[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

31929 Nader Rapport: Een regeling in de sociale zekerheid van de rechtsgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod van een huisbezoek

Een regeling in de sociale zekerheid van de rechtsgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod van een huisbezoek

Nader rapport

Nummer: 2009D19644, datum: 2009-04-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2009Z07527:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


Ons kenmerk	  DOCPROPERTY  iOnsKenmerk  \* MERGEFORMAT  IVV/OOG/08/36779


Datum	  DOCPROPERTY  iDatum  \* MERGEFORMAT  

 

Onderwerp	  DOCPROPERTY  iOnderwerp  \* MERGEFORMAT  Nader rapport
inzake het voorstel van wet houdende een regeling in de sociale
zekerheid van de rechtsgevolgen van het niet aantonen van de
leefsituatie na het aanbod van een huisbezoek 



Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 16 oktober
2008, nr. 08.002993, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn
advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te
doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 18 december 2008, nr. W12.08.0439/III, bied ik U
hierbij aan.

De Raad van State beziet het wetsvoorstel in verband met de verhouding
tussen het aanbod van een huisbezoek en het grondwettelijk gewaarborgde
huisrecht. De opmerkingen van de Raad hebben vooral betrekking op de
noodzaak en de evenredigheid van het voorstel. Nadere overweging naar
aanleiding van deze opmerkingen heeft er niet toe geleid, dat de
essentie van het wetsvoorstel is gewijzigd. Wel is de memorie van
toelichting op voornoemde punten aangevuld.

1. Inleiding

De Raad onderschrijft het belang van controle op de rechtmatigheid van
de sociale uitkeringen en daarmee van verificatie van de juistheid van
de inlichtingen die de belanghebbende heeft verstrekt. Dergelijke
controle zal zich ook moeten kunnen uitstrekken tot de populatie van hen
jegens wie geen gerede twijfel bestaat over hun leefsituatie. Het
huisbezoek kan een dubbele functie hebben: zowel een verficatiemiddel
voor de uitkeringsinstantie als een bewijsmiddel voor de belanghebbende
die wordt verplicht zijn leefsituatie aan te tonen. De Raad concludeert
dat het huisbezoek dat de uitvoering in dit verband aflegt, het hart van
het wetsvoorstel is.

Deze conclusie is naar de mening van het kabinet juist.

2. Noodzaak en evenredigheid

De Raad stelt dat de in het wetsvoorstel voorgestelde gevolgen van het
weigeren van een huisbezoek moeten voldoen aan de vereisten van noodzaak
en evenredigheid. Op beide elementen gaat de Raad vervolgens in.

a. Noodzaak

De Raad meent dat er geen dringende noodzaak voor het wetsvoorstel lijkt
te zijn omdat de regering niet verwacht dat het wetsvoorstel tot
besparingen zal leiden. Het is dan de vraag hoe vaak fraude met
leefsituatie voorkomt terwijl de uitvoering geen vermoeden van fraude
heeft. 

