[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Nadere reactie n.a.v. brief over het functioneren van QANU en NVAO

Brief regering

Nummer: 2009D22607, datum: 2009-05-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2009Z08717:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 mei 2009

De vaste commissie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van uw Kamer
vroeg  een reactie op de brief van mevr. S.O.L.O. van 1 maart 2009
inzake het functioneren van QANU en NVAO.    

De brief van mevr. O. is een reactie op mijn brief aan haar van 17
februari 2009. Met mijn brief van dezelfde datum heb ik de Kamer
geïnformeerd over de gang van zaken. Mevr. O. meldde mij dat zij zorgen
heeft over de kwaliteit van de scriptiebegeleiding bij de opleiding
psychologie van de Open Universiteit en over het onvoldoende
functioneren van de controlerende organen in het hoger onderwijs, met
name de NVAO en de visiterende instantie QANU (Quality Assurance
Netherlands Universities). In bovenvermeld antwoord heb ik de vaste
commissie geïnformeerd over het rapport dat de Inspectie over deze
kwestie heeft uitgebracht. Op grond van dit rapport en de door de NVAO
verschafte informatie concludeerde ik dat geen verdere actie mijnerzijds
nodig is. 

Op de specifieke punten in de brief van 1 maart reageer ik als volgt. De
feiten in deze zaak zijn naar mijn oordeel zorgvuldig onderzocht. In
eerste instantie heeft de QANU de klacht van mevr. O. onderzocht, welk
onderzoek door de NVAO is gevalideerd. Daarna heeft de Inspectie op mijn
verzoek een onafhankelijk onderzoek ingesteld. De Inspectie heeft de
zaak naar mijn oordeel grondig onderzocht en de relevante informatie
bestudeerd. 

Ik waardeer het dat mevr. O. zich verantwoordelijk voelt voor de
kwaliteit van het onderwijs bij de Open Universiteit en zich heeft
ingespannen om haar zorgen bij de diverse instanties naar voren te
brengen. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de OU de nodige
verbeteringen heeft ingevoerd, mede dank zij de signalen van mevr. O.  

De vraag wat de grond was voor het ontslag van mevr. O. valt buiten mijn
beoordeling. Dat is een zaak tussen betrokkene en de werkgever. Indien
de werkgever hierbij onzorgvuldig zou hebben gehandeld, zijn er
geëigende rechtsmiddelen voor betrokkene om dit aan de orde te stellen.
Ook reken ik het niet tot mijn taak om een oordeel te hebben over de
vraag of functionarissen van de OU gelogen zouden hebben tegen een
journalist.            

Vanzelfsprekend dient het onderzoek naar de kwaliteit van het onderwijs
door een visiterende en beoordelende instantie, in dit geval de QANU, zo
te worden ingericht dat alle betrokkenen hun opvattingen over de
kwaliteit van het onderwijs vertrouwelijk naar voren kunnen brengen,
zonder gevaar van repercussies. Dat is ook vastgelegd in de procedures
en voorschriften van de NVAO. Het is de taak van de NVAO om de
zorgvuldigheid van de werkwijze van de VBI’s te bewaken en er zijn in
dit geval geen tekortkomingen vastgesteld.    

De opvatting dat het controleapparaat in het hoger onderwijs
“machteloos en overbodig” is, zoals in de brief wordt gesteld, wordt
niet door de feiten ondersteund. Integendeel, uit meerdere evaluaties is
gebleken dat het accreditatiesysteem goed functioneert en een
belangrijke bijdrage levert aan de kwaliteit van het hoger onderwijs.   

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk