[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Nader rapport

Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de aanpassing van de vorderingsprocedure en de invoering van het alcoholslotprogramma

Nader rapport

Nummer: 2009D13416, datum: 2009-03-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2009Z05128:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)












Datum	13 maart 2009

Nummer	CEND/HJDZ-2009/184 sector AWW

Onderwerp	Nader rapport inzake het voorstel van wet inzake het voorstel
van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de
aanpassing van de vorderingsprocedure en de invoering van het
alcoholslotprogramma

Bijlagen	5  DOCPROPERTY bijlage   





	

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 11 augustus
2008, nr. 08.002327, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn
advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te
doen toekomen. Dit advies, gedateerd 17 oktober 2008, nr.
W09.08.0371/IV, bied ik U hierbij aan.

De Raad van State maakt een aantal opmerkingen over onder meer de
effectiviteit van het voorstel. Hij is van oordeel dat het voorstel in
verband daarmee nader dient te worden overwogen. Daarnaast maakt de Raad
enkele redactionele kanttekeningen.

1. Effectiviteit van het wetsvoorstel

a. Het ontbreken van een behandelingstraject

In reactie op de opmerkingen van de Raad over de effectiviteit van het
wetsvoorstel wordt op het volgende gewezen. Hoewel Nederland een van de
meest verkeersveilige landen ter wereld is, zijn er nog altijd te veel
verkeersslachtoffers te betreuren. In 2007 waren dat er 791. Een kwart
van deze verkeersslachtoffers is het gevolg van rijden onder invloed van
alcohol. Daarom is de regering van mening dat de aanpak van rijden onder
invloed hard moet worden aangepakt. De wet van 24 oktober 2008 tot
wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van
een recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten (Stb. 433) is daar
een voorbeeld van en ook het onderhavige wetsvoorstel moet in dit licht
worden beschouwd. Het alcoholslotprogramma wordt ingebed in de procedure
van de artikelen 130 en volgende van de Wegenverkeerswet 1994 (de
vorderingsprocedure, die is gericht op de geschiktheid of de
rijvaardigheid van de rijbewijshouder). Ook in deze vorderingsprocedure
gaat het er in beginsel om om met maatregelen op het terrein van de
rijvaardigheid of geschiktheid (bijvoorbeeld de educatieve maatregelen,
de onderzoeken of het voorgestelde alcoholslotprogramma) de
verkeersveiligheid te beschermen. Doel is derhalve om een
rijbewijshouder bewust te maken van het risico van rijden onder invloed
van, onder andere, alcohol en hem te leren een onderscheid te maken
tussen het besturen van een motorrijtuig en het gebruik van de
rijvaardigheid beïnvloedende middelen, zoals bijvoorbeeld alcohol. Het
alcoholslotprogramma past in deze doelstelling en dat is de reden dat er
niet voor is gekozen behandeling in het kader van de verslavingszorg
onderdeel te maken van dat alcoholslotprogramma. Het
begeleidingsprogramma is erop gericht betrokkene te motiveren om de
scheiding tussen alcohol en verkeer aan te brengen. Hiertoe krijgen alle
deelnemers aan het begin van het programma een aantal verplichte
groepssessies waarin onder andere de werking van alcohol op het lichaam,
de effecten op de rijvaardigheid, de spelregels van het
alcoholslotprogramma, inzicht in en de mogelijkheden om de eigen
alcoholproblematiek aan te pakken, worden behandeld. De deelnemer zal
worden gemonitord en begeleid aan de hand van de data die periodiek uit
het alcoholslot worden uitgelezen. Deze data geven zicht op de wijze
waarop betrokkene omgaat met de scheiding tussen alcoholgebruik en
verkeersdeelname. Op basis van de uitgelezen data kan het CBR deelnemer
begeleiden en indien nodig bijsturen. Zo kan het CBR ook, als daartoe
aanleiding bestaat, betrokkene adviseren om zich aan te melden bij de
verslavingszorg teneinde daar zich te laten behandelen en dat een
dergelijke vrijwillige behandeling een positieve bijdrage kan leveren
aan het welslagen van het alcoholslotprogramma. Verder moet betrokkene,
om de kans op recidive zoveel mogelijk te beperken na afloop van het
programma, gedurende zes hebben aangetoond zelfstandig de scheiding te
kunnen maken tussen alcoholgebruik en het besturen van een motorrijtuig.
Zolang hij die scheiding niet kan aanbrengen, blijft hij in het
alcoholslotprogramma.

In reactie op de tweede opmerking van de Raad wordt het volgende
opgemerkt. Naar het oordeel van de regering is het wenselijk de
deelnemer aan het alcoholslotprogramma het signaal te geven dat de
combinatie van alcohol en verkeer niet acceptabel is. Zo'n soort signaal
is in januari 2006 ook afgegeven aan de beginnende bestuurder in de vorm
van een verlaging van de wettelijke limiet voor deze categorie
bestuurders tot 88 µg/l (0,2 ‰). De reden voor de keuze van 0,2 ‰
(en dus niet de 0,0 ‰) was gelegen in het feit dat mensen van nature
alcohol in het bloed kunnen hebben. 

Naar het oordeel van de regering is het ook nu wenselijk een signaal af
te geven dat het gebruik van alcohol en het besturen van een
motorrijtuig niet samen gaat. Bij de beantwoording van de vraag op welke
wijze dat het beste zou kunnen, is niet gekozen voor de combinatie van
het vaststellen de limiet op 0,0 ‰ en aanpassing van de
standaarddeviatie. De belangrijkste reden hiervoor is gelegen in het
feit dat aanpassing van de standaarddeviatie tot doel heeft om invloed
uit te oefenen op de betrouwbaarheid van een meting met een
meetinstrument en niet om dan ook nog onbekende waarden - want niet
iedereen heeft van nature dezelfde hoeveelheid alcohol in het bloed - te
corrigeren. Daarmee is de aanpassing van de standaarddeviatie naar het
oordeel van de regering niet geschikt voor opsporing en handhaving van
een limiet van 0,0 ‰. Deze is immers alleen van invloed op de
betrouwbaarheid van het meetinstrument, waardoor het nog steeds mogelijk
zou blijven dat personen met van nature alcohol in het bloed ten
onrechte met een fout blaasresultaat geconfronteerd worden. Verder
speelde hier een rol de overweging dat bij een keuze voor een promillage
van 0,0 veranderingen in de thans bij de politie in gebruik zijnde
opsporingsapparatuur, zoals de voorlopige selectiemiddelen en de
ademanalyseapparatuur, noodzakelijk zouden zijn. Aanpassing van de
limiet is, zeker als dit zou moeten gebeuren voor alle apparatuur, een
ingewikkelde en tijdrovende aangelegenheid, terwijl de regering juist zo
snel als realiseerbaar is, wil starten en ervaring opdoen met het
alcoholslotprogramma.

Bij de beantwoording van de vraag op welke wijze zo'n signaal wel het
beste zou kunnen worden afgegeven, is het volgende overwogen. Zo'n
signaal is allereerst de verplichting zelf in het kader van de
vorderingsprocedure om deel te nemen aan het alcoholslotprogramma, met
als uitgangspunt de boodschap dat het gebruik van alcohol moet worden
gescheiden van het besturen van een motorrijtuig: het alcoholslot is
bedoeld om te verhinderen dat bestuurders met alcohol op een
motorrijtuig gaan besturen. Bij het vaststellen van de instelwaarde van
het alcoholslot zal dit uitgangspunt leidend zijn. Het overleg hierover
is thans gaande, waarbij overigens naar het zich thans laat aanzien, de
instelwaarde niet op 0,0 zal worden gesteld, juist omdat de mens van
nature een hoeveelheid alcohol in het bloed kan hebben. Wellicht ten
overvloede wordt erop gewezen dat in veruit de meeste staten die een
alcoholslotprogramma in de een of andere vorm kennen, er sprake is van
een instelwaarde die in ieder geval niet op 0,0 ‰ ligt (Survey
Responses from ICADTS, NHTSA projects, september 2007, P. Marques en
Robert Voas).