Het kabinet merkt in reactie hierop op dat uit het feit dat geen
besparingen zijn ingeboekt niet de conclusie getrokken mag worden dat
huisbezoeken niet zinvol zouden zijn. Immers, alleen al het feit dat de
uitvoering om nadere informatie kan vragen over de leefsituatie kan voor
mensen aanleiding zijn de juiste informatie te geven danwel af te zien
van een uitkeringsaanvraag. Aangenomen mag worden dat deze
gedragsreacties zich in de praktijk zullen manifesteren. In hoeverre dit
zal leiden tot substantiƫle besparingen is afhankelijk van de mate
waarin de verwachte gedragingen zich zullen voordoen en valt op dit
moment niet in te schatten. Het aantal fraudezaken dat door dit
wetsvoorstel bestreden zal worden, is gering, zowel afgezet tegen de
totale uitkeringspopulatie van de betreffende wet (dit geldt met name
voor de AOW) als tegen het totale aantal fraudezaken. Dit komt omdat dit
wetsvoorstel ziet op verificatie van de leefsituatie waarbij de
uitvoering op het moment van het huisbezoek geen concreet vermoeden van
fraude heeft. Bij de meeste huisbezoeken die nu worden afgelegd, is er
wel sprake van een vermoeden van fraude. Er kunnen met dit wetsvoorstel
ook huisbezoeken worden afgelegd om duidelijkheid te krijgen over de
situatie, ter verificatie van de informatie die betrokkene heeft
gegeven. Door verificatie van de leefsituatie door middel van een
huisbezoek kan onduidelijkheid in de leefsituatie worden weggenomen. Er
kunnen bijvoorbeeld interpretatieverschillen bestaan over of er wel of
niet sprake is van een gezamenlijke huishouding. Dit is met name bij een
aanvraag van een uitkering van belang Ook is het zo dat weigeringen bij
huisbezoeken zonder concrete aanwijzingen niet vaak voorkomen. Dit
wetsvoorstel heeft vooral een preventieve werking, omdat juist door de
mogelijkheid van een huisbezoek mensen minder makkelijk zullen frauderen
met de leefsituatie. Paragraaf 8 van de toelichting is in voornoemde zin
verduidelijkt. De noodzaak voor het wetsvoorstel houdt direct verband
met de vraag in hoeverre de juiste uitkering(shoogte) kan worden
vastgesteld. Het kabinet is van mening dat de mogelijkheid van
huisbezoeken preventief zal werken en daarmee fraude kan voorkomen, en
daarnaast fraude kan aantonen. Het wetsvoorstel draagt zo bij aan een
verhoogde rechtmatigheid van uitkeringsverstrekkingen en daarmee aan het
draagvlak in de samenleving. 

Bij controle op de leefsituatie, gaat het om grote economische belangen.
Zo ging het in het jaar 2007 alleen al voor de AOW en de Anw om een
bedrag van ā‚¬ 6 miljoen van geconstateerde fraude in verband met het
voeren van een gezamenlijke huishouding. In de WWB ging het in 2007 om
ca. ā‚¬ 13 miljoen aan geconstateerde fraude vanwege onjuiste opgave
woonsituatie en ca. ā‚¬ 11,5 miljoen aan geconstateerde fraude in
verband met het voeren van een gezamenlijke huishouding. Kliklijnen,
waar de Raad op wijst, maar ook andere methoden, zoals
bestandsvergelijkingen kunnen een vermoeden van fraude opleveren en
kunnen bijgedragen aan de vaststelling door de uitvoeringsinstanties van
een eenmaal plaatsgevonden fraude. Een huisbezoek naar aanleiding van
(een vermoeden van) fraude kan nu al leiden tot aanpassing of intrekking
van de uitkering. Er zijn situaties dat hoewel er geen sprake is van een
vermoeden van fraude, er behoefte bestaat aan de mogelijkheid van een
huisbezoek omdat andere methoden geen of onvoldoende informatie bieden
om tot een gefundeerd oordeel te komen m.b.t. een uitkering(saanvraag).
Bij uitkeringsaanvragen spelen in de regel kliklijnen geen rol omdat die
van belang zijn bij lopende uitkeringen. De mogelijkheid van
huisbezoeken, zoals met het wetsvoorstel wordt beoogd, werkt anders dan
voornoemde methoden. Een huisbezoek wordt ingezet wanneer een
belanghebbende een hogere uikering claimt op grond van zijn
leefsituatie. De belanghebbende dient zijn leefsituatie aan te tonen.
Hiertoe kan de uitvoeringsinstantie belanghebbende aanbieden een
huisbezoek af te leggen. Door het huisbezoek kan de beweerde
leefsituatie worden aangetoond, waarmee tevens de uitvoeringsinstantie
beter in staat wordt gesteld om een gefundeerd oordeel te verkrijgen
over de leefsituatie. Het kabinet verwacht dat van de mogelijkheid van
huisbezoeken een meer preventieve werking zal uitgaan bij het voorkomen
van fraude dan van de huidige bestaande methoden waarbij de uitvoering
aan zet is om een reeds plaatsgevonden fraude aan te tonen. Het
wetsvoorstel is dus aanvullend op andere methoden om fraude op te
sporen.

De Raad mist in de toelichting een aanduiding van de problemen die de
jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep oplevert voor de
uitvoeringspraktijk.

