31929 Nader Rapport: Een regeling in de sociale zekerheid van de rechtsgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod van een huisbezoek
Een regeling in de sociale zekerheid van de rechtsgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod van een huisbezoek
Nader rapport
Nummer: 2009D19644, datum: 2009-04-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J. Klijnsma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit PvdA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: A. Rouvoet, minister voor Jeugd en Gezin (Ooit ChristenUnie kamerlid)
- Mede ondertekenaar: J.P.H. Donner, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2009Z07527:
- Indiener: J. Klijnsma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Medeindiener: J.P.H. Donner, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Medeindiener: A. Rouvoet, minister voor Jeugd en Gezin
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2009-04-21 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-04-23 13:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-05-12 16:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2009-06-03 14:00: Een regeling in de sociale zekerheid van de rechtsgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod van een huisbezoek (31929) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2010-03-02 16:30: Extra procedurevergadering SZW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2010-03-11 15:25: Stemmingen (Stemmingen), TK
- 2010-09-28 16:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2010-11-02 16:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2010-11-04 16:00: Extra procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2011-06-28 16:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2011-07-13 14:00: Een regeling in de sociale zekerheid van de rechtsgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod van een huisbezoek (31929)- Nader Verslag (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2011-09-28 11:15: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2011-09-29 13:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2012-01-24 15:45: Een regeling in de sociale zekerheid van de rechtsgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod van een huisbezoek (31929) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2012-02-09 13:00: Een regeling in de sociale zekerheid van de rechtsgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod van een huisbezoek (31929) (voortzetting) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2012-02-14 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
- 2012-02-16 00:20: Einde vergadering: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (š origineel)
Ons kenmerk DOCPROPERTY iOnsKenmerk \* MERGEFORMAT IVV/OOG/08/36779 Datum DOCPROPERTY iDatum \* MERGEFORMAT Onderwerp DOCPROPERTY iOnderwerp \* MERGEFORMAT Nader rapport inzake het voorstel van wet houdende een regeling in de sociale zekerheid van de rechtsgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod van een huisbezoek Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 16 oktober 2008, nr. 08.002993, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 18 december 2008, nr. W12.08.0439/III, bied ik U hierbij aan. De Raad van State beziet het wetsvoorstel in verband met de verhouding tussen het aanbod van een huisbezoek en het grondwettelijk gewaarborgde huisrecht. De opmerkingen van de Raad hebben vooral betrekking op de noodzaak en de evenredigheid van het voorstel. Nadere overweging naar aanleiding van deze opmerkingen heeft er niet toe geleid, dat de essentie van het wetsvoorstel is gewijzigd. Wel is de memorie van toelichting op voornoemde punten aangevuld. 