31945 Adv RvSt 19-02-09 Wijziging van de Meststoffenwet (differentiatie fosfaatgebruiksnorm)
Wijziging van de Meststoffenwet (differentiatie fosfaatgebruiksnorm)
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2009D22679, datum: 2009-05-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2009Z08701:
- Indiener: G. Verburg, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Medeindiener: J.M. Cramer, minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
- Volgcommissie: vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (2008-2010)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2008-2010)
- 2009-05-13 14:30: Aanvang vergadering: regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-05-19 16:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2008-2010)
- 2009-05-28 13:30: Aanvang middagvergadering: regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-06-03 14:20: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-06-09 14:00: Wijziging van de Meststoffenwet (differentiatie fosfaatgebruiksnorm) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2008-2010)
- 2009-06-30 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-06-30 16:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2008-2010)
- 2009-07-01 10:45: Wijz. Meststoffenwet; differentiatie fosfaatgebruiksnorm (31 945) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2009-07-02 23:55: Einde vergadering: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
No.W11.08.0555/IV 's-Gravenhage, 19 februari 2009 Bij Kabinetsmissive van 23 december 2008, no.08.003713, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet, houdende wijziging van de Meststoffenwet (differentiatie fosfaatgebruiksnorm), met memorie van toelichting. De voorgestelde wijzigingen van de Meststoffenwet strekken er vooral toe om ter uitvoering van de Kaderrichtlijn water de fosfaatgebruiksnormen aan te scherpen en differentiatie van die normen mogelijk te maken naar de fosfaattoestand van de grond. Er wordt ook een basis opgenomen voor de differentiatie van zowel stikstofgebruiksnormen als fosfaatgebruiksnormen naar gewasopbrengst. Die mogelijkheid zal nog op de aspecten van milieu, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid worden onderzocht. Het wetsvoorstel regelt ook een grondslag om bij bedrijven die meer dierlijke meststoffen mogen gebruiken dan volgens de algemene normen van de Nitraatrichtlijn is toegestaan de kosten in rekening te brengen die verbonden zijn aan een verplichte monitoring van die bedrijven. Uit de memorie van toelichting kan worden opgemaakt dat de voorgestelde wijzigingen in het gebruiksregime de weerslag zijn van het vierde actieprogramma ter uitvoering van de Nitraatrichtlijn, namelijk voor de periode 2010 tot en met 2013. Hierover is de regering thans in overleg met de Commissie van de Europese Gemeenschappen (hierna: EC). De Raad van State gaat ervan uit dat het wetsvoorstel weer aan hem ter advisering zal worden voorgelegd indien het overleg met EC leidt tot wezenlijke aanpassingen daarvan. Onder bovengenoemd voorbehoud onderschrijft de Raad de strekking van het wetsvoorstel, maar hij maakt een aantal opmerkingen onder meer met betrekking tot de uitvoering van de Kaderrichtlijn water en de regeling van de doorberekening van monitoringskosten. Daarnaast heeft hij opmerkingen van wetstechnische aard. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Implementatie Kaderrichtlijn water a. Tempo van de aanscherpingen In de memorie van toelichting wordt uiteengezet dat met de voorgestelde aanscherping van de fosfaatgebruiksnormen rekening is gehouden met het vermogen van het bedrijfsleven zich aan te passen. Daarmee wordt het fosfaatbeleid, zoals dat is meegenomen in het Derde actieprogramma ter uitvoering van de Nitraatrichtlijn en waarmee de EC tot nu toe heeft ingestemd, voortgezet. Zo zijn de fosfaatgebruiksnormen voor bouwland en grasland voor 2009 gelijk gehouden aan de normen van 2008. Met het oog op het aanpassingsvermogen van de sector is besloten de aanscherping van de normering voor bouwland voor 2010 en 2011 "binnen aanvaarbare grenzen" te houden. Om dezelfde reden en met het oog op het functioneren van de mestmarkt zijn de voorgenomen fosfaatgebruiksnormen niet volledig afgestemd op mestadviezen waarbij rekening is gehouden met fosfaattoestand van de grond. Naar de mening van de Raad zal de ruimte die in de eerstvolgende jaren aan het bedrijfsleven wordt geboden zich aan te passen niet los kunnen worden gezien van de totale aanpassingen in de bedrijfsvoering die noodzakelijk zullen zijn om de doelstellingen in de Kaderrichtlijn