Deze problemen hebben er mee te maken dat op dit moment de uitvoering
wel toestemming kan vragen aan een belanghebbende om bij hem een
huisbezoek af te leggen in de situatie dat er geen concreet vermoeden
van fraude bestaat (bijvoorbeeld steekproefsgewijs of op basis van een
risicoprofiel), maar dat als betrokkene vervolgens weigert, de
uitvoering geen consequenties voor de uitkering kan verbinden aan de
weigering. Op grond van die jurisprudentie kon er in de situatie dat er
dan voor de belanghebbende onduidelijkheid ontstaat, sprake zijn van
onvoldoende informatie om in vrijheid de toestemming voor het huisbezoek
te kunnen geven. 

Dit maakt inzetten van dit instrument op dit moment minder zinvol.
Immers, ook als de meeste personen die het verzoek krijgen, wel
toestemming zouden geven, dan nog blijft het probleem dat een deel geen
toestemming geeft en dat de uitvoering daar dan geen
uitvoeringsconsequenties aan kan verbinden. Dat soms geen toestemming
wordt gegeven,  blijkt uit het geheel aan jurisprudentie dat op dit punt
is gegeven. Het ligt voor de hand dat de uitvoering dit instrument dan
niet (meer) bij voorkeur inzet, maar noodgedwongen moet teruggrijpen op
de bestaande inlichtingenplicht en registraties. Deze methoden zijn
echter niet in alle gevallen effectief. Met name niet waar de
leefsituatie van belang is voor de hoogte van de uitkering. De
feitelijke leefsituatie kan afwijken van hetgeen in registraties is
vermeld op basis van informatie die door belanghebbenden zelf is
aangedragen en waarop niet altijd zonder meer kan worden vertrouwd. Voor
dat deel van de belanghebbenden dat niet meewerkt aan de verificatie van
de leefsituatie door middel van een huisbezoek dienen rechtgevolgen te
gelden zodanig dat de geclaimde hogere uitkering wordt geweigerd of
herzien. Het wetsvoorstel voorziet in dergelijke noodzakelijke
rechtgevolgen. Een belanghebbende die een huisbezoek weigert, kan
mogelijk op een andere manier bewijs leveren voor zijn leefsituatie
(alleenstaand zijn) maar dit is niet eenvoudig. Een huisbezoek is
praktisch gezien de meest eenvoudige methode.

De Raad acht het voorstelbaar dat de uitvoeringsproblemen met de
leefsituatie per sociale zekerheidswet kunnen verschillen, en meent dat
de noodzaak voor het wetsvoorstel daarom voor iedere wet afzonder aan de
orde moet komen.

De toelichting is in deze zin aangevuld.

De Raad vraagt om meer inzicht in de effectiviteit van het middel
huisbezoek op basis van ervaringsgegevens. Deze zijn niet te geven omdat
bij de registratie niet altijd onderscheid wordt gemaakt tussen
huisbezoeken waarbij er een concreet vermoeden van fraude bestaat en
huisbezoeken waarbij dat niet zo is. Daar komt bij dat er van het
instrument ook een preventieve werking uitgaat. In het algemeen kan wel
worden geconstateerd dat daar waar huisbezoeken zijn ingezet bij een
vermoeden van fraude deze bezoeken een effectief middel zijn gebleken om
de fraude vast te stellen of dat de grond aan het vermoeden kwam te
ontvallen. Uit de jurisprudentie, waarnaar is verwezen in de
toelichting, blijkt dat daar waar huisbezoeken zijn ingezet zonder dat
daaraan een vermoeden van fraude ten grondslag lag, deze huisbezoeken
minder effectief zijn gebleken omdat bij weigering van een huisbezoek
hieraan geen uitkeringsconsequenties konden worden verbonden. Bij het
wetsvoorstel worden juist deze rechtgevolgen wel geregeld waarmee een
legitieme basis is gegeven voor het effectief kunnen inzetten van het
huisbezoek. Het kabinet verwacht dat het huisbezoek daadwerkelijk
effectief kan worden ingezet omdat op voorhand helder is wat de gevolgen
voor de uitkering zullen zijn indien geen toestemming voor een
huisbezoek wordt gegeven. 

b. Evenredigheid

De Raad gaat vervolgens in op het inzetten van verschillende mogelijke
controle-instrumenten en de volgorde waarin dat gebeurt, en vraagt zich
af of het voorstel wel voldoende garantie biedt dat de toepassing van
het instrument huisbezoek wel in alle gevallen proportioneel zal zijn.