Verder heeft de regering het ook wenselijk geoordeeld om ook in het
strafrecht een signaal af te geven. Om de hierboven weergegeven redenen
is ervoor gekozen om voor alle deelnemers aan het alcoholslotprogramma
de wettelijke limiet, voor de duur van dat alcoholslotprogramma, vast te
stellen op de reeds voor de beginnende bestuurder bestaande wettelijke
limiet van 0,2 ‰. Op deze manier kan gewoon gebruik gemaakt blijven
worden van de bestaande voorlopige selectiemiddelen en
ademanalyseapparaten. 

De memorie van toelichting is op de door de Raad aangehaalde punten in
de hierboven aangegeven zin verduidelijkt.

b. Fraudegevoeligheid

In reactie op de opemrking vande Raad over de fraudegevoeligheid moet
worden gesteld dat de controle op de naleving van de voorwaarden van het
alcoholslotprogramma op verschillende manieren zal plaatsvinden.
Allereerst zal die controle plaatsvinden aan de hand van de gegevens uit
het slot zelf, waarvan de betrouwbaarheid overigens, in tegenstelling
tot hetgeen de Raad lijkt te veronderstellen, niet wordt beïnvloed door
de intensiteit van de politiecontroles. Die gegevens, bijvoorbeeld de
blaasgegevens en gegevens over eventuele pogingen om het alcoholslot te
omzeilen, worden immers ook geregistreerd als in het geheel geen
controles zouden plaatsvinden. Bovendien zullen de gegevens worden
beveiligd en langs beveiligde lijnen worden uitgelezen, zonder dat de
instantie die uitleest bij die gegevens kan komen of ze kan wijzigen. 

Ook het feit dat de deelnemer, nadat hij zijn motorrijtuig heeft
gestart, periodiek tijdens de rit hertests zal moeten uitvoeren, is een
instrument om fraude zoveel mogelijk te voorkomen. Datzelfde geldt voor
de wijze waarop geblazen zal moeten worden. Het alcoholslot zal, mede
naar aanleiding van de demo, zo worden ingesteld dat het niet mogelijk
zal zijn te blazen met gebruik van hulpmiddelen.

Daarnaast zal de politie controleren, al zal er geen intensivering van
de controles plaatsvinden. Wel zal, door het maken van afspraken over de
aanlevering van gegevens uit het rijbewijzenregister in zijn
algemeenheid, gerichter kunnen worden gecontroleerd, bijvoorbeeld op het
rijden zonder geldig rijbewijs, waardoor de beschikbare capaciteit
effectiever kan worden ingezet. Deze maatregel zal weliswaar niet alleen
betrekking hebben op de naleving van de voorwaarden van het
alcoholslotprogramma, maar ook zijn gericht op bijvoorbeeld het rijden
tijdens een ongeldigverklaring of een rijontzegging, maar dit laat
onverlet dat met deze maatregel toch een verhoging van de subjectieve
pakkans zal kunnen worden gerealiseerd. Het rijden in een motorrijtuig
waarin geen alcoholslot is ingebouwd of waarin een alcoholslot is
ingebouwd dat voor een andere deelnemer bestemd is, is immers ook aan te
merken als rijden zonder geldig rijbewijs. De regering gaat er hiermee
van uit dat er in voldoende mate controle op de naleving van de
voorwaarden van het alcoholslotprogramma mogelijk zal zijn. Uiteraard
zal de mate van naleving onderwerp zijn van de evaluatie. In dat kader
zal een en ander kritisch worden gevolgd. Mocht dan blijken dat
bijstelling, in welke vorm dan ook, nodig is, zal op dat moment, in
overleg met alle betrokkenen, worden bezien op welke wijze aanpassing
zal worden gerealiseerd. 