1. Inleiding De Raad onderschrijft het belang van controle op de rechtmatigheid van de sociale uitkeringen en daarmee van verificatie van de juistheid van de inlichtingen die de belanghebbende heeft verstrekt. Dergelijke controle zal zich ook moeten kunnen uitstrekken tot de populatie van hen jegens wie geen gerede twijfel bestaat over hun leefsituatie. Het huisbezoek kan een dubbele functie hebben: zowel een verficatiemiddel voor de uitkeringsinstantie als een bewijsmiddel voor de belanghebbende die wordt verplicht zijn leefsituatie aan te tonen. De Raad concludeert dat het huisbezoek dat de uitvoering in dit verband aflegt, het hart van het wetsvoorstel is. Deze conclusie is naar de mening van het kabinet juist. 2. Noodzaak en evenredigheid De Raad stelt dat de in het wetsvoorstel voorgestelde gevolgen van het weigeren van een huisbezoek moeten voldoen aan de vereisten van noodzaak en evenredigheid. Op beide elementen gaat de Raad vervolgens in. a. Noodzaak De Raad meent dat er geen dringende noodzaak voor het wetsvoorstel lijkt te zijn omdat de regering niet verwacht dat het wetsvoorstel tot besparingen zal leiden. Het is dan de vraag hoe vaak fraude met leefsituatie voorkomt terwijl de uitvoering geen vermoeden van fraude heeft. Het kabinet merkt in reactie hierop op dat uit het feit dat geen besparingen zijn ingeboekt niet de conclusie getrokken mag worden dat huisbezoeken niet zinvol zouden zijn. Immers, alleen al het feit dat de uitvoering om nadere informatie kan vragen over de leefsituatie kan voor mensen aanleiding zijn de juiste informatie te geven danwel af te zien van een uitkeringsaanvraag. Aangenomen mag worden dat deze gedragsreacties zich in de praktijk zullen manifesteren. In hoeverre dit zal leiden tot substantiĆ«le besparingen is afhankelijk van de mate waarin de verwachte gedragingen zich zullen voordoen en valt op dit moment niet in te schatten. Het aantal fraudezaken dat door dit wetsvoorstel bestreden zal worden, is gering, zowel afgezet tegen de totale uitkeringspopulatie van de betreffende wet (dit geldt met name voor de AOW) als tegen het totale aantal fraudezaken. Dit komt omdat dit wetsvoorstel ziet op verificatie van de leefsituatie waarbij de uitvoering op het moment van het huisbezoek geen concreet vermoeden van fraude heeft. Bij de meeste huisbezoeken die nu worden afgelegd, is er wel sprake van een vermoeden van fraude. Er kunnen met dit wetsvoorstel ook huisbezoeken worden afgelegd om duidelijkheid te krijgen over de situatie, ter verificatie van de informatie die betrokkene heeft gegeven. Door verificatie van de leefsituatie door middel van een huisbezoek kan onduidelijkheid in de leefsituatie worden weggenomen. Er kunnen bijvoorbeeld interpretatieverschillen bestaan over of er wel of niet sprake is van een gezamenlijke huishouding. Dit is met name bij een aanvraag van een uitkering van belang Ook is het zo dat weigeringen bij huisbezoeken zonder concrete aanwijzingen niet vaak voorkomen. Dit wetsvoorstel heeft vooral een preventieve werking, omdat juist door de mogelijkheid van een huisbezoek mensen minder makkelijk zullen frauderen met de leefsituatie. Paragraaf 8 van de toelichting is in voornoemde zin verduidelijkt. De noodzaak voor het wetsvoorstel houdt direct verband met de vraag in hoeverre de juiste uitkering(shoogte) kan worden vastgesteld. Het kabinet is van mening dat de mogelijkheid van huisbezoeken preventief zal werken en daarmee fraude kan voorkomen, en daarnaast fraude kan aantonen. Het wetsvoorstel draagt zo bij aan een verhoogde rechtmatigheid van uitkeringsverstrekkingen en daarmee aan het draagvlak in de samenleving. Bij controle op de leefsituatie, gaat het om grote economische belangen. Zo ging het in het jaar 2007 alleen al voor de AOW en de Anw om een bedrag van ā¬ 6 miljoen van geconstateerde fraude in verband met het voeren van een gezamenlijke huishouding. In de WWB ging het in 2007 om ca. ā¬ 13 miljoen aan geconstateerde fraude vanwege onjuiste opgave woonsituatie en ca. ā¬ 11,5 miljoen aan geconstateerde fraude in verband met het voeren van een gezamenlijke huishouding. Kliklijnen, waar de Raad op wijst, maar ook andere methoden, zoals bestandsvergelijkingen kunnen een vermoeden van fraude opleveren