Het kabinet vindt het cruciaal dat ook in gevallen dat er geen concreet
vermoeden van fraude is, de uitvoering meer instrumenten heeft om de
inlichtingen die de uitkeringsgerechtigde geeft, te controleren. Een
goede controle is de basis voor een rechtmatige uitvoering en daarmee
voor draagvlak in de samenleving voor het stelsel van sociale zekerheid.
Het is afhankelijk van de wet die het betreft, de aantallen
uitkeringsgerechtigden en de uitvoerder, en van de plaatselijke
situatie, welke stappen de uitvoering in welke volgorde zet bij de
controle van de geleverde gegevens. 

Begonnen wordt met de gegevens te vergelijken met andere gegevens die
voorhanden zijn, zoals de registratie in het GBA en de registratie voor
andere uitkeringen die betrokkene krijgt. Daarnaast worden instrumenten
gebruikt als het opstellen van risicoprofielen en het vergelijken met
gegevens over bijvoorbeeld het watergebruik als basis voor steekproeven.
In het kader van de inlichtingenplicht verschaft de
uitkeringsgerechtigde zelf de nodige inlichtingen en verder kan ook
andere informatie, zoals verklaringen van derden worden gebruikt. Tot
slot kan een huisbezoek met toestemming van de bewoner worden afgelegd
om de informatie te kunnen verifiƫren. Een huisbezoek kan nodig zijn
omdat niet zonder meer uit registraties binnen de overheid of op grond
van andere informatie betrouwbaar de leefsituatie kan worden
vastgesteld. Bij uitkeringen als de AOW waarbij het uiteraard gaat om
grote aantallen, zal niet standaard een huisbezoek worden afgelegd bij
aanvraag van de uitkering. Bij de AOW zal in eerste instantie volstaan
worden met bestandsvergelijkingen, het reageren op signalen en het doen
van steekproeven. Bij de uitvoering van de WWB zal de situatie in een
kleine gemeente verschillen van die in een grote gemeente. Ook zijn er
verschillen tussen de gang van zaken bij het aanvragen van de uitkering
en de controle bij lopende uitkeringen. Een grote gemeente kan er
behoefte aan hebben bij iedere aanvraag in beginsel een huisbezoek af te
leggen. Het kabinet wil tegemoet komen aan deze wens, en gemeentes
steunen bij het uitoefenen van hun beleidsvrijheid bij het uitvoeren van
de WWB. In andere gevallen gaat het om het controleren van lopende
uitkeringen. Het ligt voor de hand periodiek vast te stellen of de
uitkeringsverstrekking nog rechtmatig is al dan niet steekproefsgewijs. 

Het kabinet wil gemeentes niet voorschrijven hoe zij moeten vaststellen
of de verstrekte inlichtingen juist en volledig zijn, maar wil ruimte
scheppen voor een verantwoorde uitvoering, toegespitst op de
plaatselijke situatie. Het kabinet wil ook geen vaststaande volgorde
voorschrijven van het inzetten van instrumenten. Dit is ook niet nodig.
Het spreekt voor zich dat de uitvoering zal kiezen voor minder
ingrijpende en goedkopere methoden als daarmee het zelfde resultaat kan
worden geboekt. Dit is uit een oogpunt van subsidiariteit en
proportionaliteit in het individuele geval ook geboden. Hier zij
opgemerkt dat een huisbezoek lang niet altijd als belastend of
ingrijpend wordt ervaren. Veel uitkeringsgerechtigden hebben hier geen
moeite mee, bijvoorbeeld omdat het hun de gelegenheid biedt de aanvraag
in een persoonlijk gesprek toe te lichten. 

