Nader rapport
Wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (instelling van een landelijke huurcommissie)
Nader rapport
Nummer: 2009D15061, datum: 2009-03-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.E. van der Laan, minister voor Wonen, Wijken en Integratie
- Mede ondertekenaar: G. ter Horst, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Onderdeel van zaak 2009Z05747:
- Indiener: E.E. van der Laan, minister voor Wonen, Wijken en Integratie
- Medeindiener: G. ter Horst, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Volgcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2008-2010)
- Voortouwcommissie: algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie (2008-2010)
- 2009-04-01 14:55: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-04-02 13:00: Procedurevergadering WWI (Procedurevergadering), algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie (2008-2010)
- 2009-04-02 14:00: Aanvang middagvergadering: regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-05-14 12:00: Wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (instelling van een landelijke huurcommissie) - 31903 (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie (2008-2010)
- 2009-09-03 12:30: Procedurevergadering WWI (Procedurevergadering), algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie (2008-2010)
- 2009-09-10 14:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-11-19 10:15: Wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (instelling van een landelijke huurcommissie) (31 903) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2009-11-24 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
- 2009-12-01 15:10: Stemmingen (Stemmingen), TK
- 2009-12-10 13:00: Procedurevergadering WWI (Procedurevergadering), algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie (2008-2010)
Preview document (đ origineel)
âs-Gravenhage, 23 maart 2009 BJZ2009019660 Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (instelling van een landelijke huurcommissie) Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 14 juli 2008, nr. 08.001906, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 29 augustus 2008, nr. W08.08.0202/IV, bied ik U hierbij mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal nadat met de opmerkingen van de Raad rekening zal zijn gehouden. 1i. Ik volg het advies van de Raad om de functie van plaatsvervangend voorzitter als afzonderlijke medebeslisser te schrappen niet. Wel is conform het advies van de Raad de term âbestuurâ geĂŻntroduceerd. Daarmee wordt tevens tegemoet gekomen aan de door de Raad gemaakte eerste redactionele opmerking. Het bestuur bestaat vervolgens uit een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter. Naast het feit dat de plaatsvervangend voorzitter zich in de praktijk voornamelijk zal bezighouden met de bedrijfsvoering van de huurcommissie, is hij samen met de voorzitter namens de huurcommissie integraal verantwoordelijk voor het reilen en zeilen van de huurcommissie en de administratieve ondersteuning. Het feit dat er naast een voorzitter ook een plaatsvervangend voorzitter is, draagt bij aan de continuĂŻteit van de voortgang van het afdoen van zaken binnen de huurcommissie. De plaatsvervangend voorzitter kan daar waar nodig ook richting de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie de voorzitter vervangen en als aanspreekpunt dienen. Voorts zou een Ă©Ă©nhoofdige leiding een te groot afbreukrisico voor de organisatie betekenen. Het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zijn in die zin aangepast en aangevuld. Het bovenstaande laat onverlet dat het in de rede ligt dat een aantal taken gemandateerd wordt aan hoofden van afdelingen binnen de administratieve ondersteuning. Indien ervoor gekozen zou zijn om de dagelijkse leiding van de ambtelijke ondersteuning in handen te leggen van een ambtelijke secretaris, zoals de Raad suggereert, zou daarmee de huidige hybride situatie gehandhaafd blijven. In de voorgestelde structuur is het bestuur eenduidig verantwoordelijk voor het gehele functioneren van de huurcommissie, en daarop aanspreekbaar door de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie. 1ii. Ik volg het advies van de Raad om de bevoegdheid tot het geven van algemene regels toe te kennen aan de voorzitter, gehoord de plaatsvervangend voorzitter en de zittingsvoorzitters niet. Om de redenen vermeld onder 1i, hecht ik eraan de integrale gezamenlijke verantwoordelijkheid bij de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter te leggen. Het âslechtsâ horen van de plaatsvervangend voorzitter (en de zittingsvoorzitters) behelst een te groot afbreukrisico. Wel zijn het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zodanig aangepast dat geregeld is dat, indien binnen het bestuur een verschil van mening bestaat, de voorzitter beslist. 