De regering ziet geen aanleiding om op dit punt tot heroverweging van
het voorstel te komen.

c. Samenloop met strafrechtelijke maatregelen.

Terecht constateert de Raad dat er in bepaalde gevallen samenloop zal
kunnen ontstaan tussen het alcoholslotprogramma en maatregelen van
strafrechtelijke aard. Allereerst is er de samenloop met een mogelijke
strafrechtelijke rijontzegging. Het is aan de officier van justitie om
te bepalen welke straf (en dus ook welke bijkomende straf) hij zal
vorderen in een strafzaak en of die straf voorwaardelijk dan wel
onvoorwaardelijk wordt gevorderd. Het is niet aan de regering om daar
invloed op uit te oefenen, noch in een concreet geval, noch in algemene
zin door aanpassing van de strafvorderingsrichtlijnen te
bewerkstelligen. Dit laat onverlet dat in een concreet geval een
verdachte of diens raadsman bij de rechter kan pleiten voor oplegging
van een voorwaardelijke rijontzegging om de verdachte aldus in staat te
stellen op zo kort mogelijk termijn te kunnen beginnen met het
alcoholslotprogramma. Het is dan aan de rechter om hierover een
beslissing te nemen, waarbij hij dan rekening kan houden met alle
omstandigheden van dit concrete geval.

Uitval uit het alcoholslotprogramma zou dan een reden kunnen zijn om de
voorwaardelijke rijontzegging om te zetten in een onvoorwaardelijke. 

Samenloop met de recidiveregeling doet zich alleen voor bij een bepaalde
groep recidivisten. Voor first offenders is er geen samenloop omdat ten
aanzien van hen de recidiveregeling en dus de ongeldigheid van
rechtswege niet van toepassing is. Om voor de recidivisten de mogelijke
samenloop met de recidiveregeling zo klein mogelijk te houden, wordt in
het onderhavige wetsvoorstel voorgesteld de grens van 1,0 ‰ te
verhogen tot 1,3 ‰. Een belangrijke groep recidivisten zal op deze
manier worden gevrijwaard van samenloop tussen recidiveregeling en
alcoholslotprogramma. 

Aan de Raad kan worden toegegeven dat dit voorstel samenloop niet
volledig zal uitsluiten en dat mogelijk hierdoor sommige kandidaten niet
langer gemotiveerd zijn om deel te nemen. Aan de andere kant moet worden
bedacht dat dat zou beteken dat betrokkene gedurende een lange periode
geen motorrijtuig zal mogen besturen. Dit laatste kan, zeker in een tijd
waarin sprake is van een toenemende afhankelijkheid van een
motorrijtuig, toch weer een aansporing zijn om toch deel te nemen aan
het alcoholslotprogramma, zeker als betrokkene zich realiseert dat hij,
om weer in het bezit van een rijbewijs te komen, toch eerst het
alcoholslotprogramma zal moeten volgen. Dit punt zal in de lagere
regelgeving worden uitgewerkt, terwijl het te zijner tijde de bedoeling
is dat er goede voorlichting over zal plaatsvinden. Bij de evaluatie zal
ook dit punt worden betrokken.

Maar ook hier geldt dat de regering het belangrijk vindt om op zo kort
mogelijke termijn het alcoholslotprogramma in te voeren en ervaring
ermee op te doen en daarna, mede aan de hand van evaluatie en onderzoek,
te bezien op welke wijze verbeteringen en aanpassingen nodig en mogelijk
zijn om de effectiviteit van het alcoholslotprogramma te verhogen.