Indien er gevolgen voor de uitkering moeten worden verbonden wanneer
belanghebbende een huisbezoek weigert, dan is dit, gelet op de
jurisprudentie, slechts toegestaan indien de mogelijkheid van een
huisbezoek wettelijk is geregeld waarbij recht wordt gedaan aan de
grondwettelijke waarborg van het huisrecht. Het kabinet vindt daarom dit
wetsvoorstel nodig. Het wetsvoorstel grijpt niet onevenredig in in de
persoonlijke levenssfeer van mensen door hen in de gelegenheid te
stellen op een andere manier hun leefsituatie aan te tonen. Er wordt zo
een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van de
belanghebbenden om een afweging te maken. Uit deze afweging kan de
consequentie voortvloeien dat de belanghebbende een lagere uitkering
krijgt. Door het wetsvoorstel wordt gegarandeerd dat deze gevolgen
duidelijk zijn voor de betrokkenen alvorens toestemming te vragen of te
geven voor het huisbezoek. 

De Raad noemt alternatieve middelen die het uitvoeringsorgaan ter
beschikking staan om informatie te verkrijgen, zoals observatie en
buurtonderzoek. Het kabinet wijst er echter op dat dit ingrijpende zaken
zijn die voorbehouden zijn aan personen met opsporingsbevoegdheid.
Controleurs van het UWV, de SVB en gemeenten hebben geen bevoegdheden
zoals stelselmatige observatie en buurtonderzoek. Opsporingsmedewerkers
van het UWV en de SVB hebben slechts beperkte bevoegdheden die zij
alleen mogen gebruiken wanneer er een vermoeden is van fraude door een
cliƫnt. Zij mogen de identiteit van een persoon vaststellen, de
administratie van die persoon inzien en een PV opmaken. Verdergaande
bevoegdheden mogen alleen worden ingezet met toestemming van de Officier
van Justitie. Dit geldt eveneens voor de sociale rechercheurs die door
de gemeenten worden ingezet. Bij controles mag geen gebruik gemaakt
worden van opsporingsbevoegdheden zoals stelselmatige observatie en
buurtonderzoek. Verder wordt er op gewezen dat voor de inzet van de
desbetreffende opsporingsbevoegdheden uiteraard niet de instemming van
de verdachte nodig is. Dit in tegenstelling tot het voorgestelde
huisbezoek. Hierbij gaat het niet om de inzet van een
opsporingsbevoegdheid maar om een controlemiddel, een methode om de
rechtmatigheid van de geclaimde (hogere) uitkering vast te kunnen
stellen, waarbij een kernelement is dat hierbij toestemming van
belanghebbende is vereist alvorens binnen te kunnen treden. 

In beginsel kan de belanghebbende ook nog op andere wijze dan een
huisbezoek zijn leefsituatie aantonen. In de toelichting is reeds
gewezen op de mogelijkheid van een verwijzing naar een recent rapport
over de leefsituatie in verband met het recht op een andere uitkering of
naar omstandigheden die bijvoorbeeld in een kleine gemeente aan het
uitvoeringsorgaan bekend kunnen zijn en een huisbezoek niet noodzakelijk
maken. Hieraan kan worden toegevoegd dat ook het type woonhuis,
bijvoorbeeld eenkamerwoning die slechts door Ć©Ć©n persoon volgens het
huurcontract mag worden bewoond, gegevens over het waterverbruik en
verklaringen van derden in sommige situaties aanknopingspunten kunnen
bieden voor een beeld over de leefvorm of woonsituatie. Het is
vervolgens aan de uitvoering om te beslissen of dit op basis van het
vigerende uitvoeringsbeleid afdoende is voor de vaststelling van de
feitelijke leefsituatie. De toelichting is op dit punt aangevuld.

Evenredigheid van de toepassing van huisbezoek in het individuele geval.

Zoals in de toelichting is uiteengezet is de leefsituatie niet altijd
betrouwbaar uit registraties binnen de overheid vast te stellen. Wanneer
betrokkene een hogere uitkering claimt op grond van zijn leefsituatie
zal hij moeten aantonen dat hij verkeert in de leefsituatie die recht
geeft op die hogere uitkering. De meest gemakkelijke manier voor
betrokkenen om zijn beweerde leefsituatie aan te tonen is dat hij de
uitvoering in de gelegenheid stelt om dit te verifiƫren op basis van
een huisbezoek. 