1iii. Ik volg het advies van de Raad om het voorgestelde artikel 3a, derde lid, van de Uhw te verduidelijken. Hiermee wordt tevens tegemoet gekomen aan de door de Raad gemaakte tweede redactionele opmerking. Het voorstel van wet en de memorie van toelichting zijn hiermee in overeenstemming gebracht. Ten opzichte van hetgeen de Raad adviseert, zijn nog enkele redactionele aanvullingen doorgevoerd. Naar aanleiding van het advies van de Raad zijn het voorstel van wet en de memorie van toelichting met elkaar in overeenstemming gebracht in die zin (kort gezegd) dat het bestuur en de zittingsvoorzitters regels stellen ter bevordering van de kwaliteit en eenheid van uitspraken, adviezen en verklaringen, maar dat zij daarbij niet treden in de individuele geschillenbeslechting. Ik volg het advies van de Raad om ook ten aanzien van de zittingsvoorzitters te bepalen dat zij zich bij hun taak om regels te stellen niet mengen in de individuele geschillenbeslechting. Het voorstel van wet en de memorie van toelichting zijn hiermee in overeenstemming gebracht. 1iv. Ik volg het advies van de Raad om het begrip âzittingscommissieâ te laten vervallen en te vervangen door het begrip âhuurcommissieâ niet. Ik heb er vanwege de herkenbaarheid voor gekozen om naast de entiteit âhuurcommissieâ als zijnde het zelfstandig bestuursorgaan, afzonderlijk te spreken over âzittingscommissiesâ. Een zittingscommissieheeft geen zelfstandige status. De zittingscommissie houdt in praktische zin zittingen en beraadslaagt, maar het is de huurcommissie die formeel uitspraak doet. Ik deel derhalve de opvatting van de Raad dat de zittingscommissies voor de uitvoering van de geschillenbeslechtende taken de belichaming van de huurcommissie vormen en dat er geen sprake van een mandaatverhouding is. De zittingscommissie neemt in die zin geen taken van de huurcommissie over, anders dan dat zij praktisch zittingen houdt en de daarmee verband houdende werkzaamheden verricht. Een mandaatverlening zou vergaande bevoegdheden met zich meebrengen die hier niet van toepassing zijn. Dit is nog eens verwoord in het (nieuw) voorgestelde artikel 21, eerste lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte. Dienaangaande is ook de memorie van toelichting aangescherpt. 1v. Ik volg het advies van de Raad om ten aanzien van de uitoefening van de geschilbeslechtende bevoegdheden buiten zitting van de voorzitter door de zittingsvoorzitters de door de Raad voorgestelde tekst van artikel 28, eerste lid, van de Wet op de Raad van State over te nemen. Het voorstel van wet en de memorie van toelichting zijn in die zin aangepast. 1vi. Nu ik ervoor gekozen heb om de term âzittingscommissieâ te behouden, ik verwijs voor de redenen die hieraan ten grondslag liggen naar het gestelde onder 1iv, zal ik ook het advies van de Raad om de voorzitter te noemen in de plaats van zittingsvoorzitter niet volgen. Weliswaar kan de zittingsvoorzitter de voorzitter vervangen ten aanzien van de taken, bedoeld in de artikelen 6, eerste lid, en 7, achtste lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, doch dit betekent niet dat de zittingsvoorzitter ook ten aanzien van zijn âvoorzitterstakenâ ten tijde van het houden van zittingen door de zittingscommissie specifiek voor de voorzitter optreedt. De alsdan uit te voeren taken zijn zo verbonden aan het houden van zittingen, dat de zittingsvoorzitter in die hoedanigheid âslechtsâ als voorzitter van de zittingscommissie optreedt. Kortom, in die hoedanigheid vervangt hij de voorzitter niet. Dat naast (inmiddels) het bestuur ook de zittingsvoorzitter bevoegd is om een voorbereidend onderzoek te gelasten, is gelegen in het feit dat de noodzaak hiertoe zich tijdens een zitting kan voordoen. De zittingsvoorzitter moet dan onmiddellijk kunnen reageren, zonder eerst het bestuur hiervoor in te moeten schakelen. De memorie van toelichting is in die zin aangevuld. 2a. Ik volg het advies van de Raad om de memorie van toelichting aan te vullen met een verwijzing naar artikel 16 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen. 2b. Ik volg het advies van de Raad om het voorgestelde artikel 3j van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en de memorie van toelichting aan te vullen in die zin dat de vernietigingsbevoegdheid niet van toepassing is op de uitspraken van de huurcommissie. Daarbij hecht ik eraan deze bepaling uit te breiden met het afgeven van adviezen als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en verklaringen als bedoeld in de artikelen 5, derde lid, en 6, eerste lid, onder b, van die wet. Voorts volg ik het advies van de Raad om het voorgestelde artikel 3j van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte aan te vullen met de bepaling dat de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie niet treedt in (kort gezegd) de individuele geschillenbeslechting. De memorie van toelichting is dienovereenkomstig aangevuld. 