voorziening voor gastouderopvang in het register
heeft plaatsgevonden.

	4. Het college van burgemeester en wethouders maakt de opneming in het
register bekend in een lokaal verspreid dag-, nieuws- of huis-
aan-huisblad.

	5. Bij ministeriële regeling van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap kunnen regels worden gesteld omtrent de vastlegging van
gegevens in het register, de verwijdering van gegevens uit het register,
de wijze waarop verbetering van onjuistheden in het register plaatsvindt
en de verstrekking van gegevens.

	6. Onder het register kinderopvang, bedoeld in artikel 1, eerste lid,
van de Wet kinderopvang zoals luidend ingevolge artikel I, onderdeel A,
wordt voor de toepassing van het bepaalde bij en krachtens de Wet
kinderopvang verstaan het onder 1 bedoelde register. Onder een
geregistreerd kindercentrum, een geregistreerd gastouderbureau of een
geregistreerde voorziening voor gastouderopvang als bedoeld in de Wet
kinderopvang wordt voor de toepassing van het bepaalde bij en krachtens
de Wet kinderopvang verstaan een ingevolge het bepaalde onder 1
geregistreerd kindercentrum of gastouderbureau, onderscheidenlijk een
ingevolge onder 1 geregistreerde voorziening voor gastouderopvang. 

	7. Artikel 45, vierde lid, is niet van toepassing.

	8. Het register ligt ter gemeentesecretarie kosteloos voor een ieder
ter inzage. 

B

	Indien artikel I, onderdeel H, op een later tijdstip in werking treedt
dan artikel I, onderdelen B en G, komt artikel I, onderdeel AD, wat
artikel 90 betreft te luiden: 

AD

	Artikel 90 komt te luiden:

Artikel 90

	1. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van
vestiging draagt er zorg voor dat kindercentra, gastouderbureaus en
voorzieningen voor gastouderopvang die op het tijdstip van
inwerkingtreding van artikel 47a  zijn opgenomen in het door het college
van burgemeester en wethouders gehouden register, bedoeld in artikel IA,
onderdeel A, van de wet van …………… tot wijziging van de Wet
kinderopvang in verband met een herziening van het stelsel van
gastouderopvang (Stb…..), voor 1 juli van het eerste kalenderjaar
waarop artikel 47a betrekking heeft, worden ingeschreven in het in dat
artikel bedoelde register. Deze inschrijving werkt terug tot en met 1
januari van voornoemd kalenderjaar.  

	2. Indien de overheveling van gegevens vanuit een door het college van
burgemeester en wethouders gehouden register, bedoeld in artikel IA,
onderdeel A, naar het register kinderopvang, bedoeld in artikel 47a, nog
niet volledig heeft plaatsgevonden, blijft artikel IA, onderdeel A, van
de in het eerste lid genoemde wijzigingswet tot uiterlijk 1 juli van het
eerste kalenderjaar waarop artikel 47a betrekking heeft van toepassing
op het college van burgemeester en wethouders van de desbetreffende
gemeente. 

	3. Een houder van een kindercentrum, gastouderbureau of voorziening
voor gastouderopvang als bedoeld in het eerste lid, verstrekt
desgevraagd aan het college van burgemeester en wethouders de gegevens,
bedoeld in artikel 45, vierde lid.

	4. De in het eerste lid bedoelde inschrijving in het door het college
van burgemeester en wethouders gehouden register alsmede de daarop
volgende inschrijving in het register kinderopvang van gastouderbureaus
betreft een voorlopige inschrijving voor de periode tot en met uiterlijk
31 december van het kalenderjaar waarin artikel I, onderdelen B en G,
van de in het eerste lid genoemde wijzigingswet in werking is getreden.

	5. De in het vierde lid bedoelde inschrijving wordt definitief indien
uiterlijk op het in dat lid bedoelde tijdstip uit het onderzoek, bedoeld
in artikel 62, is gebleken dat de exploitatie van het gastouderbureau
zal plaatsvinden in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de
paragrafen 2 en 3 van hoofdstuk 3. 

