[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Aanbieding vernieuwde Beleidskader gemeentelijke herindeling

Gemeentelijke herindeling

Lijst van vragen

Nummer: 2009D20387, datum: 2009-04-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.DOC), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2009Z06350:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


28750		Gemeentelijke herindeling

Nr.   ….	Lijst van vragen en antwoorden

           		Vastgesteld …. 2006

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 1)
heeft de navolgende vragen over het vernieuwde Beleidskader
gemeentelijke herindeling (TK 28750 nr. 5) aan de regering voorgelegd.

De regering heeft deze vragen beantwoord bij brief van  ….

De vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Leerdam

Adjunct-griffier van de commissie,

Hendrickx

Nr	Vraag	Blz

van	

tot

1	Hoe verhoudt de huidige Arhi-procedure zich tot het uitgangspunt in
het beleidsprogramma van deze regering om bij een beleidsterrein
maximaal twee bestuurslagen te betrekken? Wat voegt de huidige rol van
het ministerie van BZK en de Staten Generaal toe aan de kwaliteit van
gemeentelijke herindelingen?	0	 

2	Kunt u de veranderingen op een rij zetten ten opzichte van het vorige
beleidskader en de praktische verandering die dit met zich mee zal
brengen?	0	 

3	Hoeveel plannen tot herindeling zijn er in de afgelopen 5 jaar
geweest? Hoeveel zijn er in de behandelingsfase in de gemeenten
gesneuveld? Hoeveel zijn er in de behandelingsfase in de provincies
gesneuveld? Hoeveel zijn er daadwerkelijk aan de Kamer aangeboden?
Hoeveel hiervan hebben er uiteindelijk geresulteerd in een herindeling?
Hoeveel hiervan waren er gedwongen? 	0	 

4	Kan de regering de vernieuwde vormen van intergemeentelijke
samenwerking toelichten? Waaruit bestaan deze en wat is hiervan de
meerwaarde? 	2	 

5	Is de suggestie, dat grote gemeenten per definitie over betere
bestuurders beschikken, die besloten ligt in het argument van opschaling
als middel tot vergroting van bestuurskracht op basis van feiten te
staven? Zijn er verhoudingsgewijs meer problemen met bestuurders van
kleinere gemeenten dan met bestuurders van grote gemeenten?	2	 

6	Is na gemeentelijke herindelingen de afgelopen jaren de bestuurskracht
opnieuw onderzocht en wat zijn hiervan de resultaten, afgezet tegen
eerdere bestuurskrachtmetingen in betreffende gemeente(n)? 	2

	7	Hoe verhoudt het standpunt dat er niet op voorhand een causaal
verband bestaat tussen de bestuurlijke schaal en de bestuurskracht zich
tot het veelgehoorde argument dat gemeenten te klein zijn om de taken
zelfstandig uit te blijven oefenen? Wordt er dus toch impliciet een
bepaalde (getalsmatige) minimale norm voor gemeenten gebruikt?	2	 

8	Hoe verdraagt zich de in de inleiding beleden gelijkwaardigheid tussen
vormen van samenwerking en herindeling, met het feit dat er worden meer
of extra middelen beschikbaar worden gesteld voor heringedeelde
gemeenten, terwijl voor vergaande vormen van (niet vrijblijvende)
samenwerking deze middelen niet beschikbaar worden gesteld?	2	 

9	Hoe oordeelt de regering over de gelijkwaardigheid van andere vormen
van samenwerking dan herindeling, in het licht van binnenlandse en
buitenlandse ervaringen met deze samenwerkingsvormen? Hoe volgt de
regering de ervaringen die op dit moment opgedaan worden en kan dit
leiden tot aanpassing van het beleidskader?	2	 

10	In hoeverre zijn gemeenten en provincies verplicht om ook
alternatieven voor fusie te onderzoeken als de gemeentelijke toevoeging,
nauwere samenwerking, gastheergemeente of andere constructies? Dienen
dergelijke constructies eerst overwogen te zijn voordat er sprake kan
zijn van een gemeentelijke herindeling?	2	 