en kunnen bijgedragen aan de vaststelling door de uitvoeringsinstanties van een eenmaal plaatsgevonden fraude. Een huisbezoek naar aanleiding van (een vermoeden van) fraude kan nu al leiden tot aanpassing of intrekking van de uitkering. Er zijn situaties dat hoewel er geen sprake is van een vermoeden van fraude, er behoefte bestaat aan de mogelijkheid van een huisbezoek omdat andere methoden geen of onvoldoende informatie bieden om tot een gefundeerd oordeel te komen m.b.t. een uitkering(saanvraag). Bij uitkeringsaanvragen spelen in de regel kliklijnen geen rol omdat die van belang zijn bij lopende uitkeringen. De mogelijkheid van huisbezoeken, zoals met het wetsvoorstel wordt beoogd, werkt anders dan voornoemde methoden. Een huisbezoek wordt ingezet wanneer een belanghebbende een hogere uikering claimt op grond van zijn leefsituatie. De belanghebbende dient zijn leefsituatie aan te tonen. Hiertoe kan de uitvoeringsinstantie belanghebbende aanbieden een huisbezoek af te leggen. Door het huisbezoek kan de beweerde leefsituatie worden aangetoond, waarmee tevens de uitvoeringsinstantie beter in staat wordt gesteld om een gefundeerd oordeel te verkrijgen over de leefsituatie. Het kabinet verwacht dat van de mogelijkheid van huisbezoeken een meer preventieve werking zal uitgaan bij het voorkomen van fraude dan van de huidige bestaande methoden waarbij de uitvoering aan zet is om een reeds plaatsgevonden fraude aan te tonen. Het wetsvoorstel is dus aanvullend op andere methoden om fraude op te sporen. De Raad mist in de toelichting een aanduiding van de problemen die de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep oplevert voor de uitvoeringspraktijk. Deze problemen hebben er mee te maken dat op dit moment de uitvoering wel toestemming kan vragen aan een belanghebbende om bij hem een huisbezoek af te leggen in de situatie dat er geen concreet vermoeden van fraude bestaat (bijvoorbeeld steekproefsgewijs of op basis van een risicoprofiel), maar dat als betrokkene vervolgens weigert, de uitvoering geen consequenties voor de uitkering kan verbinden aan de weigering. Op grond van die jurisprudentie kon er in de situatie dat er dan voor de belanghebbende onduidelijkheid ontstaat, sprake zijn van onvoldoende informatie om in vrijheid de toestemming voor het huisbezoek te kunnen geven. Dit maakt inzetten van dit instrument op dit moment minder zinvol. Immers, ook als de meeste personen die het verzoek krijgen, wel toestemming zouden geven, dan nog blijft het probleem dat een deel geen toestemming geeft en dat de uitvoering daar dan geen uitvoeringsconsequenties aan kan verbinden. Dat soms geen toestemming wordt gegeven, blijkt uit het geheel aan jurisprudentie dat op dit punt is gegeven. Het ligt voor de hand dat de uitvoering dit instrument dan niet (meer) bij voorkeur inzet, maar noodgedwongen moet teruggrijpen op de bestaande inlichtingenplicht en registraties. Deze methoden zijn echter niet in alle gevallen effectief. Met name niet waar de leefsituatie van belang is voor de hoogte van de uitkering. De feitelijke leefsituatie kan afwijken van hetgeen in registraties is vermeld op basis van informatie die door belanghebbenden zelf is aangedragen en waarop niet altijd zonder meer kan worden vertrouwd. Voor dat deel van de belanghebbenden dat niet meewerkt aan de verificatie van de leefsituatie door middel van een huisbezoek dienen rechtgevolgen te gelden zodanig dat de geclaimde hogere uitkering wordt geweigerd of herzien. Het wetsvoorstel voorziet in dergelijke noodzakelijke rechtgevolgen. Een belanghebbende die een huisbezoek weigert, kan mogelijk op een andere manier bewijs leveren voor zijn leefsituatie (alleenstaand zijn) maar dit is niet eenvoudig. Een huisbezoek is praktisch gezien de meest eenvoudige methode. De Raad acht het voorstelbaar dat de uitvoeringsproblemen met de leefsituatie per sociale zekerheidswet kunnen verschillen, en meent dat de noodzaak voor het wetsvoorstel daarom voor