water betreffende de verbetering van oppervlaktekwaliteit volgens het in de toelichting aangegeven traject in 2015 te bereiken. Rekening zal moeten worden gehouden met de mogelijkheid dat de laatste aanscherpingen naar verhouding grotere lasten zullen meebrengen. Daarom adviseert hij in de memorie van toelichting in te gaan op de verhouding tussen de voorgenomen jaarlijkse aanscherping van normen voor fosfaatgebruik en de telkens daarvoor te verrichten inspanningen van het bedrijfsleven. b. Verhouding tot volumebeleid Als reden voor het niet volledig in acht nemen van bemestingsadviezen in de voorgenomen gedifferentieerde fosfaatgebruiksnormen wordt genoemd dat een strikte toepassing daarvan bij gelijkblijvende omstandigheden gepaard zou gaan met een aanzienlijke verkleining van de plaatsingsruimte voor dierlijke mest en tot een overmatige druk op de mestmarkt. Naar aanleiding hiervan merkt de Raad op dat de haalbaarheid van aanscherping van de gebruiksnormen mede is en wordt bepaald door de omvang van de dierlijke mestproductie en de wijze waarop die is gereguleerd. Met het oog daarop wijst de Raad erop dat de melkquotering, die jarenlang heeft gezorgd voor een mestvolumebeheersing van de melkveehouderij, vanaf 1 april 2008 tot 2015 geleidelijk zal worden afgeschaft. Deze indirect werkende regulering van de omvang van de melkrundveehouderij is tot dusver in het mestbeleid meegewogen bij de beantwoording van de vraag of naast het stelsel van dierrechten in andere sectoren ook productierechten voor het houden van rundvee noodzakelijk zijn. Gelet op het belang dat in het mestbeleid aan het functioneren van de mestmarkt wordt gehecht zal naar de mening van de Raad bij de thans voorgestelde aanscherping van de fosfaatgebruiksnormen tevens rekenschap moeten worden gegeven van de mogelijke gevolgen van het afschaffen van de melkquotering voor deze markt. De Raad adviseert in de memorie van toelichting op dit voor de uitvoering van de Kaderrichtlijn water relevante volumeaspect in te gaan. 2. Doorberekenen van monitoringskosten In het kader van het Derde actieprogramma ter uitvoering van de Nitraatrichtlijn heeft de EC bij derogatiebeschikking toegestaan om bepaalde landbouwgronden meer dierlijke meststoffen te gebruiken dan volgens de algemene normen van de Nitraatrichtlijn is toegestaan. Daaraan heeft zij onder meer de voorwaarde verbonden dat een monitoringsnetwerk werd opgezet en in stand gehouden voor de bemonstering van grondwater, bodemvocht, drainwater en sloten op de desbetreffende bedrijven. Volgens de memorie van toelichting is destijds, vlak voor de invoering van de aangepaste gebruiksnormen, ervan afgezien de kosten die aan dat monitoringsnetwerk zijn verbonden bij de betrokken bedrijven in rekening te brengen. Omdat wordt verwacht dat EC in haar nieuwe beschikking op het derogatieverzoek voor de jaren 2010 tot en met 2015 dezelfde monitoringsverplichting zal opleggen, wordt in het wetsvoorstel bepaald dat bij ministeriële regeling kan worden voorzien in de doorberekening van de kosten die samenhangen met het in stand houden van het monitoringsnetwerk aan degenen die op basis van de derogatie op hun bedrijf een grotere hoeveelheid dierlijke meststoffen kunnen gebruiken dan ingevolge de algemene gebruiksnormen voor stikstof is toegestaan. Ter rechtvaardiging wordt verwezen naar de lijn die is uitgezet in het rapport "Maat Houden, Een Kader voor doorberekening van toelatings- en handhavingskosten". Hierover merkt de Raad het volgende op. In dit geval is er een toelating (derogatie van de algemene gebruiksnormen) en post-toelating (monitoring) met een quasi-collectief karakter. Daardoor is er sprake van individueel toerekenbaar profijt of voordeel van de betrokken bedrijven. Aldus wordt voldaan aan het criterium voor het doorberekenen van (post-) toelatingskosten in het rapport "Maat Houden". In de toelichting wordt uiteengezet dat de bedoelde monitoringskosten een bedrag van in totaal ongeveer 15 miljoen euro belopen en dat de omslag per individueel bedrijf gemiddeld ongeveer 150 euro per jaar zal bedragen. Daartegenover staat een schatting van het profijt van ongeveer 7.350 euro per jaar voor een gemiddeld bedrijf van 35 ha, uitgaande van mestafzetkosten van 10 euro per kubieke meter. De Raad maakt hieruit op dat de in rekening te brengen kosten afgezet tegen het te bereiken voordeel naar verhouding niet hoog zijn. Met het oog op de proportionaliteit van de doorberekening binnen de doelgroep is het tevens van belang dat de criteria volgens welke de vergoeding in rekening wordt gebracht zoveel mogelijk aansluiten bij het geobjectiveerde