3a en 3b. Ik volg het advies van de Raad ten aanzien van de zittingslocaties. In artikel 21 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte is bepaald dat het eventueel door het bestuur aan te wijzen andere arrondissement binnen een redelijke afstand van de woning waarop het geschil betrekking heeft, ligt en dat voorts een goede balans tussen efficiĂ«ntie enerzijds en laagdrempeligheid anderzijds wordt bevorderd. De memorie van toelichting is hiermee in overeenstemming gebracht. 4a. Naar aanleiding van het advies van de Raad is ervoor gekozen om in het voorgestelde artikel 3g, eerste lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte te bepalen dat de leden uit verhuurderskring en huurderskring in de Raad van Advies gelijkelijk zijn vertegenwoordigd. De memorie van toelichting is hiermee in overeenstemming gebracht. 4b. Ik volg het advies van de Raad om het voorgestelde artikel 22, derde lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte te schrappen. Daarbij kan worden opgemerkt dat de mogelijkheid van het door het bestuur van de huurcommissie bij afwezigheid of ontstentenis van een zittingsvoorzitter of zittingslid aanwijzen van een andere zittingsvoorzitter onderscheidenlijk ander zittingslid zal worden opgenomen in het bestuursreglement, bedoeld in het voorgestelde artikel 3f, eerste lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte. In dit bestuursreglement worden immers de hoofdlijnen van de inrichting en de werkwijze van de organisatie van de huurcommissie opgenomen. De memorie van toelichting is in die zin aangepast. 5. Ik volg het advies van de Raad om het voorgestelde artikel 46 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte te schrappen niet. Sinds jaar en dag bestaat er ten aanzien van de in voormeld artikel 46 genoemde artikelen een zogenoemde âvoorhangprocedureâ. Met dit voorstel van wet is âslechtsâ een wetstechnische wijziging doorgevoerd ten aanzien van artikel 7, eerste lid (thans: artikel 7, derde lid). Voorts is gekozen voor de bepaling dat de voordracht van de betreffende algemene maatregel van bestuur niet eerder dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd, wordt gedaan. 6. Op de eerste redactionele opmerking is reeds ingegaan in het hiervoor gestelde onder 1i. Op de tweede redactionele opmerking is reeds ingegaan in het hiervoor gestelde onder 1iii. De derde tot en met vierde, zevende tot en met tiende en veertiende redactionele opmerking van de Raad is overgenomen. Het voorstel van wet en de memorie van toelichting zijn in die zin aangepast. De vijfde redactionele opmerking is niet overgenomen. Het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd als ontslagreden is voor zittingsleden niet wenselijk. De zesde redactionele opmerking is in aangepaste vorm overgenomen. De mogelijkheid bestaat dat de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie ook personen benadert om deel uit te maken van de Raad van Advies. Deze persoon/personen kunnen niet als âorganisatieâ worden gekwalificeerd. De elfde redactionele opmerking van de Raad is niet overgenomen. Het is niet de bedoeling dat de plaatsvervangend voorzitter als zittingsvoorzitter optreedt. De plaatsvervangend voorzitter zal zich immers voornamelijk bezighouden met de bedrijfsvoering. Daarom worden ook aan de plaatsvervangend voorzitter geen juridische opleidingseisen gesteld (zie het voorgestelde artikel 3b, tweede lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte: de aldaar gestelde opleidingseisen gelden niet voor de plaatsvervangend voorzitter). De twaalfde redactionele opmerking van de Raad is niet overgenomen. In het voorgestelde artikel 28, vijfde lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte is bepaald dat de voorzitter bepaalt of het voorbereidend onderzoek is voltooid. De dertiende redactionele opmerking is in aangepaste vorm overgenomen, nu wordt voorgesteld de betreffende taak door het bestuur te laten uitvoeren. Voorts zijn het voorstel van wet en de memorie van toelichting op de volgende punten aangepast. In het voorgestelde artikel 3b, vierde lid, eerste volzin, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte is bepaald dat voor de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de