iedere wet afzonder aan de orde moet komen. De toelichting is in deze zin aangevuld. De Raad vraagt om meer inzicht in de effectiviteit van het middel huisbezoek op basis van ervaringsgegevens. Deze zijn niet te geven omdat bij de registratie niet altijd onderscheid wordt gemaakt tussen huisbezoeken waarbij er een concreet vermoeden van fraude bestaat en huisbezoeken waarbij dat niet zo is. Daar komt bij dat er van het instrument ook een preventieve werking uitgaat. In het algemeen kan wel worden geconstateerd dat daar waar huisbezoeken zijn ingezet bij een vermoeden van fraude deze bezoeken een effectief middel zijn gebleken om de fraude vast te stellen of dat de grond aan het vermoeden kwam te ontvallen. Uit de jurisprudentie, waarnaar is verwezen in de toelichting, blijkt dat daar waar huisbezoeken zijn ingezet zonder dat daaraan een vermoeden van fraude ten grondslag lag, deze huisbezoeken minder effectief zijn gebleken omdat bij weigering van een huisbezoek hieraan geen uitkeringsconsequenties konden worden verbonden. Bij het wetsvoorstel worden juist deze rechtgevolgen wel geregeld waarmee een legitieme basis is gegeven voor het effectief kunnen inzetten van het huisbezoek. Het kabinet verwacht dat het huisbezoek daadwerkelijk effectief kan worden ingezet omdat op voorhand helder is wat de gevolgen voor de uitkering zullen zijn indien geen toestemming voor een huisbezoek wordt gegeven. b. Evenredigheid De Raad gaat vervolgens in op het inzetten van verschillende mogelijke controle-instrumenten en de volgorde waarin dat gebeurt, en vraagt zich af of het voorstel wel voldoende garantie biedt dat de toepassing van het instrument huisbezoek wel in alle gevallen proportioneel zal zijn. Het kabinet vindt het cruciaal dat ook in gevallen dat er geen concreet vermoeden van fraude is, de uitvoering meer instrumenten heeft om de inlichtingen die de uitkeringsgerechtigde geeft, te controleren. Een goede controle is de basis voor een rechtmatige uitvoering en daarmee voor draagvlak in de samenleving voor het stelsel van sociale zekerheid. Het is afhankelijk van de wet die het betreft, de aantallen uitkeringsgerechtigden en de uitvoerder, en van de plaatselijke situatie, welke stappen de uitvoering in welke volgorde zet bij de controle van de geleverde gegevens. Begonnen wordt met de gegevens te vergelijken met andere gegevens die voorhanden zijn, zoals de registratie in het GBA en de registratie voor andere uitkeringen die betrokkene krijgt. Daarnaast worden instrumenten gebruikt als het opstellen van risicoprofielen en het vergelijken met gegevens over bijvoorbeeld het watergebruik als basis voor steekproeven. In het kader van de inlichtingenplicht verschaft de uitkeringsgerechtigde zelf de nodige inlichtingen en verder kan ook andere informatie, zoals verklaringen van derden worden gebruikt. Tot slot kan een huisbezoek met toestemming van de bewoner worden afgelegd om de informatie te kunnen verifiĆ«ren. Een huisbezoek kan nodig zijn omdat niet zonder meer uit registraties binnen de overheid of op grond van andere informatie betrouwbaar de leefsituatie kan worden vastgesteld. Bij uitkeringen als de AOW waarbij het uiteraard gaat om grote aantallen, zal niet standaard een huisbezoek worden afgelegd bij aanvraag van de uitkering. Bij de AOW zal in eerste instantie volstaan worden met bestandsvergelijkingen, het reageren op signalen en het doen van steekproeven. Bij de uitvoering van de WWB zal de situatie in een kleine gemeente verschillen van die in een grote gemeente. Ook zijn er verschillen tussen de gang van zaken bij het aanvragen van de uitkering en de controle bij lopende uitkeringen. Een grote gemeente kan er behoefte aan hebben bij iedere aanvraag in beginsel een huisbezoek af te leggen. Het kabinet wil tegemoet komen aan deze wens, en gemeentes steunen bij het uitoefenen van hun beleidsvrijheid bij het uitvoeren van de WWB. In andere gevallen gaat het om het controleren van lopende uitkeringen. Het