individuele profijt van het genoten voordeel. Het ligt dan in ieder geval in de rede om, zoals al uit berekeningen in toelichting zou kunnen worden opgemaakt, een oppervlaktecriterium te hanteren. De Raad adviseert dat reeds in de wet vast te leggen. Verder ware in de toelichting nader op dit proportionaliteitsaspect van de in rekening te brengen vergoedingen in te gaan. 3. Overige opmerkingen a. artikel 1 (artikel I, onderdeel A) 1˚. De aanduidingen "Pw-getal" en "PAL-getal" zijn thans gedefinieerd in de Uitvoeringsregeling meststoffenwet. Nu zij in dit wetsvoorstel in de definities van "grond met lage fosfaattoestand" en "grond met neutrale fosfaattoestand" worden gebruikt, adviseert de Raad de definities van deze waardebepalingen ook in het wetsvoorstel op te nemen. 2˚. In de memorie van toelichting wordt medegedeeld dat de aanduidingen "Pw-getal" en "PAL-getal" voor de bepaling van de fosfaattoestand van de grond afhankelijk van de stand van de techniek kunnen worden vervangen en dat daarvoor een grondslag aanwezig is in artikel 35 van de Meststoffenwet. Gelet op het gebruik van de aanduidingen "Pw-getal" en "PAL-getal" in het wetsvoorstel adviseert de Raad te voorzien in een uitdrukkelijke wettelijke grondslag om deze aan te passen. b. artikel 13 (artikel I, onderdeel E) Het voorgestelde artikel 13, tweede lid, is nu nog voorwaardelijk geformuleerd omdat nog niet zeker is of de EC in haar nieuwe derogatiebeschikking een monitoringsverplichting op zal leggen. Indien die beschikking gedurende de wetgevingsprocedure afkomt en de bedoelde verplichting wordt opgelegd, adviseert de Raad met het oog op de rechtszekerheid bij nota van wijziging een concrete verwijzing naar die verplichting op te nemen. c. artikel 35 (artikel I, onderdeel F) Er wordt in de artikelen 10 tweede lid, en 11, derde en vierde lid, van het wetsvoorstel een grondslag opgenomen voor de differentiatie van zowel stikstofgebruiksnormen als fosfaatgebruiksnormen naar gewasopbrengst. De Raad adviseert om in aansluiting op die bepalingen te voorzien in een uitdrukkelijke wettelijke grondslag voor regels ter bepaling van de gewasopbrengst, evenals zulks wordt voorgesteld voor de bepaling van de fosfaattoestand van de bodem. d. Artikel II In de memorie van toelichting wordt vermeld dat het wetsvoorstel in verband met het met de EC gevoerde overleg over het vierde actieprogramma uiterlijk 1 januari 2010 kracht van wet moet hebben gekregen en in werking moet zijn getreden. Tegen deze achtergrond behoeft de bepaling dat de wet op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, toelichting. De Raad adviseert hierin alsnog te voorzien. Overigens wijst de Raad erop dat bij een inwerkingtreding van artikel 11 eerder dan op 1 januari 2010 een voorziening moet worden getroffen voor de fosfaatgebruiksnormen voor het jaar 2009. Nu is daarvoor een regeling opgenomen in het geldende artikel 11, derde lid. 4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State, Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende no.W11.08.0555/IV met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft. In artikel 11, derde lid, tot uitdrukking laten komen dat dit artikelonderdeel betrekking heeft op gronden met een neutrale fosfaattoestand. In artikel 11, vijfde lid, "vastgesteld" vervangen door: toegestaan. Verder aansluiten op de taalkundig juiste formulering in het huidige vijfde lid. In artikel 13, tweede lid, consequent "dierlijke meststoffen" schrijven. Richtlijn nr. 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L 327). Richtlijn nr. 91/676/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PbEG L 375). Paragraaf 1. Inleiding. Zie ook de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 22 januari 2009 (kamerstukken II 2008/09, 28385, nr. 128. Paragrafen 2.1 en 3.1.2. Paragrafen 2.3 en 3.1. Artikel 4, eerste lid. Tabellen 5 en 6 in paragraaf 3.1.2 van de memorie van toelichting. Paragraaf 3.1. Brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan de Voorzitter van Tweede Kamer van 25 november 2008 (kamerstukken II 2008/09, 21501-32, nr. 310). O.a. brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 19 mei 2004 (kamerstukken 28 385, nr. 26, blz. 17 en 18). Paragraaf 3.3. Artikel 13, tweede lid (artikel I, onderdeel E). Staatscourant 2000, 90, blz. 9. Respectievelijk paragraaf 3.3 en 4.3. Artikel 1, eerste lid, onder s en t (artikel I, onderdeel A). Toelichting op artikel I, onderdeel A. Artikel I, onderdeel E. Paragraaf 1, voorlaatste alinea. PAGE PAGE 2 AAN DE KONINGIN ........................................................................ ...........