Conform het advies van de Raad is waar nodig de memorie van toelichting
op deze punten verduidelijkt.

d. De lasten voor de deelnemers

Met de opmerking van de Raad kan worden ingestemd dat deelname aan het
alcoholslotprogramma kosten met zich brengt voor de deelnemer. Los van
het feit dat de regering nog steeds bezig is te bezien of de in de
toelichting berekende kosten nog naar beneden zouden kunnen worden
bijgesteld (de schatting van de kosten is in ieder geval op dit moment
naar beneden bijgesteld tot € 1.300,- tot € 2.000,-), wordt gewezen
op het volgende. Het is genoegzaam en algemeen bekend dat rijden onder
invloed van alcohol gevaar oplevert voor de verkeersveiligheid en daarom
absoluut ongewenst is. Ook is genoegzaam bekend dat de regering al enige
tijd bezig is om dit verschijnsel hard aan te pakken. Desondanks heeft
de betrokkene een motorrijtuig bestuurd onder invloed van een behoorlijk
hoog promillage (voor de first offender is dat 1,3 ‰; voor de
recidivist 1,0 ‰). Hem wordt nu door deel te nemen aan het
alcoholslotprogramma toch een laatste gelegenheid geboden om ondanks
zijn foute gedrag mobiel te blijven. Het is niet onredelijk dat hij de
daaraan verbonden kosten zelf draagt. Hij zal dus voor zichzelf de
afweging moeten maken of het mobiel blijven opweegt tegen de kosten. Er
zal te zijner tijd uitgebreid voorlichting worden gegeven over het
alcoholslotprogramma en alle consequenties die daaraan zijn verbonden
zodat alle bestuurders weten, of in ieder geval kunnen weten, wat de
gevolgen zijn van rijden onder invloed van alcohol.

De Raad is van mening dat het alcoholslotprogramma ook gevolgen heeft
voor de persoonlijke levenssfeer van betrokkene. Hoewel de Raad dit punt
niet verder toelicht, wijst de regering er nogmaals op dat het bij een
potentiële deelnemer wel gaat om iemand die fors heeft gedronken en
toch een motorrijtuig heeft bestuurd, ondanks dat het een feit van
algemene bekendheid is dat rijden onder invloed van alcohol een gevaar
oplevert voor de verkeersveiligheid. Hem wordt desondanks een laatste
mogelijkheid geboden om, onder voorwaarden, namelijk deelname aan het
alcoholslotprogramma, toch mobiel te blijven. Deze maatregel past in het
streven om duidelijk te maken dat een rijbewijs geen onbeperkt recht
geeft, maar een vergunning is die kan worden ingetrokken als de houder
niet langer aan de voorwaarden voldoet - en onder voorwaarden weer kan
worden verleend. Als er al sprake zou zijn van inbreuk op de
persoonlijke levenssfeer - en de regering is van mening dat dat niet het
geval is - zijn die verantwoord vanwege het belang van de
verkeersveiligheid dat met de maatregel wordt gediend. Het is de laatste
kans voor betrokkene en vooraf zijn hem alle consequenties duidelijk
meegegeven. Wel zou als voordeel kunnen worden ervaren dat deze persoon
zijn auto waar nodig kan blijven gebruiken, bijvoorbeeld voor het werk
of voor boodschappen en dus ook op deze manier zijn taken als familielid
gewoon kan blijven uitvoeren.

De regering ziet gelet op het bovenstaande geen aanleiding om op dit
punt het voorstel nader te bezien.

OVERIGE OPMERKINGEN

3. Uitvoerbaarheid van de hertest

Naar aanleiding van de - vooral praktische - vragen van de Raad over de
wijze van uitvoering van de hertest merkt de regering op dat juist met
het oog hierop in het voorjaar 2008 de demo alcoholslot is gehouden. Bij
die demo is bijvoorbeeld ervaring opgedaan met de tijd waarbinnen een
hertest moest worden uitgevoerd en hoe de attendering op het uitvoeren
van de hertest is overgekomen bij de deelnemers. Het gaat hier
uiteindelijk om eisen die aan het alcoholslot zullen worden gesteld en
die bij ministeriële regeling zullen worden vastgelegd. Bij het
vaststellen van deze eisen, waarover op dit ogenblik nog overleg over
plaatsvindt, wordt uiteraard rekening gehouden met de verkeersveiligheid
van de deelnemer zelf, maar ook die van de andere weggebruikers. In
ieder geval kan thans reeds worden opgemerkt dat het niet of niet tijdig
uitvoeren van de hertest, uitgevoerd tijdens de rit, of een te hoog
promillage bij zo'n hertest, niet zal leiden tot het stilvallen van de
motor. Het niet uitvoeren van de hertest of een te hoog promillage bij
een hertest zal wel altijd worden geregistreerd door het alcoholslot.
Hieraan zullen nadere consequenties voor de deelnemer aan worden
verbonden, waarbij moet worden gedacht aan een oproep om zich binnen een
bepaalde tijd te melden voor een extra uitlezing van het alcoholslot,
terwijl het niet voldoen aan deze oproep er uiteindelijk toe zal leiden
dat de auto niet meer kan worden gestart. 