ligt voor de hand periodiek vast te stellen of de uitkeringsverstrekking nog rechtmatig is al dan niet steekproefsgewijs. Het kabinet wil gemeentes niet voorschrijven hoe zij moeten vaststellen of de verstrekte inlichtingen juist en volledig zijn, maar wil ruimte scheppen voor een verantwoorde uitvoering, toegespitst op de plaatselijke situatie. Het kabinet wil ook geen vaststaande volgorde voorschrijven van het inzetten van instrumenten. Dit is ook niet nodig. Het spreekt voor zich dat de uitvoering zal kiezen voor minder ingrijpende en goedkopere methoden als daarmee het zelfde resultaat kan worden geboekt. Dit is uit een oogpunt van subsidiariteit en proportionaliteit in het individuele geval ook geboden. Hier zij opgemerkt dat een huisbezoek lang niet altijd als belastend of ingrijpend wordt ervaren. Veel uitkeringsgerechtigden hebben hier geen moeite mee, bijvoorbeeld omdat het hun de gelegenheid biedt de aanvraag in een persoonlijk gesprek toe te lichten. Indien er gevolgen voor de uitkering moeten worden verbonden wanneer belanghebbende een huisbezoek weigert, dan is dit, gelet op de jurisprudentie, slechts toegestaan indien de mogelijkheid van een huisbezoek wettelijk is geregeld waarbij recht wordt gedaan aan de grondwettelijke waarborg van het huisrecht. Het kabinet vindt daarom dit wetsvoorstel nodig. Het wetsvoorstel grijpt niet onevenredig in in de persoonlijke levenssfeer van mensen door hen in de gelegenheid te stellen op een andere manier hun leefsituatie aan te tonen. Er wordt zo een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van de belanghebbenden om een afweging te maken. Uit deze afweging kan de consequentie voortvloeien dat de belanghebbende een lagere uitkering krijgt. Door het wetsvoorstel wordt gegarandeerd dat deze gevolgen duidelijk zijn voor de betrokkenen alvorens toestemming te vragen of te geven voor het huisbezoek. De Raad noemt alternatieve middelen die het uitvoeringsorgaan ter beschikking staan om informatie te verkrijgen, zoals observatie en buurtonderzoek. Het kabinet wijst er echter op dat dit ingrijpende zaken zijn die voorbehouden zijn aan personen met opsporingsbevoegdheid. Controleurs van het UWV, de SVB en gemeenten hebben geen bevoegdheden zoals stelselmatige observatie en buurtonderzoek. Opsporingsmedewerkers van het UWV en de SVB hebben slechts beperkte bevoegdheden die zij alleen mogen gebruiken wanneer er een vermoeden is van fraude door een cliĆ«nt. Zij mogen de identiteit van een persoon vaststellen, de administratie van die persoon inzien en een PV opmaken. Verdergaande bevoegdheden mogen alleen worden ingezet met toestemming van de Officier van Justitie. Dit geldt eveneens voor de sociale rechercheurs die door de gemeenten worden ingezet. Bij controles mag geen gebruik gemaakt worden van opsporingsbevoegdheden zoals stelselmatige observatie en buurtonderzoek. Verder wordt er op gewezen dat voor de inzet van de desbetreffende opsporingsbevoegdheden uiteraard niet de instemming van de verdachte nodig is. Dit in tegenstelling tot het voorgestelde huisbezoek. Hierbij gaat het niet om de inzet van een opsporingsbevoegdheid maar om een controlemiddel, een methode om de rechtmatigheid van de geclaimde (hogere) uitkering vast te kunnen stellen, waarbij een kernelement is dat hierbij toestemming van belanghebbende is vereist alvorens binnen te kunnen treden. In beginsel kan de belanghebbende ook nog op andere wijze dan een huisbezoek zijn leefsituatie aantonen. In de toelichting is reeds gewezen op de mogelijkheid van een verwijzing naar een recent rapport over de leefsituatie in verband met het recht op een andere uitkering of naar omstandigheden die bijvoorbeeld in een kleine gemeente aan het uitvoeringsorgaan bekend kunnen zijn en een huisbezoek niet noodzakelijk maken. Hieraan kan worden toegevoegd dat ook het type woonhuis, bijvoorbeeld eenkamerwoning die slechts door Ć©Ć©n persoon volgens het huurcontract mag worden bewoond, gegevens