Overzicht toestemmingen die aanhaken bij de omgevingsvergunning
Wet tot vaststelling van overgangsrecht en tot wijziging van diverse wetten ten behoeve van de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Invoeringswet Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht)
Bijlage
Nummer: 2009D25022, datum: 2009-05-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2009Z09555:
- Indiener: J.M. Cramer, minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
- Medeindiener: R.H.A. Plasterk, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (2008-2010)
- 2009-05-26 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-06-10 11:30: Procedurevergadering VROM (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (2008-2010)
- 2009-06-10 12:00: Vaststelling van overgangsrecht en wijziging van diverse wetten ten behoeve van de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (2008-2010)
- 2009-06-24 11:30: Procedurevergadering VROM (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (2008-2010)
- 2009-06-29 10:00: WABO (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (2008-2010)
- 2009-07-02 23:55: Einde vergadering: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (đ origineel)
BIJLAGE 3 Overzicht toestemmingen die aanhaken bij de omgevingsvergunning De memorie van toelichting bij het oorspronkelijke wetsvoorstel Wabo geeft in een meer uitgebreide lijst aan welke toestemmingen zullen worden aangehaakt bij de omgevingsvergunning: Wet bodembescherming (Wbb) Ontheffing art. 65, eerste lid Wet inzake de luchtverontreiniging (Wet luvo) Grondslag voor vergunning t.a.v. handelingen met toestel of brandstof art. 13, tweede lid, onder b Wet milieubeheer (Wm) Ontheffing van regels pmv art. 1.3, eerste lid Ontheffing verbod lozen afvalwater art. 10.63, eerste lid Ontheffing verbod verbranden afvalstoffen art. 10.63, tweede lid Ontheffing verbod storten afvalstoffen art. 10.63, derde lid Melding activiteit m.b.t. niet vergunningplichtige inrichting (zgn. 8.40-inrichtingen) art. 8.41, eerste lid Wet milieugevaarlijke stoffen (Wms) Grondslag voor Wms-vergunning art. 24, tweede lid, onder c Wet geluidhinder (Wgh) Grondslag voor vergunning art. 2, tweede lid, onder b Besluit tot vaststelling van hogere waarden o.a. art. 45, 83, 85 en 110a Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet) Vergunning m.b.t handelingen in een beschermd natuurgebied art. 16 Vergunning m.b.t. handelingen met gevolgen voor habitats en soorten art. 19d Flora- en faunawet (Ff-wet) Kennisgeving art. 26 Ontheffing art. 75, derde lid Inmiddels heeft zich een aantal ontwikkelingen voorgedaan waardoor deze lijst aanpassing behoeft. Deze hangen vooral samen met (voorgenomen) moderniseringen van de betrokken stelsels. Zo geldt voor een aantal van bovengenoemde toestemmingen dat het toestemmingsvereiste door verdere deregulering binnen afzienbare tijd zal vervallen. Dit geldt voor de grondslag voor het genoemde vergunningstelsel van de Wgh en het vergunningstelsel voor de Wet luvo. Een wetsvoorstel dat deze regelingen vervangt door een regeling in Hoofdstuk 9 Stoffen en Producten van de Wm (zonder vergunningstelsel) is op 10 juni 2008 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2007/08, 31 501,nrs 1 en 2). Ook wat betreft de besluiten tot vaststelling van hogere waarden (Wet geluidhinder) is voorgenomen deze te moderniseren in het kader van het project SWUNG (âSamen Werken in de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleidâ): individuele beschikkingen in dit kader gaan waarschijnlijk in de toekomst op termijn vervallen. Het vergunningstelsel van de Wms is opgenomen in Hoofdstuk 9 Stoffen en Producten van de Wm en op 1 juli 2008 in werking getreden (Stb. 2007, 181). Hiervan is gebleken dat dit vergunningstelsel vooralsnog niet concreet zal worden ingevuld behalve voor genetisch gemodificeerde organismen (ggoâs). Daarvan is reeds eerder in de memorie van toelichting bij de Wabo aangegeven dat deze toestemming