Bij de voorlichting over het gebruik van het alcoholslot dat de
deelnemer bij de inbouw zal ontvangen, zal uitgebreid hierbij worden
stilgestaan. 

De toelichting is op deze punten aangevuld.

4. Artikel 132c, zevende lid

Er wordt op gewezen dat er op dit moment nog geen voldoende betrouwbare
mogelijkheden zijn om de in het alcoholslot onderscheid te maken tussen
de gegevens van verschillende gebruikers van het alcoholslot. Er zou
kunnen worden gewerkt met verschillende pincodes voor verschillende
gebruikers of met de mogelijkheid voor niet-deelnemers om het
alcoholslot tijdelijk uit te schakelen, maar de kans is groot dat de
deelnemer ook van deze mogelijkheden gebruik maakt en daarmee de
doelstelling van het alcoholslotprogramma ondergraaft. Hij heeft dan
immers de mogelijkheden om van het motorrijtuig gebruik te maken, zonder
dat hij in het alcoholslot blaast. Onderzoek hiernaar vindt wel plaats,
maar op korte termijn zijn nog geen bruikbare resultaten te verwachten.
Daarom is er voor gekozen om alle gegevens toe te rekenen aan de
deelnemer en hem zelf verantwoordelijk te maken voor wie en onder welke
omstandigheden gebruik maakt van dat alcoholslot. Volledigheidshalve
wordt erop gewezen dat ook in andere landen voor deze oplossing is
gekozen. Vooraf zal betrokkene ook ampel hierop worden gewezen.

Naar de mening van de regering wordt in voldoende mate recht worden
gedaan aan de eisen uit de artikelen 6 en 11 van de Wet bescherming
persoonsgegevens. Uiteraard zal de regering de technische ontwikkelingen
op dit vlak nauwlettend blijven volgen en zal zij, zodra er bruikbare
instrumenten zijn die er op betrouwbare wijze voor kunnen zorgen dat de
geregistreerde gegevens alleen aan de betrokken deelnemer kunnen worden
toegerekend, de nodige maatregelen te nemen teneinde deze instrumenten
in de regelgeving op te nemen.

De memorie van toelichting is in deze zin aangevuld. 

5.  Artikel 132c, vierde lid, en artikel 132d

Het begeleidingsprogramma zal bestaan uit een aantal blokken die
gezamenlijk tot doel hebben de deelnemer te begeleiden naar de
uiteindelijk gewenste uitkomst dat hij heeft geleerd een scheiding aan
te brengen tussen het gebruik van alcohol en het besturen van een
motorrijtuig. Tegen deze achtergrond zullen in het eerste blok meer
foute blaaspogingen worden geaccepteerd dan in de daarop volgende
blokken, terwijl in het laatste blok van zes maanden betrokkene echt
moet laten zien dat hij geleerd heeft die scheiding aan te brengen.
Desalniettemin is het mogelijk dat de betrokken deelnemer in het laatste
blok een terugval vertoont. Daarom was voorzien in een eenmalige
verlenging met zes maanden. Als betrokkene in dat extra blok nog steeds
teveel foute blaaspogingen laat zien, zou dat uiteindelijk leiden tot
ongeldigverklaring van het rijbewijs. Voor de periode van een verlenging
met juist zes maanden was gekozen omdat op basis van buitenlandse
ervaringen wordt aanbevolen dat voordat de deelnemer een rijbewijs
zonder beperkende codering voor het alcoholslotprogramma kan krijgen,
hij eerst gedurende een periode van enkele maanden moet hebben
aangetoond de scheiding te kunnen aanbrengen tussen het gebruik van
alcohol en het besturen van een motorrijtuig (Survey Responses from
ICADTS, NHTSA projects, september 2007, P. Marques en Robert Voas). 