C

	Indien artikel I, onderdeel H, op een later tijdstip in werking treedt
dan artikel I, onderdelen B en G, wordt artikel I, onderdeel AE,
vervangen door: 

AE

	De artikelen 91 en 92 worden vervangen door vier nieuwe artikelen,
luidende:

Artikel 91

	1. Personen die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van
artikel I, onderdelen B en G, van de wet  van ……………… tot
wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van het
stelsel van gastouderopvang (Stb. ……………) werkzaam waren als
gastouder als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van deze wet, zoals dat
luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van dat artikel I,
onderdelen B en G, worden door het college van burgemeester en
wethouders in het door dit college gehouden register ingeschreven als
voorziening voor gastouderopvang indien op het moment van inschrijving
na een aanvraag als bedoeld in artikel 45, tweede lid, uit het
onderzoek, bedoeld in artikel 62, eerste lid, is gebleken dat
exploitatie van de voorziening voor gastouderopvang redelijkerwijs zal
plaatsvinden in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de
paragrafen 2 en 3 van hoofdstuk 3. 

	2. Indien het college van burgemeester en wethouders uiterlijk op 31
december van het kalenderjaar voorafgaand aan het eerste kalenderjaar
waarop artikel 47a betrekking heeft, onder voorwaarde dat de aanvraag,
bedoeld in artikel 45, tweede lid, voor 1 september van eerstgenoemd
kalenderjaar heeft plaatsgevonden, alsnog een voorziening voor
gastouderopvang inschrijft in het door het college van burgemeester en
wethouders gehouden register, bedoeld in artikel IA, onderdeel A, van de
in het eerste lid genoemde wijzigingswet, werkt die inschrijving terug
tot en met 1 januari van eerstgenoemd kalenderjaar.

	3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op
voorzieningen voor gastouderopvang die hun exploitatie aanvangen in het
eerste kalenderjaar waarop artikel I, onderdelen B en G, van de in het
eerste lid genoemde wijzigingswet betrekking heeft.

Artikel 92

	1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 45, tweede lid, die is gedaan
ten hoogste twee maanden voorafgaande aan de inwerkingtreding van
artikel I, onderdelen B en G, van de wet van ……………………
tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van
het stelsel van gastouderopvang (Stb. …………………), geldt als
aanvraag gedaan op de eerste dag van inwerkingtreding van dat artikel I,
onderdelen B en G.

	2. Een oordeel van de toezichthouder als bedoeld in artikel 63,
inhoudende dat de exploitatie van een voorziening voor gastouderopvang
redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met het bepaalde bij
of krachtens de paragrafen 2 en 3 van hoofdstuk 3 van deze wet zoals
luidend na inwerkingtreding vande in het eerste lid genoemde
wijzigingswet, dat is gegeven ten hoogste twee maanden voorafgaande aan
de inwerkingtreding van genoemd artikel I, onderdelen B en G, geldt als
oordeel gegeven op de eerste dag van laatstbedoeld tijdstip van 
inwerkingtreding.

Artikel 92a

	1. Aan het bepaalde in de artikelen 90 en 92 kan bij ministeriële
regeling met het oog op  een goede invoering van de wet
van…………… tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met
een herziening van het stelsel van gastouderopvang (Stb.
……………) in het eerste kalenderjaar waarop artikel I, onderdelen
B en G,  van deze wet betrekking heeft zo nodig een andere uitvoering
worden gegeven. 

	2. Aan het bepaalde in artikel 91 kan bij ministeriële regeling met
het oog op  een goede invoering van de in het eerste lid genoemde
wijzigingswet in het eerste kalenderjaar waarop artikel 47a betrekking
heeft zo nodig een andere uitvoering worden gegeven. 

Artikel 92b

	De artikelen 90 tot en met 92b vervallen drie jaar na de dag van
inwerkingtreding van artikel 47a. 

ARTIKEL II

Vervallen

ARTIKEL III

	Artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 3˚, van de Wet klachtrecht
cliënten zorgsector komt te luiden:

	3˚. een kindercentrum en een gastouderbureau als bedoeld in artikel 1,
eerste lid, van de Wet kinderopvang.

ARTIKEL IV

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Staatssecretaris van Financiën,

 PAGE    

 PAGE   1