voor het verrichten van handelingen met ggoâs niet dient aan te haken bij de omgevingsvergunning. Wat betreft de ontheffingsstelsels van de Wm is voor de ontheffingsstelsel ex artikel 10.63 geconcludeerd dat de ontheffingen in de praktijk niet of nauwelijks worden verleend en/ of het ontheffingenbeleid is gericht op terugdringing. Het storten buiten inrichtingen vindt niet of nauwelijks plaats. Ook wordt het verbranden buiten inrichtingen teruggedrongen ter bevordering van alternatieven. Voor de gevallen waarin de ontheffingverlening nog opportuun wordt geacht (verbranden gerooid hout) is er nauwelijks samenloop met de aanvraag om omgevingsvergunning. De ontheffingen voor het lozen van afvalwater zijn met het in werking treden van de nieuwe afvalwater-amvb's nagenoeg verdwenen. De meeste lozingen zijn dan algemeen geregeld. De ontheffingen van regels die in de provinciale milieuverordening (Pmv) zijn opgenomen met betrekking tot grondwaterbeschermingsgebieden of gesloten stortplaatsen zullen aanhaken bij de omgevingsvergunning. Daarnaast zal via de invoeringswet aan de provincies de mogelijkheid worden geboden om ook andere ontheffingstelsels uit de Pmv te laten aanhaken bij de omgevingsvergunning. Zie verder de toelichting op de wijzigingen van Wm. Ten aanzien van de ontheffing op grond van artikel 65, eerste lid, van de Wbb is bij nader inzien geconcludeerd dat hier in de praktijk niet of nauwelijks sprake zal zijn van samenloop, dan wel voor die gevallen dat wel sprake kan zijn van samenloop, de stelsels niet goed op elkaar aansluiten. Voorbeelden van een ontheffing waarin geen sprake is van praktische samenloop zijn het op de bodem brengen van dierlijke meststoffen en het definitief lozen van vloeistoffen op en in de bodem buiten inrichtingen. Wat betreft de ontheffingen en meldingen in het kader van het op 1 januari 2008 deels in werking getreden Besluit bodemkwaliteit, kan er wel sprake zijn van samenloop. Dit geldt niet voor de persoonsgebonden erkenningsregeling voor het uitvoeren van werkzaamheden, maar dit kan wel gelden voor de regeling voor het toepassen van bouwstoffen (grond en baggerspecie). Het betreft hier overigens vooral een meldingsregeling met een belangrijke rol voor het Rijk als meldinstantie (SenterNovem). De meldingsplicht geldt overigens alleen voor bepaalde bouwstoffen en niet de in het besluit gedefinieerde âschoneâ grondstoffen. Ook wat betreft de in het Besluit opgenomen ontheffingen, die overigens niet zo vaak voor zullen komen, heeft de Minister van VROM de toestemmingsbevoegdheid. Om redenen van de bevoegdheidsverdeling en de opbouw van het stelsel voor bouwstoffen (met vooral een daarin centraal staande meldingsregeling) is ervoor gekozen om geen rechtstreekse koppeling te leggen, maar overigens wel te bezien of in ICT-kader zaken kunnen worden gelinkt. Dit om de digitale toegankelijkheid voor het betrokken bedrijfsleven (ter wille van het zoveel mogelijk nastreven van Ă©Ă©n overheidsloket) te vergroten. Dit zal niet alleen de dienstverlening vergroten, maar waarschijnlijk ook de naleving van de regelgeving. Ten aanzien van de bodemsaneringsregeling is inmiddels aan de Kamer medegedeeld (brief van 4 januari 2008 over de voortgang van de bodemsanering, Kamerstukken II 30 015, nr. 20) dat de wenselijkheid zal worden onderzocht om de procedures bij saneringen door derden te laten aanhaken bij de Wabo, bijvoorbeeld in geval van saneringen in combinatie met bouwplannen. Dit onderzoek zal - gelet op samenhang met de overige ontwikkelingen beschreven in voornoemde brief - naar verwachting in 2009 worden gestart. De vergunning ingevolge de Nb-wet 1998 en de ontheffing van de Ff-wet haken wel aan bij de omgevingsvergunning. Niet zal aanhaken de kennisgeving ingevolge de Ff-wet omdat deze in de praktijk niet of nauwelijks blijkt te worden toegepast en bovendien sprake is van een nogal afwijkende procedure (van tevoren melden en bij geen reactie: toegestaan). PAGE PAGE 131