over het waterverbruik en verklaringen van derden in sommige situaties aanknopingspunten kunnen bieden voor een beeld over de leefvorm of woonsituatie. Het is vervolgens aan de uitvoering om te beslissen of dit op basis van het vigerende uitvoeringsbeleid afdoende is voor de vaststelling van de feitelijke leefsituatie. De toelichting is op dit punt aangevuld. Evenredigheid van de toepassing van huisbezoek in het individuele geval. Zoals in de toelichting is uiteengezet is de leefsituatie niet altijd betrouwbaar uit registraties binnen de overheid vast te stellen. Wanneer betrokkene een hogere uitkering claimt op grond van zijn leefsituatie zal hij moeten aantonen dat hij verkeert in de leefsituatie die recht geeft op die hogere uitkering. De meest gemakkelijke manier voor betrokkenen om zijn beweerde leefsituatie aan te tonen is dat hij de uitvoering in de gelegenheid stelt om dit te verifiĆ«ren op basis van een huisbezoek. Andere wijzen van gegevensverkrijging zullen ook steeds met de betrokkene dienen te worden afgestemd. Degene om wie het gaat, wordt in de gelegenheid gesteld aanvullende informatie te verschaffen. Er zal in overleg met de belanghebbende moeten worden afgewogen of hij op andere wijze zijn leefsituatie kan aantonen. Hiervoor zijn enkele voorbeelden gegeven van andere mogelijkheden dan een huisbezoek die in bepaalde situaties misschien eerder aanknopingspunten bieden om de leefsituatie te bepalen. Indien een huisbezoek nodig is om de rechtmatigheid van de uitkeringsverstrekking te kunnen vaststellen, is in het wetsvoorstel geregeld wat de gevolgen zijn van het niet meewerken aan het huisbezoek, opdat de belanghebbende vollediger is geĆÆnformeerd. Voorts is daarbij al door de wetgever de afweging gemaakt, dat het gevolg is, dat de uitkering kan worden vastgesteld of herzien naar het niveau waarvoor het gegeven over de leefsituatie niet relevant is. Dit geheel maakt, dat het kabinet er van overtuigd is, dat de voorgestelde regeling de waarborgen biedt, dat de toepassing ervan in individuele gevallen in evenredigheid staat tot de inbreuk die op het huisrecht wordt gepleegd in het belang van een rechtmatige uitvoering van de desbetreffende uitkeringswetten. 3. Overige opmerkingen a. Terminologie De Raad vindt dat de formulering āhet aanbod van een huisbezoekā in het opschrift en de considerans van het voorstel een mate van vrijheid/vrijwilligheid suggereert aan de kant van de belanghebbende die niet geheel spoort met het oogmerk van het voorstel, en adviseert de formulering nader te bezien. Het kabinet is van mening dat de formulering āhet aanbod van een huisbezoekā past bij de wijze waarop het huisbezoek is vormgegeven als aanvulling op het verwerken van reeds verstrekte of verkregen gegevens. De uitvoering biedt de belanghebbende aan zijn stelling (dat hij alleenstaand is) nader te onderbouwen. Een manier voor de belanghebbende om zijn leefsituatie aan te tonen is om in te gaan op een aanbod van het uitvoeringsorgaan om een huisbezoek af te leggen. Het is echter ook mogelijk dat de belanghebbende dit op een andere manier aantoont. Of dit voldoende bevredigend is, is uiteraard aan de uitvoering ter beoordeling. De toelichting is op dit punt aangevuld. b. Buitenland De Raad vindt niet duidelijk beschreven hoe in het buitenland vormgegeven kan worden aan het aanbod van een huisbezoek. De uitvoering van het wetsvoorstel in het buitenland is in essentie niet verschillend van die in Nederland. Ook in het buitenland wordt het vigerende handhavingsbeleid uitgevoerd, zij het dat daar door de uitvoeringsinstanties andere middelen voor moeten worden ingezet. Zo is er in het buitenland geen GBA en geen automatische meldingen van met het GBA vergelijkbare systemen. De uitvoeringsinstanties moeten daarom in het buitenland meer zelf op pad. Op grond van de handhavingsverdragen die met landen zijn gesloten en die nodig zijn om de uitkeringen in het buitenland uit te betalen, zijn huisbezoeken mogelijk. Ook nu worden al huisbezoeken afgelegd in het buitenland. De toelichting is op dit punt aangevuld. 