Andere wijzen van gegevensverkrijging zullen ook steeds met de
betrokkene dienen te worden afgestemd. Degene om wie het gaat, wordt in
de gelegenheid gesteld aanvullende informatie te verschaffen. Er zal in
overleg met de belanghebbende moeten worden afgewogen of hij op andere
wijze zijn leefsituatie kan aantonen. Hiervoor zijn enkele voorbeelden
gegeven van andere mogelijkheden dan een huisbezoek die in bepaalde
situaties misschien eerder aanknopingspunten bieden om de leefsituatie
te bepalen. Indien een huisbezoek nodig is om de rechtmatigheid van de
uitkeringsverstrekking te kunnen vaststellen, is in het wetsvoorstel
geregeld wat de gevolgen zijn van het niet meewerken aan het huisbezoek,
opdat de belanghebbende vollediger is geĆÆnformeerd. Voorts is daarbij
al door de wetgever de afweging gemaakt, dat het gevolg is, dat de
uitkering kan worden vastgesteld of herzien naar het niveau waarvoor het
gegeven over de leefsituatie niet relevant is. Dit geheel maakt, dat het
kabinet er van overtuigd is, dat de voorgestelde regeling de waarborgen
biedt, dat de toepassing ervan in individuele gevallen in evenredigheid
staat tot de inbreuk die op het huisrecht wordt gepleegd in het belang
van een rechtmatige uitvoering van de desbetreffende uitkeringswetten.

3. Overige opmerkingen

a.  Terminologie

De Raad vindt dat de formulering ā€œhet aanbod van een huisbezoekā€ in
het opschrift en de considerans van het voorstel een mate van
vrijheid/vrijwilligheid suggereert aan de kant van de belanghebbende die
niet geheel spoort met het oogmerk van het voorstel, en adviseert de
formulering nader te bezien.

Het kabinet is van mening dat de formulering ā€œhet aanbod van een
huisbezoekā€ past bij de wijze waarop het huisbezoek is vormgegeven als
aanvulling op het verwerken van reeds verstrekte of verkregen gegevens.
De uitvoering biedt de belanghebbende aan zijn stelling (dat hij
alleenstaand is) nader te onderbouwen. Een manier voor de belanghebbende
om zijn leefsituatie aan te tonen is om in te gaan op een aanbod van het
uitvoeringsorgaan om een huisbezoek af te leggen. Het is echter ook
mogelijk dat de belanghebbende dit op een andere manier aantoont. Of dit
voldoende bevredigend is, is uiteraard aan de uitvoering ter
beoordeling. 

De toelichting is op dit punt aangevuld. 

b. Buitenland

De Raad vindt niet duidelijk beschreven hoe in het buitenland
vormgegeven kan worden aan het aanbod van een huisbezoek.

De uitvoering van het wetsvoorstel in het buitenland is in essentie niet
verschillend van die in Nederland. Ook in het buitenland wordt het
vigerende handhavingsbeleid uitgevoerd, zij het dat daar door de
uitvoeringsinstanties andere middelen voor moeten worden ingezet. Zo is
er in het buitenland geen GBA en geen automatische meldingen van met het
GBA vergelijkbare systemen. De uitvoeringsinstanties moeten daarom in
het buitenland meer zelf op pad. Op grond van de handhavingsverdragen
die met landen zijn gesloten en die nodig zijn om de uitkeringen in het
buitenland uit te betalen, zijn huisbezoeken mogelijk. Ook nu worden al
huisbezoeken afgelegd in het buitenland. 

De toelichting is op dit punt aangevuld. 

4. Redactionele kanttekeningen

Met betrekking tot de redactionele kanttekeningen wordt opgemerkt dat
beide punten worden gecorrigeerd bij de Verzamelwet SZW-wetgeving 2009,
Kamerstukken 2008/09, 31811, nr. 2.