Aan de Raad kan evenwel worden toegegeven dat er deelnemers zullen zijn
die meer tijd nodig zullen hebben om deze scheiding te leren aanbrengen.
Voor deze categorie deelnemers zal de beoogde eenmalige verlenging met
zes maanden inderdaad niet afdoende zijn. In die zin constateert de Raad
terecht dat teveel waarde wordt gehecht aan en te veel wordt verwacht
van de verlenging met zes maanden. De regering heeft daarom in de
opmerking van de Raad aanleiding gezien om de eenmalige verlenging te
vervangen door een onbeperkt aantal verlengingen van telkens zes
maanden. Op die manier wordt de deelnemer, doordat hij zijn rijbewijs
behoudt en mobiel blijft met alle voordelen van dien, aangemoedigd om te
blijven streven om uiteindelijk te voldoen aan de eisen voor
beëindiging van het alcoholslotprogramma. Ook vanuit het oogpunt van de
verkeersveiligheid is het beter dat een bestuurder die nog moeite heeft
om die scheiding aan te brengen, maar zich wel verder aan de regels van
het programma houdt, in het programma te houden totdat hij heeft geleerd
die scheiding aan te brengen. Volgens berekeningen van de SWOV zal de
mogelijkheid om het alcoholslotprogramma onbeperkt te verlengen leiden
tot een jaarlijkse besparing van 8 tot 10 verkeersdoden en 80 tot 100
verkeersgewonden per jaar, in tegenstelling tot de optie van de
eenmalige verlenging, waarbij sprake was van een jaarlijkse besparing
van 4 tot 5 doden en 40 tot 50 verkeersgewonden.

6. In de bijlage bij het advies heeft de Raad tenslotte enkele
redactionele kanttekeningen gemaakt. Aan de redactionele kanttekeningen
onder het eerste, tweede, derde, vijfde, zesde, achtste, negende en
tiende streepje is gevolg gegeven. Onder het vierde streepje geeft de
Raad in overweging om in artikel I, onderdeel AA, artikel 132, eerste
lid, onderdeel b de woorden "onderdeel a" te schrappen. Hiervan is
afgezien omdat de educatieve maatregelen waarop hier wordt gedoeld,
juist worden genoemd in het desbetreffende onderdeel a. 

Onder het zevende streepje adviseert de Raad om een en ander, met in
achtneming van aanwijzing 26 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, op
het niveau van een algemene maatregel van bestuur te regelen. Ook
hiervan is afgezien, omdat voor de systematiek is aangesloten bij de
reeds in de Wegenverkeerswet 1994 bestaande systematiek op dit punt.

Tenslotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele onjuiste
verwijzingen te corrigeren die het gevolg zijn van enkele recente
wijzigingen van de Wegenverkeerswet 1994 en om de bepalingen betreffende
de goedkeuring van de alcoholsloten en de erkenningsregelingen te
actualiseren.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal te zenden.

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

ir. Camiel Eurlings

 

 





	  DOCPROPERTY _pagina  _pagina    PAGE   \* MERGEFORMAT  1   
DOCPROPERTY _van  _van    NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  1 











Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  2  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  8 







  DOCPROPERTY _datum  Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap. 

  DOCPROPERTY datum  Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap. 

  DOCPROPERTY _nummervolg  Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.


  DOCPROPERTY nummer-txt  Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap. 





1

HOOFDDIRECTIE JURIDISCHE ZAKEN





Aan de Koningin

Nummer

  REF nummer  CEND/HJDZ