4. Redactionele kanttekeningen Met betrekking tot de redactionele kanttekeningen wordt opgemerkt dat beide punten worden gecorrigeerd bij de Verzamelwet SZW-wetgeving 2009, Kamerstukken 2008/09, 31811, nr. 2. Hierbij wordt het bij de Wet van 20 december 2007 tot wijziging van de Wet sociale werkvoorziening in verband met een betere realisering van de met die wet beoogde doelen (Stb. 564) aan de artikelen 14 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen toegevoegde zevende leden vernummerd tot achtste leden. De verwachting is dat de Verzamelwet SZW-wetgeving 2009 eerder in werking zal treden dan het onderhavige wetsvoorstel. 5. Overige wijzigingen Bij nadere beschouwing van het wetsvoorstel bleek het gewenst het wetsvoorstel ook betrekking te laten hebben op de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De woonsituatie van het kind is namelijk in bepaalde gevallen relevant voor het recht op of de hoogte van de kinderbijslag. De wijziging van de AKW is geregeld in artikel I en om die reden zijn de andere artikelen vernummerd. De toelichting is hierop aangepast. Omdat de Minister voor Jeugd en Gezin verantwoordelijk is voor de AKW is de ondertekening van het wetsvoorstel aangevuld. In de toelichting is verder ingegaan op het doel van de huisbezoeken en dat huisbezoeken buiten het kader van dit wetsvoorstel ook anderszins bij de uitvoering van de sociale zekerheid kunnen worden ingezet. In de toelichting is een verduidelijking gegeven van het begrip leefsituatie en toegespitst op de verschillende situaties bij de toepassing van de onderscheiden wetten. Ik moge U, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Jeugd en Gezin, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, (J. Klijnsma) IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT = "" "" " " IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT = "" "" DOCPROPERTY kBijlagen \* MERGEFORMAT Bijlagen(n): IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT = "" "" " " DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT IF DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT = "" "" IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT iBijlagen = "" " " " " " " IF DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT = "" "" DOCPROPERTY kCC \* MERGEFORMAT c.c.: IF DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT = "" "" " " DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT = "" "" " " IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT = "" "" DOCPROPERTY kBijlagen \* MERGEFORMAT Bijlagen(n): IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT = "" "" " " DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT IF DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT = "" "" IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT iBijlagen = "" " " " " " " IF DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT = "" "" DOCPROPERTY kCC \* MERGEFORMAT c.c.: IF DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT = "" "" " " DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT = "" "" " " IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT = "" "" DOCPROPERTY kBijlagen \* MERGEFORMAT Bijlagen(n): IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT = "" "" " " DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT IF DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT = "" "" IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT iBijlagen = "" " " " " " " IF DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT = "" "" DOCPROPERTY kCC \* MERGEFORMAT c.c.: IF DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT = "" "" " " DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT DOCPROPERTY kOnsKenmerk \* MERGEFORMAT Ons kenmerk DOCPROPERTY iOnskenmerk \* MERGEFORMAT IVV/OOG/09/36779 PAGE 3 DOCPROPERTY i2eGeledingTxt \* MERGEFORMAT Aan de Koningin PAGE 2