11	Heeft de regering de indruk dat ook provincies andere oplossingen dan
een herindeling als gelijkwaardig zien? Herkent de regering de gedachte
dat sommige provincies zeer actief zijn om gemeenten bijna te dwingen om
tot fusie over te gaan? Wat is haar oordeel hierover?	2

	12	In hoeverre kunnen de diverse vormen van intergemeentelijke
samenwerking de taken die de laatste jaren zijn gedecentraliseerd aan?
Zullen deze decentralisaties op den duur leiden tot herindeling? Waar
ligt het omslagpunt?   	2	 

13	Hoe verhoudt de uitspraak, dat gemeenten eerstverantwoordelijke zijn
voor het zoeken naar oplossingen om de bestuurskracht te verbeteren,
zich tot de druk die provincies uitoefenen om over te gaan op
herindelingen?	2	 

14	In hoeverre wordt er ook uitdrukkelijk getoetst of de provincie
sterke druk heeft uitgeoefend om tot herindeling over te gaan?	2	 

15	Is de regering van mening dat de uitgesproken noodzakelijke
zorgvuldigheid bij het zoeken naar oplossingen, die het bestuurlijk
functioneren of de zelfstandigheid van gemeenten raken, is betracht in
recente voorstellen tot herindeling? 	3	 

16	Kan de inhoudelijke toets bij de beoordeling van herindelingsplannen
wel door de provincie gedaan worden in het geval dat deze zelfde
provincie tevens initiatiefnemer tot de herindeling is? Kan de regering
dit toelichten? 	4	 

17	Zijn provincies verplicht om met gemeenten tot overeenstemming te
komen alvorens zij tot gedwongen herindeling overgaan? Of is het ook
mogelijk dat een provincie volledig zelfstandig een dergelijk besluit
neemt?	4	 

18	Is het logisch om de inhoudelijke toets bij een herindeling waartoe
de provincie zelf het initiatief neemt op hetzelfde niveau te laten?
Waarom is er daarbij niet gekozen voor inhoudelijke toetsing door de
regering?	4	 

19	Hoe kan de provincie het initiatief van gemeenten bij geen zicht op
een gezamenlijk gedragen oplossing overnemen, als herindelingen van
onderop, dus vanuit diezelfde gemeenten dienen te worden gestart? Is dat
op zichzelf niet ook al een teken dat er sprake is van gebrek aan
draagvlak, waardoor de hele herindeling niet plaats kan vinden? 	4	5

20	Heeft de regering een andere rol bij de beoordeling van een
herindeling, die op initiatief van de provincie voorgesteld wordt, omdat
er dan geen ander beleidsorgaan een inhoudelijke toets uitvoert?	4	7

21	Is het volgens de regering denkbaar dat provincies vanuit hun
regierol en bovenlokale verantwoordelijkheid besluiten goed
functionerende gemeenten tegen hun zin te herindelen?	5	 

22	Hoe staat het tegen de zin herindelen van goed functionerende
gemeenten in verhouding tot de toetsing van het draagvlak voor een
herindeling waar de provincie eveneens verantwoordelijk voor is? Keurt
de slager hier niet zijn eigen vlees?	5	 

23	In de inleiding van het herindelingskader wordt aangegeven dat er
geen minimumomvang voor een gemeente wordt gegeven. Hoe moet in dat
kader de "restproblematiek" worden geduid?	5	6 

24	Het spreekt voor zich dat wanneer gemeenten constateren dat "hun
eigen bestuurskracht tekortschiet" voor opschaling kunnen kiezen. Kunnen
hiervoor echter ook buurgemeenten die geen bestuurskrachtproblemen
kennen, tegen hun zin, worden opgeofferd?	6	 

25	In het herindelingskader wordt aangegeven dat één gemeente of een
minderheid van gemeenten een herindeling niet kan tegenhouden. Hoe ziet
de regering deze zaken precies? Bestaat de democratische besluitvorming
dan uit de meningen van alle raadsleden geteld of spelen
inwoneraantallen dan een doorslaggevende rol?	6	 