zittingsvoorzitters een bezoldiging, een vergoeding voor reis- en verblijfkosten en verdere vergoedingen wordt vastgesteld bij ministeriĂ«le regeling. Op grond van artikel 27, eerste lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte geschiedt dit (voor de voorzitters) nu nog bij algemene maatregel van bestuur. Met de voorgestelde wijziging wordt echter nauwer aangesloten bij artikel 14, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen. De memorie van toelichting is hiermee in overeenstemming gebracht. Overigens, de rechtspositie van de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de zittingsvoorzitters wordt bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld, zoals thans ook het geval is. In het voorgestelde artikel 3g, vijfde lid, tweede volzin, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte is bepaald dat de Raad van Advies over de (her)benoeming en het ontslag van de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter, behoudens het ontslag vanwege het bereiken van de voor hen geldende pensioengerechtigde leeftijd, gehoord wordt. Ik hecht eraan om de Raad van Advies te betrekken bij de samenstelling van het bestuur. De memorie van toelichting is hiermee in overeenstemming gebracht. In het voorgestelde artikel 7, achtste lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte is bepaald dat de zogenoemde vrijstellingsregeling met betrekking tot de aan de Staat verschuldigde vergoeding alleen geldt voor de verzoeker en de partij die niet de verzoeker is als zijnde een natuurlijk persoon. De grondslag voor het mogen indienen van een dergelijk verzoek bij natuurlijke personen is gelegen in de lagere inkomenspositie. Dit zal zich bij rechtspersonen niet in die zin voordoen dat de noodzaak tot een vrijstelling aanwezig is. De memorie van toelichting is hiermee in overeenstemming gebracht. Het voorgestelde artikel VI, eerste lid, van het wetsvoorstel (voorheen artikel V) is aangevuld met de bepaling dat ten aanzien van een voorzitter van de huurcommissies als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, zoals die luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, die in de kwaliteit van zittingsvoorzitter als bedoeld in artikel 3a, tweede lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, zoals die luidt na de inwerkingtreding van de wet, werkzaam is, in afwijking van artikel 3b, eerste lid, vierde volzin, van die wet, voor aansluitende tijdvakken kan worden herbenoemd. Het maximum van twee aansluitende tijdvakken, bedoeld in dat artikel, zal voor die (zittings)voorzitter niet gelden. Hiermee wordt voor die (zittings)voorzitter een coulante overgangsregeling bereikt. De memorie van toelichting is hiermee in overeenstemming gebracht. Aan het voorgestelde artikel VII (voorheen artikel VI) is een tweede lid toegevoegd, vergelijkbaar met het voorgestelde artikel VI, tweede lid, van het wetsvoorstel. Het is immers mogelijk dat ook leden van de huidige huurcommissies in de nieuwe situatie worden benoemd tot voorzitter, plaatsvervangend voorzitter of zittingsvoorzitter. De memorie van toelichting is hiermee in overeenstemming gebracht. In het voorgestelde nieuwe artikel VIII van het wetsvoorstel is nog een uitvoeringstechnische overgangsregeling opgenomen. Aangezien vóór de inwerkingtreding van deze wet niet kan worden voldaan aan een aantal procedurevoorschriften bij de benoeming van de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de zittingsvoorzitters, zijn deze ten aanzien van de eerste benoeming niet van kracht. De memorie van toelichting is hiermee aangevuld. In artikel 43 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is bepaald dat drie jaar na de inwerkingtreding van die wet (in casu 1 februari 2010) in artikel 18, eerste lid, van die wet â1 juliâ wordt vervangen door â15 maartâ. Echter, gelet op het feit dat de huurcommissie, bedoeld in artikel 3a, eerste lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, zoals die wet luidt na de inwerkingtreding van deze wet, in praktische zin nog niet in staat zal zijn het jaarverslag voor 15 maart 2010 op te stellen, is ervoor gekozen om deze termijn voor de huurcommissie te verlengen tot 1 juli 2010. Dit is neergelegd in het nieuwe artikel IX, dat daarmee in de plaats komt van artikel VII-oud. De memorie van toelichting is hiermee in overeenstemming gebracht. Tenslotte zijn het voorstel van wet en de memorie van toelichting op enkele punten wetstechnisch en redactioneel onderscheidenlijk redactioneel aangepast. Ik moge U, mede namens mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden. De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, PAGE PAGE 2