Hierbij wordt het bij de Wet van 20 december 2007 tot wijziging van de
Wet sociale werkvoorziening in verband met een betere realisering van de
met die wet beoogde doelen (Stb. 564) aan de artikelen 14 van de Wet
inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze
werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen toegevoegde zevende leden
vernummerd tot achtste leden. De verwachting is dat de Verzamelwet
SZW-wetgeving 2009 eerder in werking zal treden dan het onderhavige
wetsvoorstel. 

5. Overige wijzigingen

Bij nadere beschouwing van het wetsvoorstel bleek het gewenst het
wetsvoorstel ook betrekking te laten hebben op de Algemene
Kinderbijslagwet (AKW). De woonsituatie van het kind is namelijk in
bepaalde gevallen relevant voor het recht op of de hoogte van de
kinderbijslag. De wijziging van de AKW is geregeld in artikel I en om
die reden zijn de andere artikelen vernummerd. De toelichting is hierop
aangepast. Omdat de Minister voor Jeugd en Gezin verantwoordelijk is
voor de AKW is de ondertekening van het wetsvoorstel aangevuld.

In de toelichting is verder ingegaan op het doel van de huisbezoeken en
dat huisbezoeken buiten het kader van dit wetsvoorstel ook anderszins
bij de uitvoering van de sociale zekerheid kunnen worden ingezet. 

In de toelichting is een verduidelijking gegeven van het begrip
leefsituatie en toegespitst op de verschillende situaties bij de
toepassing van de onderscheiden wetten.

Ik moge U, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
en de Minister voor Jeugd en Gezin, verzoeken het hierbij gevoegde
gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan
de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken

en Werkgelegenheid,

(J. Klijnsma)

  IF   DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT    = "" "" "

"     IF   DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT    = "" ""   DOCPROPERTY
 kBijlagen \* MERGEFORMAT  Bijlagen(n):      IF   DOCPROPERTY iBijlagen
\* MERGEFORMAT    = "" "" "

"     DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT     IF   DOCPROPERTY iCC \*
MERGEFORMAT    = "" ""   IF   DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT 
iBijlagen  = "" "

" "

"  

 "

"     IF   DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT    = "" ""   DOCPROPERTY  kCC 
\* MERGEFORMAT  c.c.:      IF   DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT    = ""
"" "

"     DOCPROPERTY iCC  \* MERGEFORMAT     IF   DOCPROPERTY iBijlagen \*
MERGEFORMAT    = "" "" "

"     IF   DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT    = "" ""   DOCPROPERTY
 kBijlagen \* MERGEFORMAT  Bijlagen(n):      IF   DOCPROPERTY iBijlagen
\* MERGEFORMAT    = "" "" "

"     DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT     IF   DOCPROPERTY iCC \*
MERGEFORMAT    = "" ""   IF   DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT 
iBijlagen  = "" "

" "

"  

 "

"     IF   DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT    = "" ""   DOCPROPERTY  kCC 
\* MERGEFORMAT  c.c.:      IF   DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT    = ""
"" "

"     DOCPROPERTY iCC  \* MERGEFORMAT     IF   DOCPROPERTY iBijlagen \*
MERGEFORMAT    = "" "" "

"     IF   DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT    = "" ""   DOCPROPERTY
 kBijlagen \* MERGEFORMAT  Bijlagen(n):      IF   DOCPROPERTY iBijlagen
\* MERGEFORMAT    = "" "" "

"     DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT     IF   DOCPROPERTY iCC \*
MERGEFORMAT    = "" ""   IF   DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT 
iBijlagen  = "" "

" "

"  

 "

"     IF   DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT    = "" ""   DOCPROPERTY  kCC 
\* MERGEFORMAT  c.c.:      IF   DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT    = ""
"" "

"     DOCPROPERTY iCC  \* MERGEFORMAT   

  DOCPROPERTY  kOnsKenmerk  \* MERGEFORMAT  Ons kenmerk 	  DOCPROPERTY 
iOnskenmerk  \* MERGEFORMAT  IVV/OOG/09/36779 



 PAGE   3 

  DOCPROPERTY  i2eGeledingTxt  \* MERGEFORMAT   

Aan de Koningin

 PAGE   2