26	Welke criteria bepalen dat de bovenlokale verantwoordelijkheid van de
provincie aangesproken kan worden om de lokale autonomie van gemeenten
buiten spel te zetten? Wanneer is hier sprake van? Wie beoordeelt dit,
en hoe? 	6	 

27	Kan nader worden aangegeven wanneer de regering een
herindelingsvoorstel, gedaan door de betrokken gemeenten en de betrokken
provincie, niet overneemt?	6	 

28	Wat dient er te gebeuren wanneer maar één gemeente de sterke wil of
noodzaak heeft om tot herindeling over te gaan? Kunnen twee of meer
andere gemeenten dan toch worden gedwongen om tegen hun zin mee te
werken?	6	 

29	Wie bepaalt of er sprake is van restproblematiek? Welke normen gelden
hiervoor?	6	 

30	Zal de regering ook geen herindelingsvoorstellen initiëren als het
van mening is dat in een bepaald gebied de bestuurskracht aantoonbaar
tekort schiet en noch de betreffende gemeenten en noch de betreffende
provincie actie ondernemen? Zo neen, waarom niet? Wat doet de regering
in zo'n situatie?  	7	 

31	Wanneer is er sprake van een "zo groot mogelijk draaagvlak" bij
gemeentelijke herindeling? Wat doet de regering als in een gemeente het
maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak totaal ontbreekt en een
gemeente echt niet bij een herindeling wil worden betrokken? 	7	 

32	Hoe verhouden de genoemde criteria ten aanzien van gemeentelijke
herindeling zich tot elkaar? Is één criterium reeds voldoende voor een
herindeling? 	7	 

33	Wordt bij het beoordelen van het draagvlak voor de herindeling
rekening gehouden met de (stem)verhoudingen binnen de gemeenteraden? Op
welke wijze gebeurt dit?	7	9

34	Vindt de regering het zinvol om voor het beoordelen van
maatschappelijk draagvlak ook gebruik te maken van peilingen onder de
bevolking? 	8	9

35	Wat is de rol van gemeentebesturen in het organiseren van
maatschappelijk draagvlak als de Gemeenteraad negatief staat tegenover
de voorgestelde herindeling? Is er een rol voor de provincie om haar
steentje bij te dragen aan het organiseren van maatschappelijk draagvlak
bij een negatieve houding bij de Raad?	8	9

36	Hoe wordt de logische interne samenhang, die een nieuw te vormen
gemeente moet een hebben, bepaald? Moet het zo zijn dat gemeenten vooraf
al op de nodige terreinen hebben samengewerkt? Hoe wordt in dat kader
omgegaan met de weerstand die er in de ene gemeente kan bestaan tegen de
andere?	9	 

37	Hoe beoordeelt de regering het maatschappelijke draagvlak, als dit
door gemeenten overal anders ingevuld en gemeten wordt? 	9	 

38	Moet in de eerste alinea van blz. 10 worden gelezen dat regionale
behoeften een legitimatie kunnen vormen voor het (tegen hun zin)
opheffen van de zelfstandigheid van gemeenten?	10	 

39	Een nieuw te vormen gemeente mag omliggende gemeenten niet onnodig in
hun ontwikkelingen beperken. Gaarne een nadere toelichting, zo mogelijk
met concrete voorbeelden.	10	 

40	Hoe wordt bestuurskracht gemeten en beoordeeld? Is er een methode die
hier goed zicht op geeft? Is het aan te raden deze methode aan alle
gemeenten voor te schrijven, om zo objectief mogelijk de bestuurskracht
vast te stellen en onderling vergelijk mogelijk te maken? 	10	 

41	Binnen welke periode zou, in het algemeen, een net heringedeelde
gemeente niet weer bij een nieuwe herindelingsdiscussie betrokken moeten
worden?    	10	 

42	Wie bepaalt of alle voor de hand liggende gemeenten bij de
herindelingsvoorstellen zijn betrokken?	10	 

43	Er wordt geschreven over de dienstbaarheid van de gemeente aan de
onderscheidenlijke lokale gemeenschappen. Heeft dat ook consequenties
voor het aantal gemeenschappen/dorpen dat maximaal in één gemeente
gelegen kan zijn?	11	 

44	Hoe moet de interne samenhang beoordeeld en getoetst worden? 	11	 

45	Welke criteria en / of afwegingskaders hanteren provincies om de
regionale bestuurlijke verhoudingen te beoordelen? 	11	 

46	Hoe verhoudt een gemeentelijke herindeling, die geschiedt in het
kader van  "versterking van de regionale bestuurlijke verhoudingen" zich
tot het belang van een gemeente die daarbij wordt betrokken, maar zelf
in alle opzichten voldoende bestuurskrachtig is? Wat prevaleert: de
regionale bestuurlijke verhoudingen of het belang van een individuele
gemeente die goed functioneert? Wanneer wordt zo'n goed functionerende
gemeente in een herindelingsproces betrokken?   	11	 

47	Hoe wordt bepaald dat omliggende gemeenten bij een gemeentelijke
herindeling "niet onnodig" in hun ontwikkeling worden belemmerd? 	11	 

48	Kunnen ruimtelijke knelpunten als enkel feit, aanleiding vormen tot
het opheffen of herindelen van gemeenten tegen de wens van die
gemeenten?	12	 

49	In de meeste overleggen over mogelijke herindeling wordt vooral
gesproken met colleges van burgemeester en wethouders en zelfs met name
met burgemeesters. Zou, zeker in het licht van het dualisme, ook de
positie van de gemeenteraad niet moeten worden versterkt?	12	 

50	Is een herindelingsscan een vast onderdeel van het herindelingproces?
Is het voor een goede uitvoering noodzakelijk dat gemeenten hieraan
actieve deelname verlenen?	12	 

51	Hoe wil de regering een zo groot mogelijke duidelijkheid scheppen in
de financiële consequenties van een herindeling nu gevreesde
financiële consequenties vaak een bron van maatschappelijke weerstand
vormen tegen gemeentelijke herindelingen? Hoe worden de betrokken
burgers die het aangaat hierbij betrokken?	12	 

52	Kan nader worden toegelicht wanneer "planologische ruimtebehoefte"
een reden is om tot herindeling over te gaan? 	12	 

53	In hoeverre wordt vooraf met alle betrokkenen gecommuniceerd voor
welke terminologie en bijbehorende procedures gekozen wordt, nu de vraag
of een samenvoeging van gemeenten een herindeling of een toevoeging is,
afhangt van een aantal criteria.? Wordt een toename van het aantal
toevoegingen verwacht? Hoe wordt bij een toevoeging omgegaan met het
meten van draagvlak en de uitkomsten daarvan?	12	13 

54	Kan nader worden toegelicht wanneer er gebruik zal worden gemaakt van
het instrument "gemeentelijke toevoegingen"? Wanneer zal voor
"gemeentelijke toevoeging " worden gekozen en wanneer voor een
"grenscorrectie"? 	12	13

55	Wat is het verschil tussen gemeentelijke toevoeging zoals nu
omschreven wordt, en annexatie zoals dat in het verleden gebeurde? 	12
13 

56	Wat is het precieze verschil tussen een grenscorrectie en een
gemeentelijke toevoeging?	12	13 

57	Hoe veel gemeentelijke toevoegingen hebben er tot nu toe
plaatsgevonden?	13	 

58	Waarom worden gemeentelijke toevoegingen als uitzondering gezien? Is
dit dus geen gelijkwaardige optie?	13	14

59	Wie bepaald of afspraken gemaakt moeten worden tussen gemeenten over
de arbeidsmarktpositie van het personeel in geval van een gemeentelijke
toevoeging? 	14	 

60	Waaruit blijkt dat de belangstelling van gemeenten voor gemeentelijke
"samenvoegingen" aan het toenemen is? 	14	 

61	Waarom is er voor gekozen bij gemeentelijke toevoegingen wel een
duidelijke rol en inspraak vanuit het rijk neer te leggen, terwijl dit
voor samenvoegingen niet geldt? 	15	 



  FILENAME  Lijst_Vr_Antw_28750-5.DOC 		  PAGE  5 /  NUMPAGES  5